Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans V5
› 0 Woorden P3 F-N
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans V5
0 Woorden P3 F-N
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Frans/Nederlands 7.3 Jongeren FN: un mec = een kerel une nana = een meid l'âge ingrat = de puberteit Mon fils est en plein dans l'âge ingrat = Mijn zoon zit midden in de puberteit pubertaire = puberaal la puberté = de puberteit une assocation = een vereniging devenir membre d'une assocation = lid worden van een vereniging faire du sport = sporten une MJC = een jongerencentrum une discothèque = een discotheek danser = dansen aller en boîte = naar de disco gaan un conflit = een conflict un conflit de générations = een generatieconflict un problème = een probleem le dialogue = de dialoog l'autorité = de autoriteit l'autorité parentale = het ouderlijk gezag la révolte = de opstand critique = kritisch être critique à l'égard de = kritisch zijn ten opzichte van iemand la critique = de kritiek contredire = iemand tegenspreken Sa fille le contredit sans arrêt = Zijn dochter spreekt hem voortdurend tegen s'entendre bien/mal avec = het goed/slecht met iemand kunnen vinden se confier à quelque'un = vertrouwen op iemand la confiance = het vertrouwen avoir confiance en quelqu'un = vertrouwen hebben in iemand compréhensif = begripvol la compréhension = het begrip Elle se plaint du manque de compréhension de ses parents = Ze beklaagt zich over het gebrek aan begrip van haar ouders l'incompréhension = het onbegrip remettre quelqu'un en question = iemand ter discussie stellen se brouiller = ruzie hebben Elle s'est brouillée avec son copain = Ze heeft ruzie met haar vriendje en vouloir à quelqu'un = iemand iets kwalijk nemen Je lui en veux de son égoïsme = Ik neem hem zijn egoïsme kwalijk fuguer = weglopen une fugue = het weglopen un zonard = een bewoner van de voorstad un loubard = een straatjongen mal tourner = slecht aflopen J'ai peur qu'il finisse par mal tourner = Ik ben bang dat het slecht met hem afloopt s'en sortir = zich eruit redden Elle a des problèmes, mais je crois qu'elle va s'en sortir = Ze heeft problemen, maar ik denk dat ze er wel uitkomt la délinquance juvénile = de jeugdcriminaliteit un casseur = een sloper un graffiti = een graffiti un tag = een tag un tagueur = een tagger le verlan = het verlan Frans/Nederlands Frans 16.1 Communicatie F-N: téléphoner à quelqu'un, donner un coup de téléphone à quelqu'un, passer un coup de fil à quelqu'un, appeler quelqu'un = iemand opbellen le téléphone = de telefoon un coup de téléphone, un coup de fil, un appel = een telefoontje joindre quelqu'un au téléphone = iemand telefonisch bereiken recevoir un coup de fil = opgebeld worden le combiné = de hoorn décrocher, raccrocher = opnemen sonner = bellen une sonnerie = een beltoon la télécommunication, les Télécom = de telecommunicatie un abonné, une abonnée = een abonnee un número vert = een gratis informatienummer un appel en PCV = een collect call l'indicatif = het toegangsnummer la tonalité = de kiestoon une communication = een verbinding, gesprek rappeler quelqu'un = iemand terugbellen un correspondant, une correspondante = een opgebelde un numéro = een nummer composer/faire un numéro = een nummer kiezen se tromper de numéro = een verkeerd nummer kiezen les coordonnées = het adres en telefoonnummer les renseignements = de inlichtingen le standard = de telefooncentrale la ligne = de lijn être en dérangement = defect zijn occupé, occupée = bezet un portable = een gsm un texto, un SMS = een sms'je envoyer un texto = een sms'je versturen un message multimedia = een mms une cabine = een cel une télécarte = een telefoonkaart un répondeur = een antwoordapparaat le bip sonore = de pieptoon la téléphonie mobile = de mobiele telefonoie un forfait = een beltegoed le téléphone de voiture = een autotelefoon un kit mains libres = een carkit un publiphone = een telefooncel faxer qc à quelqu'un = iemand iets faxen un fax, une télécopie, un télécopieur = een fax envoyer un fax = een fax sturen un annuaire = een telefoonboek les pages jaunes = de gouden gids être sur la liste rouge = een geheim nummer hebben Frans/Nederlands Frans 16.3 Tv F-N: la télévision, la télé, le petit écran = de tv la télévision numérique = de digitale televisie regarder la télé = tv kijken un téléspectateur, une téléspectatrice = een televisiekijker un écran = een scherm un téléviseur, un poste de télé = een televisie s'acheter un poste de télévision portatif = een draagbare tv kopen la télévision par câble = de kabeltelevisie la télévision par satellite = de satelliettelevisie une antenne = een antenne une antenne parabolique = een schotelantenne une chaîne codée = een gecodeerd kanaal un décodeur = een decoder la réception = de ontvangst un récepteur = een ontvanger capter = opvangen le programme = het programma une chaîne = een zender une chaîne publique = een publieke zender une chaîne privée = een privé-zender une chaîne payante = een betaaltelevisienet la télécommande = de afstandsbediening zapper = zappen audiovisuel, adiovisuelle = audiovisueel la télévision commerciale = de commerciële televisie émettre = uitzenden émettre 24 heures sur 24 = 24 uur per dag uitzenden un émetteur = een zender diffuser = uitzenden diffuser de la musique = muziek uitzenden rediffuser = opnieuw uitzenden une rediffusion = een herhaling l'audimat = de kijkcijfers la redevance = de omroepbijdrage la radio = de radio une station = een station écouter la radio = naar de radio luisteren un poste = een toestel écouter les nouvelles au poste = naar het nieuws op de radio luisteren un transistor = een transistor un microphone, un micro = een microfoon l'écoute = het luisteren un radioréveil = een wekkerradio un auditeur, une auditrice = een luisteraar l'audience = de luisteraars radiophonique = radio un pièce radiophonique = een hoorspel les grandes ondes = de lange golf recevoir une émission sur grandes ondes = een uitzending op de lange golf ontvangen les ondes moyennes = de middengolf les petites ondes, les ondes courtes = de korte golf la modulation de frequence = de frequentiemodulatie les actualités, le journal = het journaal regardes les actualités = naar het journaal kijken informer quelqu'un sur qc = iemand over iets informeren les informations, les infos = het nieuws un événement = een gebeurtenis suivre le cours des événements = de loop van gebeurtenissen volgen être au courant = op de hoogte zijn un envoyé spécial, une envoyée spéciale = een speciale verslaggever/verslaggeefster un reportage = een reportage un, une reporter = een reporter interviewer = interviewen une interview = een interview donner une interview = een interview geven retransmettre = opnieuw uitzenden une retransmission = een heruitzending en duplex = schakel en différé = eerder opgenomen retransmettre un match en différé = een wedstrijd niet rechtstreeks uitzenden un flash = kort nieuws un téléfilm = een televisiefilm une série télévisiée = een televisieserie un jeu télévisé = een spelprogramma un animateur, une animatrice, un présentateur, une présentatrice = een presentator, presentatrice un feuilleton = een serie un épisode = een aflevering les variétés = de amusementsprogramma's un soap-opera = een soap opera la télé-réalité = de realityshow la météorologie = het weerbericht la météo = het weer publicitaire = reclame un spot publicitaire = een reclamespot la publicité, la pub = de reclame un studio = een studio un enregistrement = een opname un émission = een uitzending une émission en direct = een live uitzending une émission sportive = een sportuitzending le public = het publiek un unvité, une invitée = een gast Frans/Nederlands Frans 16.6 Multimedia F-N deel 1: multimédia = multimedia le multimédia = de multimedia la technologie de l'information = de informatietechnologie l'informatique = de informatica le langage informatique = de computertaal un informaticien, un informaticienne = een informaticus un ordinateur = een computer un PC = een pc allumer/éteindre son PC = zijn/haar pc aan-/uitzetten un mirco-ordinateur = een microcomputer un portable = een laptop un puce = een chip démarrer = starten arrêter = uitzetten un processeur = een processor un système d'exploitation = een besturingssysteem une mémoire = een geheugen une mémoire morte = een ROM-geheugen une mémoire vive = een RAM-geheugen la capacité de mémoire = de geheugencapaciteit le disque dur = de harde schijf un cédérom = een cd-rom un lecteur de cédérom = een cd-romspeler introduire un CD-ROM dans le lecteur = een cd-rom in de cd-romspeler stoppen une clé USB = een USB-stick un router = een router le réseau sans fil = het WLAN le matériel = de hardware le logiciel = de software le progiciel = het softwarepakket programmer = programmeren un programme = een programma charger un programme = een programma laden un programmeur, une programmeuse = een programmeur la langage de programmation = de progammeertaal installer = installeren l'installation = de installatie traiter = verwerken traiter des données = gegevens verwerken le traitement de texte = de tekstverwerking une carte mémoire = een chipkaart une carte graphique = een grafische kaart une carte son = een geluidskaart un tableur = een spreadsheet un grapheur = een opmaakprogramma un moniteur = een monitor un écran = een beeldscherm un écran de 19 pouces = een 19 inch beeldscherm un économiseur d'écran = een screensaver un clavier = een toetsenbord taper = tikken un souris = een muis la touche droite de la souris = de rechtermuistoets un tapis souris = een muismat un curseur = een cursor faire glisser le curseur = de cursor bewegen la flèche = de pijl cliquer = klikken double-cliquer sur l'icône = dubbelklikken op het icoontje une commande = een opdracht imprimer = afdrukken une imprimante laser = een laserprint une imprimante = een printer une imprimante à jet d'encre = een inkjetprinter scanner = scannen un scanneur, un scanner = een scanner le répertoire = de bestandenlijst un fichier = een bestand ouvrir/fermer un ficher = een bestand openen/sluiten l'accès = de toegang le mot de passe = het wachtwoord valider = bevestigen les données = de data un support de données = een datadrager un banque de données = een databank entrer des données dans l'ordinateur = gegevens invoeren in de computer consulter des données = gegevens raadplegen une touche = een toets Frans/Nederlands Frans 16.6 Multimedia F-N deel 2: saisir des données = gegevens invoeren la saisie = de invoer transférer des données = de data-overdracht éditer = bewerken se bloquer = vastlopen se planter = crashen le plantage = het crashen un bogue, un bug = een bug formater = formatteren stocker, mémoriser, mettre en mémoire, sauvegarder = opslaan mettre à jour = bijwerken la mise à jour = het bijwerken copier = kopiëren coller = plakken couper = knippen effacer = wissen la corbeille = de prullenmand le menu = het menu le contrôle du menu = de controle van het menu la barre de menu = de menubalk la barre d'outils = de gereedschapsbalk la barre de tâches = de taakbalk une interface = een interface un jeu électronique = een computerspel un jeu vidéo = een videospel une console de jeux vidéo = een spelcomputer une manette de jeu = een joystick une image virtuelle = een virtueel beeld internet, le net = internet le WEB = het web le modem = het modem l'ADSL = ADSL un forfait = een vast bedrag un utilisateur, une utilisatrice = een gebruiker, gebruikster le nom d'utilisateur = de naam van de gebruiker un, une internaute, un, une cybernaute = een internetter navigeur, surfer = surfen un moteur de recherche = een zoekmachine un mot-clé = een trefwoord un navigateur = een browser un serveur = een server télécharger qc du serveur = iets van de server downloaden une fournisseur d'accès = een provider le branchement Internet = de internetaansluiting ouvrir la session = zich aanmelden close la session = zich afmelden se connecter = inloggen se déconnecter = uitloggen connectée = online zijn déconnectée = offline zijn la connexion = de aansluiting en ligne = online travailler en ligne = online werken hors ligne = offline accéder à Internet = toegang hebben tot internet un cybercafé = een internetcafé une page d'accueil = een homepage un site = een website s'installer un site = een website maken op internet un lien = een link un hyperlien = een hyperlink un hypertexte = een hypertekst télécharger = downloaden un logiciel gratuit = freeware le courrier électronique = de e-mail un courriel, un mél, un e-mail = een e-mail envoyer un e-mail = een e-mail versturen une adresse électronique = een e-mailadres un arobas, une arobase = een apenstaartje un message = een bericht une annexe, un pièce jointe = een bijlage le spam = de spam chatter = chatten le chat, le bavardage = de chat le service en ligne = de onlinedienst les opérations bancaires à domicile = het internetbankieren commercer sur Internet = online handeldrijven le commerce sur Internet = de online handel la vente par Internet = de online verkoop l'E.A.O. = het computerondersteund onderwijs appendre sur Internet = online leren le télétravail = het telewerken un forum de discussion = een internetforum la boîte aux lettres = de brievenbus relever la boîte aux lettres = de e-mail bekijken un pare-feu = een firewall un virus = een virus un anti-virus = een antivirusprogramma pirater un programme = een programma illegaal kopiëren un pirate = een hacker le piratage = de softwarepiraterij un ver informatique = een worm un cheval de Troie = een Trojaans paard Frans/Nederlands Frans 7.1 privéleven, maatschappelijke verhoudingen F-N: fonder une famille = een gezin stichten la vie de famille = het gezinsleven avoir de la famille à = familie hebben in un membre de la famille = een familielid le planning familial = de geboorteregeling, de gezinsplanning une famille monparentale = een eenoudergezin une famille recomposée = een samengesteld gezin l'union libre = het ongehuwd samenwonen le concubinage = het ongehuwd samenwonen vivre en concubinage/en union libre = ongehuwd samenwonen parent/parente = verwant un parent = een verwant une parente = een verwante un parent proche = een naaste verwant un parent éloigné = een verre verwant la parenté = de verwantschap par alliance = aangetrouwd les liens de parenté = de familiebanden paternel/paternelle = vader/vaderlijk/van vaderskant maternel/maternelle = moeder/moederlijk/van moederskant ma grand-mère maternelle = mijn grootmoeder van moederkant l'époux = de echtgenoot l'épouse = de echtgenote le droit de garde = de voogdij Leur père a obtenu le droit de garde. = Hun vader heeft de voogdij gekregen. la pension alimentaire = de alimentatie fraternel/fraternelle = broederlijk un jumeau = een tweelingbroer une jumelle = een tweelingzus des vrais jumeaux = eeneiige tweelingen des soeurs jumelles = tweelingzussen majeur = meerderjarig majeure = meerderjarig un majeur/une majeure = een meerderjarige la majorité = de meerderjarigheid mineur/mineure = minderjarig un mineur/une mineure = een minderjarige Ce film est interdit aux mineurs = Deze film is verboden voor minderjarigen. aîne, aînée = oudst/ouder cadet/cadette = jongste/jongere adoptif/adoptive = adoptief le fils adoptif de mon ami = de adoptiezoon van mijn vriend un ancêtre = een voorouder les arrière-grands-parents = de overgrootouders descendre de = afstammen van descendre d'une famille noble = afstammen van een adellijke familie les descendants = de nakomelingen/de afstammelingen la descendance = de afstamming avoir une descendance nombreuse = vele nakomelingen/afstammelingen hebben les arrière-petits-enfants = de achterkleinkinderen le parrain = de peter le marraine = de meter le filleul/la filleule = het petekind les beaux-parents = de schoonouders le beau-père = de schoonvader la belle-mère = de schoonmoeder le gendre = de schoonzoon la belle-fille = de schoondochter
Ingezonden op 04-04-2016 - 956x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!