Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Intertaal Engels
› 11 Distributie en handel
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Intertaal Engels
11 Distributie en handel
Jaar 2 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
distributie = distribution fabrikant, producent = manufacturer fabrikaten, fabrieksproducten = manufactured goods groothandel = wholesale trade in het groot, in grote hoeveelheden = wholesale, in bulk groothandelaar = wholesaler opslaan = warehouse detailhandelaar, detaillist, kleinhandelaar = retailer detailhandel = retail trade supermarkt = supermarket detailhandels- = retail openingstijden = opening hours koopavond = late-night shopping zondagsopenstelling = Sunday opening warenhuis = department store filiaalbedrijf, keten = multiple store, chain store gespecialiseerd = specialized klein warenhuis met beperkt assortiment = variety store markt, afzetgebied = market stalletje, kraam = stand directe distributie = direct distribution postorder = mail order postordercatalogus = mail-order catalogue (GB), catalog (US) postorderbedrijf = mail-order company, mail-order house parttime vertegenwoordiger = part-time agent huis-aan-huisverkoop = doorstep selling, door-to-door selling rechtstreeks verkopen = sell direct circulaire, directe mail = mail shot, direct mail thuiswinkelen = home shopping partyverkoop = party selling, party plan veiling = auction bieden, een bod uitbrengen = bid hoogste bieder = highest bidder hoger bieden (dan) = outbid kavel = lot eerste bod = opening bid tussenhandelaar = middleman opdrachtgever = principal agent, tussenpersoon, vertegenwoordiger = agent provisie, commissie = commission winkelwagentje = trolley, shopping cart zelfbedienings- = self-service kasse (bij de uitgang) = check-out kassa = cach point kasregister = cash register plank, schap = shelf gangpad, gang = aisle toonbank, afdeling = counter display, uitstalling = display verkoper, verkoopster, winkelbediende = assistant verkoop, afzet = sales omzet = turnover adviesprijs = recommended retail price prijzen, prijzen vaststellen = price bedrijfskosten = running expenses dekken, eruit halen = cover stuksprijs, eenheidsprijs = unit price BTW = VAT value added tax omzetbelasting = sales tax prijsbepalingsmethode, prijsvaststellingsmethode = price-fixing method
Ingezonden op 09-01-2016 - 591x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!