Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Nederlands woordenschat 5e klas periode 1
› 3 Begrippen DB antwoord vraag TOETSWEEK 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Nederlands woordenschat 5e klas periode 1
3 Begrippen DB antwoord vraag TOETSWEEK 2
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Proza = teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de breedte van het papier. Poëzie = regellengte onafhankelijk van bladspiegel Vorm = hoe van een tekst Inhoud = wat van een tekst Zakelijke teksten = echt bestaat/gebeurd, zoals krantenartikel Fictionele teksten = iets is door de schrijver (gedeeltelijk) verzonnen Epiek = alle teksten waarin een verhaal verteld wordt Lyriek = verzamelnaam voor teksten waarin RECHTSTREEKS gevoelens worden uitgedrukt. Dramatiek = overkoepelende term voor alle toneelstukken Didactiek = zakelijke teksten met een boodschap Sprookje = goed kwaad, arm rijk, er was eens.. Sage = verhaal over belangrijke personen en indrukwekkende gebeurtenissen, meestal naam wel bestaand Parafrase = in eigen woorden weergeven van de inhoud Versleer = bestuderen van bijzondere taalkenmerken van een gedicht Interpretatie = het bepalen van de betekenis als die uit de parafrase niet zonder meer duidelijk is Versregels = alle woorden die op één regel staan Strofen = alinea’s in gedicht Distichon = strofe van twee regels Terzet = strofe van drie regels Kwatrijn = strofe van vier regels Volrijm = sinterklaasrijm Assonantie, klinkerrijm = beklemtoonde klinkers zijn aan elkaar gelijk Beginrijm, alliteratie = beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen zijn gelijk. Rijmschema = rijmklanken aan het slot van een vers in bepaalde volgorde (abba bv) Gekruist rijm = abab Omarmend rijm = abba Gepaard rijm = aabbcc Enjambement = de regels worden afgebroken op een plaats waarin de zin juist géén pauze valt Stijlleer, stilistiek = stijlfiguren en beeldspraak In medias res = midden in verhaal beginnen Post rem = beginnen met einde Ab ovo = normale chronologische volgorde Thema = Dat waar het literaire werk wezenlijk over gaat
Ingezonden op 12-01-2016 - 1720x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!