Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Mijn eigen lijstenverzameling
› 1 Examensyllabi moeilijke vragen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Mijn eigen lijstenverzameling
1 Examensyllabi moeilijke vragen
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Referentiekader= de normen en waarden die vaak onbewust bepalen hoe je iets beoordeelt Eenzijdig = De zender kan geen reactie terug verwachten Meerzijdig = De zender kan wel een reactie terug verwachten Interpersoonlijke communicatie= communicatie vanuit één persoon/zender en gericht op één persoon/enkele personen. De zender kent de ontvanger. Massacommunicatie = boodschap voor een groot publiek, heterogeen en relatief onbekend voor de zender. Het zenden vindt vaak plaats door een complexe organisatie (bv. massamedia) Ruis = communicatiestoornissen Duaal omroepbestel = een bestel met zowel publieke als commerciële zenders. Informatiemaatschappij= technologisch hoogontwikkelde samenleving aangeduid die met behulp van moderne informatie- en communicatietechnieken een grote toename laat zien van informatieproductie van de productiviteit in zijn algemeenheid. Persconcentratie= als er sprake is van een steeds groter aandeel van de totale bladenmarkt in handen van steeds een kleinere groep uitgevers of concerns Marktsegmentering= het verschijnsel dat in de tijdschriftenmarkt en vanuit de omroepen steeds meer uitgaven of programma’s verschijnen voor specifieke doelgroepen. Dit verschijnsel doet zich voornamelijk voor waar de markt een groot aantal aanbieders kent en veel concurrentie is. Vervlakking= tendens om meer programma’s uit te zenden die een groot publiek zullen aanspreken, programma’s die vooral gericht zijn op amusement en verstrooiing. Socialisatieproces = de overdracht van waarden, normen, cultuur, vooroordelen en stereotypen in de samenleving. Cultuur= leefwijze van een groep zoals die op verschillende manieren tot uiting komt: in waarden, normen, gewoontes, regels, tradities, rituelen, symbolen en kunst. (westerse cultuur, jeugdcultuur etc.) Waardes = oriëntatiepunten voor het gedrag van mensen (wat mensen nastreven) Normen = gedragregels die voortkomen uit waarden Stereotypering= beeldvorming van het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep die sterk generaliserend, vereenvoudigd en vertekend is. (beeldvorming van groepen) Dominante cultuur= cultuur van de groep met een invloedrijke politieke/economische positie. Subculturen = levensstijlen van mensen die waarden, normen en symbolen ontlenen aan de dominante cultuur maar er ook duidelijk van afwijken of andere accenten leggen. Socialisatieproces = proces waar waarden en normen worden overgedragen. (Internalisatie wanneer iemand uit eigen overtuiging) Nature-nurture debat = of opvoeding of natuur van beslissende invloed zijn op het karakter van mensen. Subjectiviteit = kleuring, vertekening van de werkelijkheid. Dit komt door selectieve perceptie verslaggever/redactie, gekleurdheid/eenzijdigheid, geen hoor/wederhoor toepassen, onvoldoende scheiding van feiten en meningen en framing. Framing = proces waarin een gebeurtenis vanuit een bepaald perspectief wordt benaderd. mediaframe = de wijze waarop een onderwerp wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd door media. frame = is een specifieke verzameling van percepties, beelden en ideeën die een mens gebruikt om bepaalde situaties betekenis te geven. (woordgebruik, beelden). Wederkerig= er kan een reactie op worden gegeven. Netprofilering= Netprofilering houdt in dat elke zender van de publieke omroep – Nederland 1, 2 en 3 – met programma’s komt die zijn afgestemd op een bepaalde doelgroep uit het publiek. Leg het communicatieproces uit. = Een zender (persoon of institutie) stuurt een bedoelde/onbedoelde (via een medium) boodschap naar de ontvanger (persoon/grote groepen/massa.) De reactie op de boodschap wordt feedback genoemd. Door verschillen in het referentiekader van zender en ontvanger is er soms sprake van ruis. Geef voorbeelden van soorten massamedia bij pers, omroep en communicatie-infrastructuur. = Pers à dagbladen, weekbladen, tijdschriften. Omroep à radio, televisie. Communicatie-infrastructuur à internet, weblogs, sociale media (o.a. twitter, facebook) Tussen welke vier media maken we onderscheid. = dagbladen (ochtendblad, middagblad en avondblad), tijdschriften (opinieblad, familiebladen, jeugdbladen, sportbladen), huis-aan-huisbladen en andere gedrukte media. VB Landelijke dagbladen = Telegraaf , Volkskrant VB Regionale dagbladen = Dagblad de Limburger, Brabants Dagblad VB Kwaliteitskrant = Volkskrant, NRC Handelsblad VB populair dagblad = Telegraaf, AD Wat voor bestel heeft Nederland= Nederland heeft een duaal omroepbestel. Waarbinnen functioneert de publieke omroep?= Binnen het door de overheid gecreëerde wettelijke kader: de mediawet. Wat staat bij commerciële zenders voorop?= Bij de commerciële omroepen staat het streven naar winst, marktvergroting en continuïteit voorop. Commerciële zenders willen een zo groot mogelijk publiek om reclame-inkomsten te vergroten. Noem 3 taken van de publieke omroep.= Taak publieke omroep: programma’s op het gebied van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing. Onafhankelijke + betrouwbare nieuwsvoorziening. Programma’s voor alle groepen in de samenleving. Wanneer kunnen omroepverenigingen aanspraak maken op zendtijd? (3)= Mits zij genoeg leden kent, een maatschappelijke/culturele/godsdienstige stroming vertegenwoordigt en een toevoegde waarde heeft. Wat kent de publieke omroep ook?= Omroepen zonder leden die politieke partijen vertegenwoordigen. In wiens handen zijn de grotere commerciële omroepen in Nederland?= RTL Nederland. Geef 6 (+5) functies van massamedia en leg ze uit. = Communicatieproces: Door media kunnen ideeën, gedachtes en gevoelens uitgewisseld worden. De media vormen een belangrijke schakel tussen burger en politiek. Bijvoorbeeld:Informatiefunctie: Informatie kan door media vastgelegd en verspreid worden. Voor burgers zijn media de belangrijkste informatie over politiek, voor politici over wat in de samenleving speelt. Opiniërende functie: via mediaboodschappen kunnen mening gevormd en beïnvloed worden Spreekbuisfunctie: informatie geven namens een bepaalde groep/politieke partij over maatschappelijke/politieke eisen en wensen. Onderzoeksfunctie: journalisten kunnen onderzoek doen naar bepaalde politieke kwesties of maatschappelijke ontwikkelen en daarmee problemen blootleggenControle/waakhondfuncties: het openbaar maken van eventuele tekortkomingen in het overheidsbeleid en/of maatschappelijke/politieke problemen in het functioneren van gezagdragers en politici en maatschappelijke instellingen. Agendafunctie: Invloed op de onderwerpen van de maatschappelijke/politieke agenda Socialisatiefunctie: media vormen waarden en normen en dragen deze ook over. Verbindende functie: individuen kunnen door media het gevoel hebben ergens bij te horen en dit leidt tot sociale cohesie maar kan ook leiden tot conflict. Amuserende/recreatieve functie: media worden veel gebruikt voor ontspanning. (vrije tijdsbesteding)Economische functie: bedrijven gebruiken de media om te adverteren(bewustzijnsindustrie). Hiermee wordt enerzijds economisch belang en anderzijds invloed van de media op opinies/gedrag aangeduid. Noem 8 functies voor individuen. = Informatiefunctie, educatiefunctie, opiniërende functie, amusement functie, socialiserende functie, sociale/verbindende functie, expressie functie (de mogelijkheid je uit te drukken) economische functie. Vul in. In Nederland is geen voorafgaand toezicht of A en is openbaar maken van gedachten en gevoelens B, behoudens C. = A)Censuur B) legaal C) ieders verantwoordelijkheid voor de wet Wat brengt de markt- en publieksgerichtheid met zich mee en wat zijn de gevolgen? (4)= Dat ze een zo groot mogelijk publiek willen bereiken. Gevolgen daarvan zijn: Vergrote aanbod van amusement, verschraling van het aanbod; Mogelijke gevolgen voor de kwaliteit van de informatie: minder betrouwbaar en minder achtergrondinformatie. ; Minder programma’s voor kleine doelgroepen.; (media)hypes: mediabrede snel piekende nieuwsgolven door een gebeurtenis; Het gebruik van mediaframes, berichtgeving over een onderwerp vanuit hetzelfde perspectief. Wat voor invloed hebben technische ontwikkelingen en economische groei? = Technologische ontwikkelingen à meer media, nieuwe media, vergroot en veranderd aanbod. Voorbeelden: internet, digitale televisie, sociale media, smartphones, tablets, abonneetelevisie.Economische groei à veelvuldiger mediagebruik (televisie), internationaal samenwerkende bedrijven, personal computer in combinatie met mobiele telefoon. Waarom wordt Nederland een postindustriële- of informatiemaatschappij genoemd?= Omdat de meeste mensen in Nederland werkzaam zijn in de tertiaire en quartaire sector. In Nederland is vrijheid van meningsuiting toegestaan. Wat mag niet? Noem er 4. = Vrijheid van meningsuiting is toegestaan met grenzen. Wat mag niet: aanzetten tot haat of discriminatie, een gevaar opleveren voor de openbare orde of de nationale veiligheid, in strijd zijn met openbare zeden, staats- of bedrijfsgeheimen bevatten, beledigend of opruiend zijn. Vul in. Tot het geldend Nederlands recht behoort het A van de Raad van Europa.= A) Europees Verdrag van de Rechten van de mens en de Fundamentele vrijheden Noem vier uitgangspunten van het mediabeleid. = uitingsvrijheid, kwalitatief hoogwaardige informatie voorzieningen, pluriformiteit van informatie, onafhankelijkheid van democratie. Geef een voor- en tegenargument voor overheidsbemoeienis bij massamedia. = Argument voor: overheid als bewaker van kwaliteit en pluriformiteit van de mediaArgument tegen: de overheid als bevoogdende instelling, die door regelgeving initiatieven aan banden legt en maatschappelijke ontwikkelingen negeert. Het Nederlandse mediaanbod is.. (6) = 1.Evenwichting, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand en zich tevens kenmerkt door een grote verscheidenheid naar vorm en inhoud. 2.Op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied weergeeft.3.Gericht is op een relevant bereik heeft onder zowel een breed en algemeen publiek, als bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling met in het bijzonder aandacht voor kleine doelgroepen. 4.Onafhankelijk is van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden.5.Voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen en 6.Voor iedereen toegankelijk is. Wat doet het commissariaat van de Media? En op politiek-juridisch vlak?= ziet toe op een naleving van programmavoorschriften en reclameregels door de publieke omroep en verleent en controleert de zendmachtigingen aan de publieke en de commerciële omroepen. Het commissariaat kan boetes uitdelen wanneer een omroep zich niet aan de wettelijke regels houdt. Op politiek-juridisch vlak: gemengde financiering van de publieke omroep (omroepbijdrage en reclamegelden), samenwerking bij de publieke omroep en vergroten van de mogelijkheid voor commerciële omroepen, bezorgdheid over maatschappelijke functies van de omroep. Wat is het stimuleringsfonds?= Bescherming van de pluriformiteit: het Stimuleringsfonds voor de pers. Bladen en tijdschriften kunnen via dit fonds in aanmerking komen voor steun. Het stimuleringsfonds voor de pers heeft ook een rol te vervullen bij de modernisering en vernieuwing van het perslandschap Geef argumenten voor en tegen tijdelijk financieel steunen van noodlijdende kranten/bladen. het behouden van pluriformiteit in de pers, gegeven de maatschappelijke functies daarvan versus het argument dat zulke steun kan leiden tot concurrentievervalsing en aantasting van het marktprincipe.. = Wat is het doel van kranten, bladen, tijdschriften, radio, televisie en internet?Het verkrijgen van een zo groot mogelijk marktaandeel. Hoe komen dagbladen aan hun financiële middelen?= Via abonnementen en advertentie-inkomsten. Waar kan een sterke macht- of publieksgerichtheid tot leiden?= Een verschraling van de inhoud of het programma-aanbod. Geef verklaringen en gevolgen (leg uit) van persconcentratie. Geef hier weer het gevolg van. = Mogelijke verklaringen: verlies van abonnees, zwakke economische positie, lage opbrengsten, minder kwaliteit, technologische veranderen die grote investeringen vereisen, verlies van advertentie-inkomsten. Sterke persconcentratie kan monopolievorming tot gevolg hebben (waarvan sprake is als een aantal concerns op een bepaalde markt het bijna volledige aanbod in handen heeft.)Gevolgen: minder keuze voor consument, minder verschillende stemmen en stromingen aan bod.= Geef voorbeelden van economisch handelen.= Het opzetten van nieuwe bladen om drukcapaciteit volledig te kunnen benutten of om deelmarkten aan te boren, het ontwikkelen van nieuwe producten en media om daarmee te komen tot marktvergroting, samenwerking bladen. Geef gezamenlijke belangen van redactie en directie van een krant. = continuïteit van het bedrijf en de uitgave, een goed journalistiek product en een goed bereik. Elke krant heeft een redactiestatuut. Hierin wordt de relatie tussen de hoofdredactie en directie geregeld en de onafhankelijkheid van de redactie zoveel mogelijk gewaarborgd. Het statuur bevat verder een omschrijving van de identiteit van de krant. Benoem bronnen van inkomsten van publieke omroepen.= Omroepgelden (belasting, STER), sponsormogelijkheden, abonnements-gelden programmablad en overige bronnen zoals inkomsten uit omroepbladen en cd’s/video’s. Bronnen van inkomsten commerciële zenders: reclamegelding, sponsoring. Wat is de SKO?= Stichting Kijkonderzoek (SKO) verzamelt cijfers over de kijkdichtheid, waardering en samenstelling van het publiek. Kijkonderzoek is ook een vorm van feedback. De consequenties hiervan worden duidelijk in de programmering en de inhoud van de programma’s: nadruk op prime time, infotainment, aankoop van bepaalde programma’s, stoppen met programma’s die weinig aandacht krijgen, weinig investeringen en aandacht voor programma’s met een kleine doelgroep. Waar hebben ontzuiling en wijzigingen in de Mediawet voor gezorgd?= Dat het onderscheid tussen de omroepverenigingen met betrekking tot het al of niet hebben van een traditionele achterban tegenwoordig niet meer zo duidelijk is en van minder belang is. Geef voor- en tegenargumenten van invloed van commercie en bedrijfsleven op radio/ televisie = Argumenten voor: meer financiële mogelijkheden, vergroot aanbod, programma-aanbod is afgestemd op behoeften van de markt, meer informatie. Argumenten tegen: minder betrouwbare en veelzijdige informatie, verschraling van het programma aanbod, relatief veel verstrooiing en oppervlakkige programma’s, te weinig kansen voor kleinere maatschappelijke groepen om aandacht op radio of televisie te krijgen, (storende) reclame. Hoe wordt ongelijkheid op het gebied van informatie en massacommunicatie in Derde Wereldlanden duidelijk?= In de geringe ontwikkelingsmogelijkheden van de Derde Wereld op het gebied van massamedia. Het merendeel van de derdewereldlanden is voor openbare informatie afhankelijk van de bestaande (westerse) persbureaus. Veel nieuws over de Derde Wereld is gemaakt vanuit een westerse optiek. Bovendien is er sprake van een groot westers aanbod met name aan televisieprogramma’s. Deze programma’s zijn van invloed op de beeldvorming over de westerse wereld en kunnen ook invloed hebben op de culturen in de Derde Wereld. Geef twee kenmerken van cultuur en leg uit. = Culturen zijn relatief (tijd- en plaatsbonden), dynamisch van karakter omdat ze veranderen onder invloed van wijzigende omstandigheden (politieke, economische situatie) Wat kan het gevolg zijn van stereotypering/vooroordelen. = Stereotypering/vooroordelen kunnen discriminerende gevolg hebben voor een groep. Geef de nieuwsfilters= herkennen van een nieuwswaardig onderwerp; beslissen om wel/niet met een verslaggever aandacht aan een onderwerp te laten besteden; beschikbaarheid van bronnen; selectief gebruik van die bronnen door de verslaggever; selectieve perceptie van de verslaggever, (inter)nationale persbureaus, journalist/redactie en eind/hoofdredactie Wanneer wordt een nieuwsfeit daadwerkelijk uitgezonden/gepubliceerd? = Als de gebeurtenissen actueel zijn, uitzonderlijk zijn, onopvallend en onverwacht, gevolgen hebben voor een grotere groep mensen, dichtbij plaatsvinden, continuïteit kennen, ondubbelzinnig en begrijpelijk zijn, over bekende personen gaan, negatief zijn, een human interest karakter hebben (drama, conflict, emotie oproepen, identificatiemogelijkheden), er geen ander belangrijker nieuws is, kosten om verslag te doen, voldoende afwisseling soorten nieuws, de vraag of de doelgroep het item wil lezen en het aantrekkelijk maken van een verslaggeving voor een groot publiek. Waarom is objectieve informatie niet mogelijk?= Omdat het referentiekader van de informatiegever altijd een rol speelt en omdat er altijd sprake is van noodzakelijke selectie in het aanbod aan nieuwsvoorziening. Leg uit. Interne vs. externe pluriformiteit. = Interne pluriformiteit: als een massamedium ruimte biedt voor verschillende opinies en opvattingen. Externe pluriformiteit: breed aanbod van zenders/omroepen/kranten/tijdschriften met eigen identiteit. Door ontzuiling/individualisering waren veranderingen in het media-aanbod. Geef een vb.= Kranten hebben bv geen vast leespubliek meer Waar leidt het winststreven van commerciële omroepen toe?= Meer amusement op de televisie en minder programma’s voor andere culturen. Wat is de NPS?= NPS heeft de taak gekregen programma’s voor etnische groepen uit te zenden. Noem een voordeel van technische mogelijkheden voor etnische groepen.= etnische groepen kunnen makkelijker programma’s bekijken uit het land van herkomst. Wat zijn hier de mogelijke gevolgen van? (2)= Mogelijke vertraging van integratie van de groepen en/of versterking van de identiteit van de groepen. Geef 6 kenmerken van massacommunicatie. = Informatie is openbaar toegankelijk; relatie zender-ontvanger is onpersoonlijk; heterogeen en relatief onbekend publiek; eenzijdige communicatie; geen directe feedback; ontvanger kiest hoe informatie te gebruiken. Geef voorbeelden van gedrukte massamedia= Krant, tijdschriften Geef voorbeelden van audiovisuele massamedia.= Tv, radio, teletekst Geef voorbeelden van digitale massamedia= Mail, blog Geef voorbeelden van socialistische omroep en krant.= Vara, volkskrant. Geef een voorbeeld van een rooms-katholieke omroep.= KRO Geef een voorbeeld van een protestante omroep en krant. = NCRV & Reformatisch dagblad. Geef een voorbeeld van een liberale zender. = AVRO Geef vijf kanttekeningen bij invloed van massamedia. = Verschraling aanbod (te veel amusement); minder betrouwbaar/diepgaande achtergrond informatie; toename infotainment; mediahypes; mediaframes. Wat is selectieve perceptie?= Er gebeurt heel veel in de wereld, dit moet eerst onder ogen komen van aanbieders van berichten,dan moet het nog door een aantal nieuwscriteria en tot slot worden er bewust of onbewust dingen weggelaten. Er blijft van het vele nieuws dus maar weinig over. Selectieve perspectietheorie = De invloed van de massamedia is niet zo groot. Niet alleen zender maar ook de ontvanger werkt aan het eindresultaat;Er is geen directe relatie tussen de inhoud van het aanbod en de effecten. Mensen verwerken het aanbod op hun eigen manier. Cultiviatietheorie= aanhangers wijzen er op dat mensen die veel naar bepaalde soorten programma’s kijken beïnvloed worden door het beeld dat zij van de werkelijkheid hebben. Agendasettingtheorie= aanhangers zeggen dat de media geen directe invloed hebben op de mening van mensen maar bepalen media wat mensen belangrijk vinden/waar ze over praten.
Ingezonden op 03-03-2016 - 2077x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!