Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Carte Orange unit 3 (3e)
› 3 apprendre 1 t/m 5 (niet 3)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Carte Orange unit 3 (3e)
, deel 1
3 apprendre 1 t/m 5 (niet 3)
Jaar 3 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la jeunesse = de jeugd ancien, ancienne = (achter het znw.) oud mêler = mengen les loisirs (m) = de vrijetijdsbesteding, de vrije tijd s'éclater = zich uitleven, uit je dak gaan en plein air = in de open lucht complètement = helemaal gratuit = gratis le fait = het feit contribuer = bijdragen annuel, annuelle = jaarlijks se ruiner = zich ruïneren l'atelier (m) = de workshop (het atelier) ajouter = toevoegen la préférence = de voorkeur se réjour de (als finir) = zich verheugen op rattraper = inhalen quotidien = dagelijks hebdomadaire = wekelijks mensuel =maandelijks vivant = levend ils vivent = zij leven, zij wonen l'ours (m) = de beer la victime = het slachtoffer survécu = overleefd apporter = brengen la preuve = het bewijs se présenter = zich voorstellen rapide = snel rapidement = snel (bijwoord) le dentiste = de tandarts animalier, animalière = dier patient = geduldig patiemment = geduldig (bijwoord) longtemps = lang, lange tijd l'appereil-photo (m) = het fototoestel spécial (mmv spéciaux) = speciaal se déclencher = in werking treden cacher = verbergen régulièrement = regelmatig (bijwoord) crier = schreeuwen la joie = de vreugde l'altitude (v) = de hoogte peser = wegen sembler = lijken, schijnen grâce à = dank zij geloven = croire donker, donkerharig = brun de baard = la barbe de snor = la moustache slank = mince de haren = les cheveux (m) kort = court gekleed = habillé gewoon, normaal = normal (m. mv, normaux) de vent = le type oud = vieux, vieille een grapje maken = plaisanter jij vind het leuk, het bevalt je = ça te plaît rossig, roodharig = roux, rousse krullend = bouclé de huid = la peau de lengte = la taille gemiddeld = moyen, moyenne de glimlach = le sourire open, vrij = franc, franche grappig = marrant opschieten, kunnen opschieten met = s'entendre avec Ken je hem? / Ken je haar? = Tu le connais? / Tu la connais? Hij heeft donkere ogen. = Il a les yeux noirs. Hij heeft een baard en een snor. = Il a une barbe et une moustache. Hij ziet er nogal sportief uit. = Il a l'air plutôt sportif. Hij is slank. = Il est mince. Hij is dik. = Il est gros. Hoe ziet zij eruit? = Elle est comment? Ze is knap. = Elle est jolie. Ze heeft krullend haar. = Elle a les cheveux bouclés. Ze is middelmatig groot. = Elle est de taille moyenne. Ik kan goed met haar opschieten. = Je m'entends bien avec elle. Hoe is hij gekleed? = Il est habillé comment?
Ingezonden op 08-12-2015 - 222x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!