Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Context (engels)
› 3 blz 34, 35, 36
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Context (engels)
3 blz 34, 35, 36
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Pit = kuil, put, mijn They dug a pit five feet deep = Ze groeven een kuil van anderhalve meter diep. Resource = hulpbron, grondstof Coal is a natural resource = steenkool is een natuurlijke energiebron. Scenery = landschap, natuurschoon Shallow = ondiep Tropical = tropisch Universe = heelal, universum Well = bron Axe = bijl Branch = tak Blossom = bloesem Bush = struik Cattle = vee He has got more than a hundred head of cattle = Hij heeft meer dan honderd stuks vee. Chain = ketting To chop = omhakken They are going to chop down the old dead tree = Ze gaan de oude, dode boom omhakken. Daffodil = narcis Daisy = madelief To big = spitten, graven The rabbits have dug holes in the vegetable garden = De konijnen hebben holen in de moestuin gegraven. Dung = dierlijke mest Farm = boerderij Farm products = landbouwproducten Farming = boerenbedrijf, het boeren Farming is still an important part of the country's economy = Het boerenbedrijf is nog steeds een belangrijk onderdeel van de economie van het land. Farmland = landbouwgrond Fertile = vruchtbaar Field = veld, akker, weide Flower = bloem, bloesem Gardening = tuinieren I'm fond of gardening = Ik ben dol op tuinieren To grow = groeien, verbouwen, kweken We grow lettuce in our garden = We kweken sla in onze tuin Harvest = oogst Hay = hooi Hedge = heg Herbs = kruiden Leaf = blad The lawn was full of leaves after the storm = Het grasveld lag vol met bladeren na de storm. Meadow = wei To mow = maaien Plant = plant To pick = plukken To plough = ploegen To produce = opbrengen, produceren This piece of land produces around a ton of wheat annually = Dit stuk land brengt ongeveer een ton tarwe per jaar op. Rose = roos Rye = rogge Seed = zaad I planted some flower seeds in a pot = Ik plantte wat bloedzaadjes in een pot. Soil = grond, aarde, bodem The soil in this area is very fertile = De grond in dit gebied is erg vruchtbaar. To sow = zaaien Spade = spade, schop Straw = stro Tree = boom Tulip = tulp Vineyard = wijngaard To weed = wieden Weed(s) = onkruid Agriculture = landbouw en veeteelt, het agrarisch bedrijf Barley = gerst Beech (tree) = beuk, beukenboom Bouquet = boeket Bunch of flowers = bos bloemen Corn = graan, mais Cotton = katoen Crop = oogst, opbrengst, gewas The potato crop is very good this year = De aardappeloogst is dit jaar heel goed. Factory farming = Bio-industrie In factory farming calves are taken away from te cow after only a few days = In de bio-industrie worden kalveren al na een paar dagen bij de koe weggehaald. Grain = graan, koren, graankorrel Growth = groei Water is necessary for a plant's growth = Water is noodzakelijk voor de groei van een plant. Human = menselijk, van de mens Food is a basic human need = Eten is een basisbehoefte van de mens. Ivy = klimop Lavender = lavendel Lily = lelie Log = geveld hout, blok hout I've chopped some logs = Ik heb wat blokken hout gehakt Pine (tree) = naaldboom, dennenboom Plot of land = lap grond, stuk land This plot of land is for sale = Deze lap grond is te koop Oak (tree) = eik Oats = haver Orchard = boomgaard Behind the farm was an apple orchard = Achter de boerderij lag een appelboomgaard. Organic = Organisch, biologisch Organic food does not contain chemicals = Biologisch voedsel bevat geen chemicaliƫn. Root = wortel The roots of the plant have been damaged by insects = De wortels van de plant zijn aangetast door insecten. Stem = stengel, steel Trunk = stam Twig = takje, twijg Twig = viooltje Violet = viooltje The scent of violets is very subtle = De geur van viooltjes is heel subtiel. Wheat = tarwe Apple = appel Apricot = abrikoos Banana = banaan Bean = boon Chili con carne is a tasty bean dish = Chili con carne is een smakelijk bonengerecht. Carrot = wortel Have you got a good recipe for carrot cake? = Heb je een goed recept voor worteltaart? Cauliflower = bloemkool Cherry = kers The cherry trees were in full bloom = De kersenbomen stonden in volle bloei. Cucumber = komkommer French beans = sperziebonen
Ingezonden op 27-05-2016 - 370x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!