Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Aah propaaaan
› 3 frans h3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Aah propaaaan
, deel Frans
3 frans h3
Jaar 3 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la jeunesse = de jeugd ancien, ancienne = oud mêler = mengen les loisirs = de vrije tijd s'éclater = zich uitleven en plein air = in de open lucht complètement = helemaal gratuit = gratis le fait = het feit contribuer = bijdragen annuel, annuelle = jaarlijks se ruiner = zich ruïneren l'atelier = het atelier ajouter = toevoegen la préférence = de voorkeur se réjouir = zich verheugen op rattraper = inhalen quotidien = dagelijks hebdomadaire = wekelijks mensuel = maandelijks bimensual = 2 keer per maand trimensual = een keer in de 3 maanden vivant = levend ils vivent = zij leven, zij wonen, l'ours = de beer la victime = het slachtoffer survécu = overleefd apporter = brengen la preuve = het bewijs se présenter = zich voorstellen rapide = snel rapidement = snel (bijwoord) le dentiste = de tandarts animalier = dier patient = geduldig patiemment = geduldig (bijwoord) longtemps = lang, lange tijd l'appareil-photo = het fototoestel spécial = speciaal se déclencher = in werking treden cacher = verbergen régulièrement = regelmatig (bijwoord) crier = schreeuwen la joie = de vreugde l'altitude = de hoogte peser = wegen sembler = lijken; schijnen grâce à = dank zij facile = makkelijk propre = eigen; schoon dangereux = gevaarlijk froid = koud violent = heftig; hevig indépendant = onafhankelijk bon = goed long = lang sûr = zeker premier = eerst meilleur = beter mauvais = slecht gentil = aardig; vriendelijk énorme = enorm prudent = voorzichtig facile = facilement propre = proprement dangereux = dangereusement froid = froidement violent = violemment indépendant = indépendamment bon = bien long = longtemps sûr = sûrement premier = premièrement meilleur = mieux mauvais = mal gentil = gentiment énorme = énormément patient = patiemment prudent = prudemment rapide = rapidement; vite geloven = croire donker; donkerharig = brun de baard = la barbe de snor = la moustache slank = mince de haren = les cheveux kort = court gekleed = habillé gewoon; normaal = normal de vent = le type oud = vieux, vieille een grapje maken = plaisanter jij vindt het leuk; het bevalt je = ça te plait rossig; roodharig = roux, rousse krullend= bouclé de huid = la peau de lengte = la taille gemiddeld = moyen, moyenne de glimlach = le sourire open; vrij = franc, franche grappig = marrant opschieten, kunnen...met = s'entendre avec ken je hem? = Tu le connais? hij heeft donkere ogen = Il a les yeux noirs hij heeft een baard en een snor = Il a une barebe et une moustache hij ziet er nogal sportief uit = il a l'air plutot sportif hij is slank = il est mince hij is dik = il est gros hoe ziet zij eruit? = Elle est comment? ze is knap = elle est jolie ze heeft krullend haar = elle a les cheveux bouclés ze is middelmatig groot = elle est de taille moyenne ik kan goed met haar opschieten = je m'entends bien avec elle hoe is hij gekleed? = Il est habillé comment? schattig; leuk = mignon, mignonne het asiel = le refuge in de steek laten = abandonner de vacht; de haren = les poils gezellig; sociaal = sociable uitlaten= promener rennen = courir meenemen = emmener het perron = le quai het station = la gare iemand = quelqu'un beschrijven = décrire hoog = haut het leer = le cuir de stof; het doek = la toile de zak = la poche de sleutel = la clé lijken op = ressembler à is hij van jou? = il est à toi? zij is heel schattig = elle est mignonne comme tout hij is groot en zwart = il est grand et noir hij heeft lange grijze haren = il a de longs poils gris ik zou graag een hond willen hebben = j'aimerais bien avoir un chien hij is ongeveer zo groot = il est grand comme ça hij is van leer/van stof = il est en cuir/ en toile wat voor kleur heeft hij? = il est de quelle couleur? er zit een zakje aan de voorkant = il y a une poche devant hij lijkt op mijn tas = il ressemble à mon sac ik heb mijn tas verloren = j'ai perdu mon sac een hond is gezelliger = un chien. c'est plus sociable
Ingezonden op 29-02-2016 - 330x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!