Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Losse woorden
› 1 De 350 meest voorkomende woorden in het Engels
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Losse woorden
, deel 1
1 De 350 meest voorkomende woorden in het Engels
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
the = de; het to be = zijn and = en of = van a = een in = in to = naar; te have = hebben it = het I = ik that = die; dat for = voor you (enkelv.) = jij you (meerv.) = jullie he = hij with = met on = op do = doen saying = zeggen this = deze; dit they = zij at = aan but = maar we = wij his = zijn from = vanuit that = dat not = niet by = bij; door she = zij or = of as = als; aangezien what = wat to go = gaan their = hun can = kunnen who = wie to get = krijgen if = als would = zou; zouden her = haar all = al my = mijn to make = maken about = over know = weten we will = wij zullen; wij willen up = omhoog one = één; 1 time = tijd there = daar year = jaar so = zo to think = denken when = wanneer which = welk them = hen some = enig me = mij people = mensen take = nemen out = uit into = in; binnen just = net; zojuist to see = zien him = hem your = jouw to come = komen could = kan; kon; zou kunnen now = nu than = dan like = leuk vinden other = ander how = hoe then = dan its = het is our = ons; onze two = twee; 2 more = meer these = deze; die to want to have = willen hebben to want = willen way = weg; manier to look = kijken to look at = kijken naar firstly = eerste first = eerst also = ook new = nieuw because = omdat day = day user = gebruiker use = gebruiken no = nee; geen man = man to find = vinden here = hier thing = ding to give = geven many = veel well = goed; wel only = alleen those = die to tell = vertellen very = zeer even = zelfs back = terug any = enig; ieder good = goed woman = vrouw through = door us = ons life = leven child = kind children = kinderen to work = werken down = omlaag to may = mogen after = na to should = zou moeten to call = roepen; opbellen world = wereld over = over school = school still = nog steeds try = proberen latest = laatste last = laatst to ask = vragen to need = nodig hebben too = ook to feel = voelen three = drie; 3 state = staat never = nooit to become = worden between = tussen high = hoog really = echt something = iets most = meest another = een ander; nog één much = veel family = familie own = eigen to leave = laten; verlaten to put = zetten; leggen old =oud while = terwijl mean = bedoelen to keep = houden; blijven student = student why = waarom to let = laten great = geweldig same = dezelfde big = groot group = groep to begin = beginnen to seem = schijnen; lijken country = land to help = helpen to talk = praten where = waar to turn = draaien; keren; afslaan problem = probleem every = ieder start = beginnen hand = hand might = zou wel eens kunnen American = Amerikaan show = laten zien part = deel against = tegen place = plaats such = zulk again = weer; opnieuw few = weinig case = geval week = week company = bedrijf system = systeem each = elk right = rechts; juist program = programma to hear = horen; vernemen question = vraag during = gedurende to play = spelen government = regering run = rennen small = klein number = nummer off = uit always = altijd move = bewegen like = leuk vinden; zoals night = nacht to live = leven Mr = meneer point = punt Mister = meneer wife = echtgenote husband = echtgenoot key(s) = sleutel; sleutels sunglasses = zonnebril diary = agenda talkative = spraakzaam; babbelziek quiet = rustig; stil friendly = vriendelijk unfriendly = onvriendelijk serious = ernstig; serieus playful = speels funny = grappig kind = aardig unkind = onaardig intelligent = intelligent; slim usually = gewoonlijk often = dikwijls sometimes = soms hardly ever = bijna nooit dining room = eetkamer basement; cellar = kelder kitchen = keuken living room = woonkamer hall = hal bedroom = slaapkamer balcony = balkon bathroom = badkamer lamp = lamp armchair = armstoel chair = stoel sofa = zetel; bank; bankstel television = tv desk = bureau shelf = plank; schap wardrobe = kleerkast; kledingkast cupboard = kast second floor = tweede verdieping first floor = eerste verdieping under = onder in front of = tegenover, voor behind = achter next to = naast near = dichtbij above = boven against = tegen; tegenaan opposite = tegenover Bed = bed bunk bed = stapel bed attic = zolder separate = apart; gescheiden ugly = lelijk sportive = sportief sweet = lief nice = aardig; leuk cute = schattig beautiful (voor vrouw) = mooi; knap; prachtig (voor vrouw) handsome (voor man) = mooi; knap; prachtig (voor man) excuse me = sorry; pardon goodbye = tot ziens I'm sorry = het spijt me look out = pas op please = alstublieft see you later = tot straks straight ahead = rechtdoor thank you very much = hartelijk dank entrance = ingang exit = uitgang for sale = te koop free = gratis ground floor = begane grond; gelijkvloers left = links lift = lift litter = afval open = open private = privé pull = trekken push = duwen road = weg sale = verkoop street = straat spring = lente summer = zomer autumn = herfst winter = winter wind = wind rain = regen snow = sneeuw lightning = bliksem storm = storm door = deur window = raam wall = muur roof = dak stone = steen brick = baksteen Christmas = Kerstmis New year's day = Nieuwjaar Easter = Pasen Good Friday = Goede vrijdag Whitsun = Pinksteren today = vandaag Yesterday = gisteren tomorrow = morgen the day before yesterday = eergisteren the day after tomorrow = overmorgen this week = deze week last week = vorige week next week = volgende week this morning = vanmorgen this afternoon = deze middag tonight = vanavond yesterday morning = gisteren morgend; gistermorgen yesterday evening = gisteren avond; gisteravond tomorrow afternoon = morgenmiddag tomorrow night = morgenavond in three days = over drie dagen three days ago = drie dagen geleden late = laat early = vroeg soon = binnenkort later = later second = seconde minute = minuut hour= uur month = maand eeuw = century quarter of an hour = kwartier half an hour = half uur three quarters of an hour = 3 kwartier one o'clock = één uur seven o'clock = zeven uur ten past eight = tien over acht seven a.m. = zeven uur s'morgens seven p.m. = zeven uur s'avonds quarter past eight = kwart over acht half past eight = half negen twenty to nine = twintig voor negen quarter to nine = kwart voor negen twelve (noon) = twaalf uur 's middags midnight = middernacht
Ingezonden op 30-04-2016 - 769x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!