Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Debby
› 99 Onregelmatige WW apart N-E
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Debby
99 Onregelmatige WW apart N-E
Jaar 2 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
zijn/worden (infinitve - hele werkwoord)=to be (ver)slaan (infinitve - hele werkwoord)=to beat worden (infinitve - hele werkwoord)=to become beginnen (infinitve - hele werkwoord)=to begin wedden (infinitve - hele werkwoord)=to bet bieden (infinitve - hele werkwoord)=to bid bijten (infinitve - hele werkwoord)=to bite bloeden (infinitve - hele werkwoord)=to bleed blazen (infinitve - hele werkwoord)=to blow breken (infinitve - hele werkwoord)=to break brengen, (infinitve - hele werkwoord)=to bring uitzenden (infinitve - hele werkwoord)=to broadcast bouwen (infinitve - hele werkwoord)=to build (ver)branden (infinitve - hele werkwoord)=to burn kopen (infinitve - hele werkwoord)=to buy vangen (infinitve - hele werkwoord)=to catch kiezen (infinitve - hele werkwoord)=to choose komen, (infinitve - hele werkwoord)=to come kosten (infinitve - hele werkwoord)=to cost snijden/knippen (infinitve - hele werkwoord)=to cut graven (infinitve - hele werkwoord)=to dig doen (infinitve - hele werkwoord)=to do tekenen/trekken (infinitve - hele werkwoord)=to draw drinken (infinitve - hele werkwoord)=to drink rijden (infinitve - hele werkwoord)=to drive eten (infinitve - hele werkwoord)=to eat vallen (infinitve - hele werkwoord)=to fall voelen (infinitve - hele werkwoord)=to feel vechten (infinitve - hele werkwoord)=to fight vinden (infinitve - hele werkwoord)=to find vliegen (infinitve - hele werkwoord)=to fly verbieden (infinitve - hele werkwoord)=to forbid vergeten (infinitve - hele werkwoord)=to forget krijgen/worden (infinitve - hele werkwoord)=to get geven (infinitve - hele werkwoord)=to give gaan (infinitve - hele werkwoord)=to go groeien/worden (infinitve - hele werkwoord)=to grow (op)hangen (infinitve - hele werkwoord)=to hang hebben (infinitve - hele werkwoord)=to have horen (infinitve - hele werkwoord)=to hear (zich) verbergen (infinitve - hele werkwoord)=to hide slaan/ raken (infinitve - hele werkwoord)=to hit pijn doen (infinitve - hele werkwoord)=to hurt houden (infinitve - hele werkwoord)=to keep weten (infinitve - hele werkwoord)=to know leren (infinitve - hele werkwoord)=to learn (ver)laten (infinitve - hele werkwoord)=to leave laten (infinitve - hele werkwoord)=to let liggen (infinitve - hele werkwoord)=to lie verliezen (infinitve - hele werkwoord)=to lose maken (infinitve - hele werkwoord)=to make menen (infinitve - hele werkwoord)=to mean ontmoeten (infinitve - hele werkwoord)=to meet betalen (infinitve - hele werkwoord)=to pay zetten/leggen, (infinitve - hele werkwoord)=to put ophouden (met) (infinitve - hele werkwoord)=to quit lezen (infinitve - hele werkwoord)=to read rijden (fiets/paard) (infinitve - hele werkwoord)=to ride (op)bellen (infinitve - hele werkwoord)=to ring rennen (infinitve - hele werkwoord)=to run zeggen (infinitve - hele werkwoord)=to say zien (infinitve - hele werkwoord)=to see verkopen (infinitve - hele werkwoord)=to sell (ver)zenden/(ver)sturen (infinitve - hele werkwoord)=to send zetten/instellen (infinitve - hele werkwoord)=to set schieten (infinitve - hele werkwoord)=to shoot tonen/laten zien (infinitve - hele werkwoord)=to show zingen (infinitve - hele werkwoord)=to sing zitten (infinitve - hele werkwoord)=to sit slapen (infinitve - hele werkwoord)=to sleep ruiken (infinitve - hele werkwoord)=to smell spreken (infinitve - hele werkwoord)=to speak doorbrengen (infinitve - hele werkwoord)=to spend draaien (infinitve - hele werkwoord)=to spin staan (infinitve - hele werkwoord)=to stand stelen (infinitve - hele werkwoord)=to steal zwemmen (infinitve - hele werkwoord)=to swim nemen (infinitve - hele werkwoord)=to take onderwijzen (infinitve - hele werkwoord)=to teach trekken/scheuren (infinitve - hele werkwoord)=to tear zeggen/vertellen (infinitve - hele werkwoord)=to tell denken (infinitve - hele werkwoord)=to think gooien (infinitve - hele werkwoord)=to throw begrijpen (infinitve - hele werkwoord)=to understand wakker worden (infinitve - hele werkwoord)=to wake dragen (infinitve - hele werkwoord)=to wear winnen (infinitve - hele werkwoord)=to win schrijven (infinitve - hele werkwoord)=to write zijn/ worden (Past simple - verleden tijd)=was/were (ver)slaan (Past simple - verleden tijd)=beat worden (Past simple - verleden tijd)=became beginnen (Past simple - verleden tijd)=began wedden (Past simple - verleden tijd)=bet bieden (Past simple - verleden tijd)=bid bijten (Past simple - verleden tijd)=bit bloeden (Past simple - verleden tijd)=bled blazen (Past simple - verleden tijd)=blew breken (Past simple - verleden tijd)=broke brengen, (Past simple - verleden tijd)=brought uitzenden (Past simple - verleden tijd)=broadcast bouwen (Past simple - verleden tijd)=built (ver)branden (Past simple - verleden tijd)=burnt kopen (Past simple - verleden tijd)=bought vangen (Past simple - verleden tijd)=caught kiezen (Past simple - verleden tijd)=chose komen, (Past simple - verleden tijd)=came kosten (Past simple - verleden tijd)=cost snijden/knippen (Past simple - verleden tijd)=cut graven (Past simple - verleden tijd)=dug doen (Past simple - verleden tijd)=did tekenen/trekken (Past simple - verleden tijd)=drew drinken (Past simple - verleden tijd)=drank rijden (Past simple - verleden tijd)=drove eten (Past simple - verleden tijd)=ate vallen (Past simple - verleden tijd)=fell voelen (Past simple - verleden tijd)=felt vechten (Past simple - verleden tijd)=fought vinden (Past simple - verleden tijd)=found vliegen (Past simple - verleden tijd)=flew verbieden (Past simple - verleden tijd)=forbade vergeten (Past simple - verleden tijd)=forgot krijgen/worden (Past simple - verleden tijd)=got geven (Past simple - verleden tijd)=gave gaan (Past simple - verleden tijd)=went groeien/worden (Past simple - verleden tijd)=grew (op)hangen (Past simple - verleden tijd)=hung hebben (Past simple - verleden tijd)=had horen (Past simple - verleden tijd)=heard (zich) verbergen (Past simple - verleden tijd)=hid slaan/ raken (Past simple - verleden tijd)=hit pijn doen (Past simple - verleden tijd)=hurt houden (Past simple - verleden tijd)=kept weten (Past simple - verleden tijd)=knew leren (Past simple - verleden tijd)=learnt (ver)laten (Past simple - verleden tijd)=left laten (Past simple - verleden tijd)=let liggen (Past simple - verleden tijd)=lay verliezen (Past simple - verleden tijd)=lost maken (Past simple - verleden tijd)=made menen (Past simple - verleden tijd)=meant ontmoeten (Past simple - verleden tijd)=met betalen (Past simple - verleden tijd)=paid zetten/leggen, (Past simple - verleden tijd)=put ophouden (met) (Past simple - verleden tijd)=quit lezen (Past simple - verleden tijd)=read rijden (fiets/paard) (Past simple - verleden tijd)=rode (op)bellen (Past simple - verleden tijd)=rang rennen (Past simple - verleden tijd)=ran zeggen (Past simple - verleden tijd)=said zien (Past simple - verleden tijd)=saw verkopen (Past simple - verleden tijd)=sold (ver)zenden/(ver)sturen (Past simple - verleden tijd)=sent zetten/instellen (Past simple - verleden tijd)=set schieten (Past simple - verleden tijd)=shot tonen/laten zien (Past simple - verleden tijd)=showed zingen (Past simple - verleden tijd)=sang zitten (Past simple - verleden tijd)=sat slapen (Past simple - verleden tijd)=slept ruiken (Past simple - verleden tijd)=smelt spreken (Past simple - verleden tijd)=spoke doorbrengen (Past simple - verleden tijd)=spent draaien (Past simple - verleden tijd)=spun staan (Past simple - verleden tijd)=stood stelen (Past simple - verleden tijd)=stole zwemmen (Past simple - verleden tijd)=swam nemen (Past simple - verleden tijd)=took onderwijzen (Past simple - verleden tijd)=taught trekken/scheuren (Past simple - verleden tijd)=tore zeggen/vertellen (Past simple - verleden tijd)=told denken (Past simple - verleden tijd)=thought gooien (Past simple - verleden tijd)=threw begrijpen (Past simple - verleden tijd)=understood wakker worden (Past simple - verleden tijd)=woke dragen (Past simple - verleden tijd)=wore winnen (Past simple - verleden tijd)=won schrijven (Past simple - verleden tijd)=wrote zijn/ worden (Past participle - voltooid deelwoord)=been (ver)slaan (Past participle - voltooid deelwoord)=beaten worden (Past participle - voltooid deelwoord)=become beginnen (Past participle - voltooid deelwoord)=begun wedden (Past participle - voltooid deelwoord)=bet bieden (Past participle - voltooid deelwoord)=bid bijten (Past participle - voltooid deelwoord)=bitten bloeden (Past participle - voltooid deelwoord)=bled blazen (Past participle - voltooid deelwoord)=blown breken (Past participle - voltooid deelwoord)=broken brengen, (Past participle - voltooid deelwoord)=brought uitzenden (Past participle - voltooid deelwoord)=broadcast bouwen (Past participle - voltooid deelwoord)=built (ver)branden (Past participle - voltooid deelwoord)=burnt kopen (Past participle - voltooid deelwoord)=bought vangen (Past participle - voltooid deelwoord)=caught kiezen (Past participle - voltooid deelwoord)=chosen komen, (Past participle - voltooid deelwoord)=come kosten (Past participle - voltooid deelwoord)=cost snijden/knippen (Past participle - voltooid deelwoord)=cut graven (Past participle - voltooid deelwoord)=dug doen (Past participle - voltooid deelwoord)=done tekenen/trekken (Past participle - voltooid deelwoord)=drawn drinken (Past participle - voltooid deelwoord)=drunk rijden (Past participle - voltooid deelwoord)=driven eten (Past participle - voltooid deelwoord)=eaten vallen (Past participle - voltooid deelwoord)=fallen voelen (Past participle - voltooid deelwoord)=felt vechten (Past participle - voltooid deelwoord)=fought vinden (Past participle - voltooid deelwoord)=found vliegen (Past participle - voltooid deelwoord)=flown verbieden (Past participle - voltooid deelwoord)=forbidden vergeten (Past participle - voltooid deelwoord)=forgotten krijgen/worden (Past participle - voltooid deelwoord)=got geven (Past participle - voltooid deelwoord)=given gaan (Past participle - voltooid deelwoord)=gone groeien/worden (Past participle - voltooid deelwoord)=grown (op)hangen (Past participle - voltooid deelwoord)=hung hebben (Past participle - voltooid deelwoord)=had horen (Past participle - voltooid deelwoord)=heard (zich) verbergen (Past participle - voltooid deelwoord)=hidden slaan/ raken (Past participle - voltooid deelwoord)=hit pijn doen (Past participle - voltooid deelwoord)=hurt houden (Past participle - voltooid deelwoord)=kept weten (Past participle - voltooid deelwoord)=known leren (Past participle - voltooid deelwoord)=learnt (ver)laten (Past participle - voltooid deelwoord)=left laten (Past participle - voltooid deelwoord)=let liggen (Past participle - voltooid deelwoord)=lain verliezen (Past participle - voltooid deelwoord)=lost maken (Past participle - voltooid deelwoord)=made menen (Past participle - voltooid deelwoord)=meant ontmoeten (Past participle - voltooid deelwoord)=met betalen (Past participle - voltooid deelwoord)=paid zetten/leggen, (Past participle - voltooid deelwoord)=put ophouden (met) (Past participle - voltooid deelwoord)=quit lezen (Past participle - voltooid deelwoord)=read rijden (fiets/paard) (Past participle - voltooid deelwoord)=ridden (op)bellen (Past participle - voltooid deelwoord)=rung rennen (Past participle - voltooid deelwoord)=run zeggen (Past participle - voltooid deelwoord)=said zien (Past participle - voltooid deelwoord)=seen verkopen (Past participle - voltooid deelwoord)=sold (ver)zenden/(ver)sturen (Past participle - voltooid deelwoord)=sent zetten/instellen (Past participle - voltooid deelwoord)=set schieten (Past participle - voltooid deelwoord)=shot tonen/laten zien (Past participle - voltooid deelwoord)=shown zingen (Past participle - voltooid deelwoord)=sung zitten (Past participle - voltooid deelwoord)=sat slapen (Past participle - voltooid deelwoord)=slept ruiken (Past participle - voltooid deelwoord)=smelt spreken (Past participle - voltooid deelwoord)=spoken doorbrengen (Past participle - voltooid deelwoord)=spent draaien (Past participle - voltooid deelwoord)=spun staan (Past participle - voltooid deelwoord)=stood stelen (Past participle - voltooid deelwoord)=stolen zwemmen (Past participle - voltooid deelwoord)=swum nemen (Past participle - voltooid deelwoord)=taken onderwijzen (Past participle - voltooid deelwoord)=taught trekken/scheuren (Past participle - voltooid deelwoord)=torn zeggen/vertellen (Past participle - voltooid deelwoord)=told denken (Past participle - voltooid deelwoord)=thought gooien (Past participle - voltooid deelwoord)=thrown begrijpen (Past participle - voltooid deelwoord)=understood wakker worden (Past participle - voltooid deelwoord)=woken dragen (Past participle - voltooid deelwoord)=worn winnen (Past participle - voltooid deelwoord)=won schrijven (Past participle - voltooid deelwoord)=written
Ingezonden op 09-03-2016 - 1036x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!