Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans V5
› 5 Voc blad, P3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans V5
5 Voc blad, P3
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Nederlands/Frans VWO 5 Frans 7.1: de familie; het gezin = la famille een groot gezin = une famille nombreuse een familiefeest = une fête de famille fonder une famille = een gezin stichten la vie de famille = het gezinsleven avoir de la famille à = familie hebben in un membre de la famille = een familielid le planning familial = de geboorteregeling une famille monoparentale = een eenoudergezin une famille recomposée = een samengesteld gezin l'union libre = het ongehuwd samenwonen concubinage = het ongehuwd samenwonen de ouders = les parents de vader = le père de papa = le papa de moeder = la mère de mama = la maman parent, parente = verwant un parent proche/éloigné = een naaste verwant la paranté = de verwantschap un(e) parent(e) = een verwant(e) par alliance = aangetrouwd les liens de parenté = de familiebanden paternel, paternelle = vader-, van vaderskant maternel, maternelle = moeder-, van moederskant grand-mère maternelle = grootmoeder van moederkant getrouwd = marié(e) een bruidegom, een bruid=un marié, une mariée de echtgenoot=le mari de echtgenote=la femme een zwangere vrouw=une femme enceinte een echtpaar=un couple als stel samenwonen=vivre en couple l'époux = de echtgenoot l'épouse = de echtgenote le droit de garde = de voogdij Leur père a obtenu le droit de garde = Hun vader heeft de voogdij gekregen la pension alimentaire = de alimentatie het kind = l'enfant een enig kind = un enfant unique een kind opvoeden/grootbrengen = élever un enfant de baby = le bébé de zoon = le fils de jongen = le garçon het meisje, de dochter = la fille de broer = le frère de halfbroer = le demi-frère de zus = la soeur de halfzus = la demi-soeur fraternel, fraternelle = broederlijk un jumeau, une jumelle = een tweelingbroer/zus de vrais jumeaux = eeneiige tweelingen des soeurs jumelles = tweelingzussen majeur, majeure = meerderjarig un majeur, une majeure = een meerderjarige la majorité = de meerderjarigheid mineur, mineure = minderjarig un mineur, une mineure = een minderjarige interdit aux mineurs = verboden voor minderjarigen ainé, ainée = oudst, ouder l'ainé, l'ainée = de oudste, de oudere cadet, cadette = jongste, jongere le cadet, la cadette = de jongste, de jongere adoptif, adoptive = adoptief- de grootouders = les grands-parents de grootmoeder = la grand-mère de oma = la mamie; mémé de grootvader = le grand-père de opa = le papi; pépé un, une ancêtre = een voorouder les arrière-grands-parents = de overgrootouders un arrière-grand-père = de overgrootvader une arrière-grand-mère = een overgrootmoeder descendre de = afstammen van les descendants = de afstammelingen la descendance = de afstamming avoir une descendance nombreuse = vele afstammelingen hebben de kleinkinderen = les petits-enfants de kleindochter = la petite-fille de kleinzoon = le petit-fils les arrière-petits-enfants = de achterkleinkinderen un arrière-petit-fils = een achterkleinzoon une arrière-petite-fille = een achterkleindochter de oom = l'oncle de tante = la tante de neef (kind van broer/zus) = le neveu de nicht (kind van broer/zus) = nièce de neef, de nicht=le cousin, la cousine een volle neef=un cousin germain een achternicht=une cousine au 2e degré le parrain = de peter la marraine = de meter le filleul, la filleule = het petekind les beaux-parents = de schoonouders le beau-père = de schoonvader la beau-mère = de schoonmoeder le gendre = de schoonzoon la belle-fille = de schoondochter un mec = een kerel une nana = een meid l'âge ingrat = de puberteit mon fils est en plein dans l'âge ingrat = mijn zoon zit midden in de puberteit pubertaire = puberteits la puberté = de puberteit une association = een vereniging devenir membre d'une association = lid worden van een vereniging faire du sport = aan sport doen une maison de jeunes et de la culture = een jeugdhonk une discothèque = een discotheek danser = dansen aller en boîte = naar de disco gaan un conflit =een conflict un conflit de générations = een generatiekloof un problème = een probleem le dialogue =de dialoog l'autorité=de autoriteit l'autorité parentale = het ouderlijk gezag la révolte =de opstand critique =kritisch être critique à l'égard de qn = kritisch zijn ten opzichte van iemand la critique = de kritiek contredire qn =iemand tegenspreken Sa fille le contredit sans arrêt =Zijn dochter spreekt hem voortdurend tegen s'entendre bien/mal avec qn = Het goed/slecht met iemand kunnen vinden se confier à qn = vertrouwen op iemand la confiance = het vertrouwen avoir confiance en qn = vertrouwen hebben in iemand compréhensif = begripvol le compréhension = het begrip elle se plaint du manque de = ze beklaagt zich over het gebrek aan compréhension de ses parents = begrip van haar ouders l'incompréhension = het onbegrip remettre qn = iemand ter discussie stellen se brouiller = ruzie hebben elle s'est brouillée avec son copain = ze heeft ruzie met haar vriendje en vouloir à qn = iemand iets kwalijk nemen je lui en veux son égoïsme = in neem hem mijn egoïsme kwalijk fuguer = weglopen une fugue = het weglopen un zonard = een bewoner van de voorstad un loubard = een straatjongen mal tourner = slecht aflopen j'ai peur qu'il finisse par mal tourner = ik ben bang dat het slecht met hem afloopt s'en sortir = zich eruit redden elle a des problèmes, mais je crois qu'elle va s'en sortir = ze heeft problemen, maar ik denk dat ze er wel uitkomt la délinquance juvénille = de jeugdcriminaliteit un casseur = een sloper un graffiti = een graffiti un tag = een tag un tagueur = een tagger le verlan = het verlan een jongere = un jeune de jeugd = la jeunesse een jongeman = un jeune homme een jongen = un garçon een meisje = une fille de jongeren = les jeunes gens een tiener = un ado(lescent) een vriend = un ami; un copain een vriendin= une amie; une copine een vaste vriend = un petit ami een vaste vriendin = une petite amie een maat; makker;gabber = un pote een leuke avond met vrienden = une soirée sympa entre potes elkaar ontmoeten = se rencontrer met iemand (uit)gaan = sortir avec qn Hij gaat sinds drie weken met Sylvie = Il sort avec Sylvie depuis 3 semaines met elkaar uitgaan = sortir ensemble een groep; bende; kliek = un groupe; une bande een concert = le concert een rockconcert = le concert rock de rap = le rap een rapper = le rappeur, la rappeuse een fan = le fan een hit = le tube de top50; de hitparade = le top 50 Deze hit staat op nummer 1 in de Top50 = Ce tube est en tête du Top50 de agressie = l'agression slachtoffer van een overval zijn = être victime d'une agression een relletje; een vechtpartij = la bagarre het geweld = la violence gewelddadig = violent(e) vernielen; verwoesten = détruire
Ingezonden op 03-03-2016 - 387x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!