Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Crea Bea Schoolea, deel Engels ww

0 Irregular verbs tt › vt

Jaar 2 (Gymnasium)

d › t:
bouwen = build - built
buigen = bend - bent
lenen = lend - lent
opbouwen = rebuild - rebuilt
sturen = send - sent
uitgeven, doorbrengen = spend - spent

klinker › a:
worden = become - became
beginnen = begin - began
drinken = drink - drank
geven = give - gave
rennen = run - ran
zingen = sing - sang
laten zinken = sink - sank 
zitten = sit - sat
zwemmen = swim - swam 
bellen = ring - rang
klinker › e: 
blazen = blow - blew
tekenen = draw - drew
vallen = fall - fell
groeien = grow - grew
vasthouden = hold - held
weten = know - knew 
gooien = throw - threw 
klinker › o: 
rijden = drive - drove 
vergeten = forget - forgot
bevriezen = freeze - froze
krijgen = get - got 
schijnen = shine - shone 
herschrijven = rewrite - rewrote 
rijden = ride - rode 
wakker worden = wake - woke 
winnen = win - won 
schrijven = write - wrote 
klinker › ou: 
brengen = bring - brought 
kopen = buy - bought 
vinden = find - found
vechten = fight - fought 
denken = think - thought 
klinker › au: 
vangen = catch - caught 
lesgeven = teach - taught 
dubbele klinker › enkele klinker: 
kiezen = choose - chose
voeren = feed - fed
ontmoeten = meet - met 
schieten = shoot - shot 
blijft hetzelfde: 
slaan = hit - hit 
wedden = bet - bet 
snijden = cut - cut 
kosten = cost - cost 
uitzenden = broadcast - broadcast 
passen = fit - fit 
pijn doen = hurt - hurt 
laten, verhuren = let - let 
zetten, leggen = put - put 
lezen = read - read 
zetten = set - set 
+t: 
branden = burn - burnt
leren = learn - learnt 
bedoelen = mean - meant
ruiken = smell - smelt 
spellen = spell - spelt 
ay › aid: 
zeggen = say - said
leggen = lay - laid
betalen = pay - paid 
ake › ook: 
schudden = shake - shook
nemen = take - took
inhalen = overtake - overtook 
anders: 
zijn = be - was/were
doen = do - did
eten = eat - ate
gaan = go - went
voelen = feel - felt
vliegen = fly - flew
hebben = have - had
horen = hear - heard
liggen = lie - lay
verliezen = lose - lost
verlaten = leave - left
maken = make - made 
plakken, vastzitten = stick - stuck
zien = see - saw
laten zien = show - showed 
begrijpen = understand - understood 
dragen = wear - wore
houden, blijven = keep - kept 
slapen = sleep - slept 
verkopen = sell - sold
vertellen = tell - told 
bijten = bite - bit
verstoppen = hide - hid
aansteken = light - lit
breken = break - broke
spreken = speak - spoke
stelen = steal - stole

Ingezonden op 03-02-2016 - 869x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 22-02-2016.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Nog niet af!

Vakken

Crea Bea Schoolea, deel Engels ww

0 Irregular verbs tt › vt