Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Intertaal Engels
› 9 Marketing en consument
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Intertaal Engels
9 Marketing en consument
Jaar 2 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Segment = Segment Potentiële klant = Potential customer Verbruik, consumptie=Consumption Koper (m/v)=Purchaser; buyer Koopkracht = Purchasing power Demografisch = Demographic Onderscheiden, verschillend = Distinct Marginale marktsector, niche, kleine deelmarkt = Niche Zich richten op, bedienen = cater for; cater to Concurrentie = Competition Sterk , taai = Tough Concurrerend, concurrent = Rival Concurrent = competitor Concurrerend = Competitive Marketing = Marketing Marketing mix (de combinatie van marketinginstrumenten) = Marketingmix Prijsvermindering; prijsverlaging = Price-cutting Prijsstelling = Pricing Verkoopcampagne = Sales drive Dalend, afnemend = Falling Vaststellen, vastleggen = pitch (proef)monster, staal, voorbeeld = Sample Gratis monster; staal = Free sample Verpakking = Packaging Reclamecampagne = Promotion scheme Verpakken, inpakken (in standaardverpakking) = package Het merken, voorzien van een merknaam = Branding Promotie, reclame = Promotion Promotiecampagne, reclamecampagne = Promotion drive (reclame)geschenk, cadeau, present(je) = Gift Speciale aanbieding = Special offer Demonstratie = Demonstration Betaalde/onbetaalde service na koop of levering; klantenservice = After-sales service Marktonderzoek = Market research Consumentenonderzoek = Consumer research Consumentenacceptatie = Consumer acceptance Consumentengedrag = Consumer behavio(u)r Onderzoeken; onderzoek = Survey Uitvoeren, doen = carry out Verkoopprognose = Sales forecast Vraaggesprek, interview = Interview Opiniepeiling = Opinion poll Vragenlijst = Questionnaire Doelgroep = Target group Voorspellen, verwachten = forecast Steekproef = Sample Steekproef(methode) = Sampling Interviewer, vragensteller, enquêteur = Interviewer Smaaktest = Taste test Onbevooroordeeld = Unbiased Vooroordeel,bevooroordeeldheid, vooringenomenheid; vertekening (van onderzoeksgegevens) = Bias Doelgroep = Target population Verwerken = process Presenteren, aanbieden = present Groeperen, in groepen verdelen, classificeren = group Drafiek, diagram, grafische voorstelling = Graph Diagram, grafiek = Diagram Onderverdelen, uitsplitsen = break down Afbeelding, weergave = Display Rij = Row Voorstellen, weergeven, afbeelden = represent Verdeling, uitsplitsing, (statische) analyse, specificatie = Breakdown Rekening houden met = Take into account Spreading, verspreiding = Spread Verspreiding = Dispersion Verhouding; verhoudingscijfer = Ratio Handelsbeurs = Trade fair Tentoonstelling = Exhibition Exposant (m/v) = Exhibitor (beurs)stand, tentoonstellingsstand = Stand Tentoonstellingsterrein, beursterrein = Trade fair grounds Tentoonstelling, show = Show Tentoonstellen, exposeren = exhibit Beursterrein, tentoonstellingsterrein = Trade fair site Informatie uitwisselen = Exchange information Openlucht- = Open-air Tentoonstellingshal = Exhibition hall Consumentenvraag = Consumer demand Behoeften = Wants Wensen, verlangens = Desires Smaak, voorkeur = Taste Consumptieve uitgaven/bestedingen = Consumer spending Kosten van (het) levensonderhoud = Cost of living Koopkracht = Spending power Zicht (kunnen) veroorloven = afford Levensstijl, manier van leven = Lifestyle Levensstandaard = Standard of living Etalages kijken = Window-shopping Consumptief krediet, consumentenkrediet = Consumer credit Consumentenleningen = Consumer borrowing Huurkoop, op afbetaling = Hire purchase ;installement plan Verkoop op krediet = Credit sale Verkoop op afbetaling = Sale by instalments ;Sale on installments Aanbetaling, waarborg = Deposit;Down payment Termijn (betaling) = Instalment Klantenrekening = Budget account Leasen; huren ; lease-overeenkomst; huurovereenkomst = lease Leasing = Leasing Huishouden = Household Spaargeld = Savings Budgetteren, begroten, een begroting opstellen = budget
Ingezonden op 09-01-2016 - 603x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!