Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Pallas Grieks 1
› 17 Woorden 17,18,19
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Pallas Grieks 1
17 Woorden 17,18,19
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ἧλθον (stam ἐλθ-) = ik kwam {aor. bij ἔρχομαι} ἔπιον = ik dronk {aor. bij πίνω} ἀφικόμην = ik kwam aan {aor. van ἀφικνέομαι} ἔλαβον = ik nam; ik pakte (vast) {aor. van λαμβάνω} ὑπολαμβάνω = antwoorden ὑπελαβον = ik antwoordde {aor. van ὑπολαμβάνω} ἤγαγον (stam ἀγαγ-) = ik bracht; ik leidde {aor. van ἄγω} σχεδόν +gen. = dichtbij; bijna {bijwoord} ἐξ οὗ = sinds; vanaf het moment dat εἶπον (stam εἰπ-) = ik zei; ik sprak {aor. bij λέγω} ἀπέθανον = ik stierf {aor. bij ἀποθνῄσκω} οὗτος, αὕτη, τοῦτο = deze; dit; die; dat; hij (hier/daar); zij (hier/daar); het (hier/daar) ἀπωλόμην (stam ὀλ-) = ik kwam om {aor. van ἀπόλλυμαι} ἔφυγον = ik vluchtte {aor. van φεύγω} ἀποφεύγω = wegvluchten ἀπέφυγον = ik vluchtte weg {aor. van ἀποφεύγω} ἐγενόμην = ik werd; ik werd geboren; (ik) gebeurde {aor. van γίγνομαι} εἷλον (stam ἑλ-) = ik nam; ik nam in {aor. bij αἱρέω} ἀδύνατος = niet in staat; onmogelijk καρτερός = sterk; krachtig πῶς...: = hoe...? εἶδον (stam ἰδ-) = ik zag {aor. bij ὁράω} ὁ δέ = hij; de ander {ander onderwerp dan in de voorafgaande zin} ἐπαινέω = goedkeuren; prijzen μᾶλλον...ἤ = liever...dan ἡ νίκη = overwinning ἔσχον (stam σχ-) = ik kreeg; ik had gekregen {aor. van ἔχω} οὔποτε = nooit μήποτε = nooit {bij gebiedende wijs} πολύ +superlativus = verreweg ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο = die; dat; hij (daar); zij (daar); het (daar) παύομαι +gen. = ophouden (met); stoppen (met) παύομαι ἕνεκα +gen. = ophouden terwille van; ophouden wegens; stoppen terwille van; stoppen wegens σφόδρα = zeer; erg {bijwoord} μίσεω = haten ἔνθα (betr.vnw) = daar; waar δύο (gen./dat. δυοῖν) = twee εἴκοσι(ν) = twintig {wordt niet verbogen} ἐπισκοπέω = bekijken; overwegen ἔδεισα (aor.) = ik werd bang ἐπιχειρέω +dat. = de hand slaan aan; aanvallen ἐπιχειρέω +inf. = ondernemen; overgaan tot; proberen ἀνοίγω = openen ἕπομαι, (imp. εἱπόμην) +dat. = volgen; meegaan met ὁ θρόνος = troon; zetel τὸ φάρμακον = kruid; geneesmiddel; vergif τύπτω, aor. ἔτυψα = slaan εἶχον = ik had; zij hadden {imp. van ἔχω} οἷος = zo(danig) als ὁ νεανίας = jongeman διά +gen. = door(...heen) ἡ ὕλη = hout; bos ὑπισχνέομαι +inf. = beloven te ἐσθλός = edel; voortreffelijk θνητός = sterfelijk ὁ θνητός = sterveling; mens χαλεπός = lastig; moeilijk βοάω, aor. ἐβόησα = schreeuwen ἔνδον = binnen {bijwoord} χρυσοῦς = gouden ἴθι = kom op! {bij gebiedende wijs} πολλάκις = vaak; dikwijls ποτέ = eens; ooit; soms ἄγε/ἄγετε (δή) = vooruit! {bij gebiedende wijs} ὁ ἥρος (ἥρωοσ) = held γε = tenminste; {geeft nadruk aan het voorafgaande woord} οὐ μόνον...ἀλλὰ καί = niet alleen...maar ook ὁ ὅρκος = eed βουλεύω/βουλεύομαι = beramen; beraadslagen; besluiten ὑμέτερος = (van) jullie {bezitt. vnw.} πυνθάνομαι = ondervragen; vernemen πόθεν: = waarvandaan? βαρύς (βαρέοσ) βαρεῖα βαρύ (βαρέοσ) = zwaar {m-v-o} ἄγριος = wild; woest παντοῖος = allerlei κατά +acc. = verspreid over; ter hoogte van; volgens; wat betreft παρίσταμαι +dat. = bijstaan; helpen Διός, Διί, Δία = Zeus {gen.-dat.-acc.} πολύ +compar. = veel αἱρέω = (in)nemen ἡ βία = kracht; geweld καταβάλλω = naar beneden gooien; neergooien ἐσθίω = eten εὔχομαι (+dat.) = bidden (tot) ἀναγκαῖον ἐστι(ν) +A.c.I. = het is noodzakelijk dat; het is onvermijdelijk dat ἀπόλλυμαι = omkomen; te gronde gaan δῆλόν ἐστι(ν) +A.c.I. = het is duidelijk dat ὁ λίθος = steen ἐλαύνω = rijden; (voort)drijven ἐμαυτῷ ἐμαυτῇ = (aan) mijzelf {dat. m+v} δεῖ +inf./A.c.I. = het is nodig dat; men moet; het moet ὅδε ἥδε τόδε = deze; dit {m-v-o} ὑπό +dat. = onder; aan de voet van ἅμα +dat. = tegelijk/samen met; tegelijk met; samen met ἡ ἑστέρα = avond χρή +inf./A.c.I = het is nodig; het moet πίνω = drinken γλυκύς (γλυκέοσ) γλυκεῖα γλυκύ (γλυκέοσ) = zoet {m-v-o} ἥδομαι +dat. = blij zijn met; zich verheugen in/over; zich verheugen in; zich verheugen over καλέω = roepen καλέω + 2 acc. = noemen ὀξύς (ὀξέοσ) ὀξεῖα ὀξύ (ὀξέοσ) = scherp; fel {m-v-o} τὸ πῦρ = vuur ὁ ὀφθαλμός = oog τὸ αἷμα (αἵματοσ) = bloed ῥέω = stromen περί +acc. = (rond)om; met betrekking tot εὐθύς = onmiddellijk {bijwoord} ἔξω +gen. = buiten {bijwoord} ἡ νύξ (νυκτόσ) = nacht ἄφρων (ἄφρονοσ) = onverstandig; dwaas ἡγέομαι +dat. = leiden; voor(op)gaan ἡγέομαι +inf./A.c.I. = menen ἡγέομαι + 2 acc. = beschouwen als
Ingezonden op 14-12-2015 - 434x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!