Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
bovenbouw Van alles en nog meer
› 9 Spaans Modulos 9 & 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
bovenbouw Van alles en nog meer
9 Spaans Modulos 9 & 10
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
poder = kunnen {geef hele ww} puedo - puedes - puede - podemos - podéis - pueden = kunnen {geef rijtje} querer = willen {geef hele ww} quiero - quieres - quiere- queremos - queréis - quieren = willen {geef rijtje} ¿Tiene habitaciones libres? = Heeft u nog kamers vrij? una habitación con ducha = een kamer met douche con desayuno = met ontbijt media pensión = half pension pensión completa = vol pension con cama de matrimonio = met tweepersoonsbed con tres camas = met drie bedden con vistas al mar = met uitzicht op zee ¿Quiere rellenar esta ficha? = Wilt u dit formuliertje invullen? ¿Dónde está el comedor/el bar?; ¿Dónde está el comedor?; ¿Dónde está el bar? = Waar is de eetzaal?; Waar is de bar?; Waar is de eetzaal/de bar? ¿Hay piscina? = Is er een zwembad? lunes = maandag martes = dinsdag miércoles = woensdag jueves = donderdag viernes = vrijdag sábado = zaterdag domingo = zondag el fin de semana = het weekend diez = tien veinte = twintig treinta = dertig cuarenta = veertig cincuenta = vijftig sesenta = zestig setenta = zeventig ochenta = tachtig noventa = negentig ciento = honderd honderdtien = ciento diez Hay un examen escrito al final del curso. = Er is een schriftelijk examen op het einde van het schooljaar. ¿Hay también una prueba oral? = Is er ook een mondelinge toets? ¿Tengo que hacer deberes? = Moet ik huiswerk maken? ¿Cuándo empieza el curso? = Wanneer begint de cursus? moeten = tener que; hay que; deber llamarse = heten {geef hele ww} me llamo - te llamas - se llama - nos llamamos - os llamáis - se llaman = heten {geef rijtje} el aula = het klaslokaal el cursillo = de cursus; de korte cursus; de (korte) cursus el curso = het studiejaar; de cursus el horario de clases = het lesrooster apuntar = noteren; opschrijven el ejercicio = de oefening el examen = het examen la prueba = de test; de toets la asignatura; la asignatura optativa; la asignatura (optativa) = het keuzevak; het vak; het (keuze)vak desde = vanaf; van individual = eenpersoons doble = tweepersoons el baño = de badkamer completo; completa = volledig; vol de acuerdo = akkoord; okay ver = zien varios; varias = meerdere; verscheidene libre = vrij valer = kosten por = voor ciento sesenta = honderdzestig ahora mismo = nu meteen los señores = mijnheer en mevrouw estupendo = geweldig; prachtig ¿En qué puedo servirle? = Waarmee kan ik u van dienst zijn? a ver ... = even zien ...; even kijken ... Vamos a ver ... = We gaan even kijken ...; We gaan eens kijken ... ¿Cuánto vale? = Wat kost het?; Hoe duur is het? entrar en = binnengaan la escuela = de school internacional = internationaal todavía = nog apuntarse = zich aanmelden para = voor; om {doel} matricularse; inscribirse = zich inschrijven elegir = kiezen la conversación = de conversatie; het gesprek la gramática = de grammatica la literatura = de literatuur la historia = de geschiedenis la cultura = de cultuur perfeccionar = verbeteren; vervolmaken intensivo; intensiva = intensief desde las ... hasta las ...;de ... a ... = van ... tot ... así = dergelijke; zo'n mire = kijk {aansporing u vorm} aquí tiene = ziehier; alstublieft el precio = de prijs tweehonderd euro = doscientos euros deber = moeten pagar = betalen por ciento = procent {%} el resto = de rest primero; primera = eerste la pensión = het pension la familia = de familie que = die {betr vnw} alquilar = verhuren mejor = beter la dirección = het adres alojarse = logeren; verblijven la lista = de lijst el número = het nummer la ciudad = de stad ¡Qué bien! = prima! parar = stoppen rellenar = invullen el formulario = het formulier la ficha de inscripción = het inschrijvingsformulier ¿Cómo se llama? = Hoe heet u? Tengo que apuntarme. = Ik moet me aanmelden.; Ik moet me inschrijven. Hay que elegir un curso. = Je moet een cursus uitkiezen; men moet een cursus uitkiezen ducharse = zich douchen levantarse = opstaan vestirse = aankleden despentarse = wakker worden afeitarse = scheren acostarse = slapen gaan
Ingezonden op 03-03-2016 - 1042x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
17-03-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!