Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
PaLas
› 16 Hoofdstuk 16 t/m 22
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
PaLas
16 Hoofdstuk 16 t/m 22
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ἀφικνέομαι=aankomen; bereiken ἔρχομαι=gaan; komen ἡ θυγάτηρ=dochter ἡ κόρη=meisje παρακελεύομαι =aansporen τὸ ἱμάτιον=mantel ἐπιλανθάνομαι =vergeten κεῖμαι=liggen ἀναγκαῖος=noodzakelijk; onvermijdelijk ἀναγκαῖόν ἐστι(ν)=het is noodzakelijk;het is onvermijdelijk γαμέομαι=trouwen {als vrouw} βούλομαι=willen ἐγείρομαι=wakker worden παρά +acc =naar ὁ ποταμός=rivier ἄπειμι=afwezig zijn; verwijderd zijn δύναμαι=kunnen παρασκευάζω=klaarmaken; gereedmaken αἰδέομαι +inf =zich schamen om αἰδέομαι +acc = ontzag hebben voor; respecteren διαλέγομαι=speken met; een gesprek voeren met οὗτος=deze; die; dit; dat ἀνίσταμαι=opstaan ὁ λέων=leeuw φαίνω=tonen; laten zien φαίνομαι=(ver)schijnen; schijnen; verschijnen γυμνός= naakt; onbedekt ἵσταμαι=gaan staan; blijven staan γίγνομαι=geboren worden; ontstaan; worden; gebeuren οὔπω=nog niet οὐ ... πω= nog niet τοιοῦτος=zodanig ἡ αἰδώς=schaamte; gêne; respect; ontzag ἅπτομαι=aanpakken;vastpakken ἄθλιος=ongelukkig πάσχω=lijden; ondervinden; ervaren; te verduren hebben ὁ πόντος=zee ἐπίσταμαι +acc=weten; kennen ἐπίσταμαι +inf=kunnen ἡ ἐσθής=kleding ἡγέομαι=leiden; vooropgaan; voor gaan ἡ εὐτυχία=succes; geluk; voorspoed ἀποκρίνομαι=antwoorden νέμω=verdelen; toedelen ἀγαθός=goed χρή=het is nodig om εἴτε ... εἴτε=of ... of; hetzij ... hetzij ἐπεί=toen; nadat; aangezien; nu ἐπειδή=toen; nadat; aangezien; nu ἡμέτερος=ons; onze φοβέομαι=bang zijn; bang zijn voor; vrezen θεραπεύω=verzorgen λούω=wassen λούομαι=zich wassen ὁράω=zien ἐμαυτόν=mijzelf παρά +dat=bij ἡ χάρις=charme; gunst; dank κάθημαι=zitten θεάομαι=bekijken; beschouwen ἐγείρω=wakker maken; opwekken; aanmoedigen πυνθάνομαι=ondervragen; vernemen πόθεν=waarvandaan?; waarvandaan βαρύς=zwaar ἄγριος=wild; woest παντοῖος=allerlei κατά=verspreid over; ter hoogte van; volgens; wat betreft παρίσταμαι=bijstaan; helpen ὁ Ζεύς=Zeus τοῦ Διός=Zeus τῷ Διί=Zeus τὸν Δία=Zeus πολύ=veel αἱρέω=(in)nemen; nemen; innemen ἡ βία=kracht; geweld καταβάλλω=neergooien; naar beneden gooien ἐσθίω=eten εὔχομαι=bidden tot; bidden ἀναγκαῖόν ἐστι(ν)=het is noodzakelijk; het is onvermijdelijk ἀπόλλυμαι=omkomen; te gronde gaan δῆλόν ἐστι(ν)=het is duidelijk ὁ λίθος=steen ἐλαύνω=rijden; (voort)drijven; drijven; voortdrijven ἐμαυτῷ=mijzelf δεῖ=het is nodig; men moet; het moet ὅδε=deze; dit ἥδε=deze; dit τόδε=deze; dit ὑπό=onder; aan de voet van ἅμα=tegelijk; samen met ἡ ἑσπέρα=avond χρή=het is nodig; het moet πίνω=drinken γλυκύς=zoet ἥδομαι=blij zijn; zich verheugen over; zich verheugen in καλέω=roepen; noemen ὀξύς=scherp; fel τὸ πῦρ=vuur ὁ ὀφθαλμός=oog τὸ αἷμα=bloed ῥέω=stromen περί=rondom; om; met betrekking tot εὐθύς=onmiddellijk ἔξω=buiten ἡ νύξ=nacht ἄφρων=onverstandig; dwaas ἡγέομαι +dat=leiden; vooropgaan; voor gaan ἡγέομαι +inf/ ACI=menen ἡγέομαι + 2acc=beschouwen als ἔνθα=daar; waar δύο=twee εἴκοσι(ν)=twintig ἐπισκοπέω=bekijken; overwegen ἔδεισα=ik werd bang ἐπιχειρέω +dat=de hand slaan aan; aanvallen ἐπιχειρέω +inf =ondernemen; overgaan tot proberen ἀνοίγω=openen ἕπομαι=volgen; meegaan met εἱπόμην=volgen; meegaan met ὁ θρόνος=troon; zetel τὸ φάρμακον=kruid; geneesmiddel; vergif τύπτω=slaan ἔτυψα=slaan εἶχον=hebben οἷος=zo(danig) als; zo als ὁ νεανίας=jongeman διά= door (...heen); door ἡ ὕλη=hout; bos ὑπισχνέομαι=beloven te ἐσθλός=edel; voortreffelijk θνητός=stervelijk ὁ θνητός=sterveling; mens χαλεπός=lastig; moeilijk βοάω=schreeuwen ἐβόησα=schreeuwen ἔνδον=binnen χρησοῦς=gouden ἴθι=kom op!; kom op πολλάκις=vaak; dikwijls ποτέ=eens; ooit; soms ἄγε=vooruit!; vooruit ἄγετε=vooruit!; vooruit ὁ ἥρως=held γε=tenminste; geeft nadruk aan het voorafgaande woord οὐ μόνον ..., ἀλλὰ καί=niet alleen maar ook ὁ ὅρκος=eed βουλεύω=beramen; besluiten; beraadslagen βουλεύομαι=beramen; besluiten; beraadslagen ὑμέτερος=van jullie ἦλθον=ik kwam ἐλθ-=gaan; komen ἔπιον=ik dronk ἀφικόμην=ik kwam aan ἔλαβον=ik nam; ik pakte vast ὑπολαμβάνω=antwoorden ὑπέλαβον=ik antwoordde ἤγαγον=ik bracht; ik leidde ἀγαγ-=brengen; leiden σχεδόν=dichtbij; bijna ἐξ οὗ=sinds; vanaf het moment dat εἶπον=ik zei; ik sprak εἰπ-=zeggen; spreken ἀπέθανον=ik stierf οὗτος=deze; die; dit; dat; hij αὕτη=deze; die; dit; dat;zij τοῦτο=deze; die; dit; dat; het ἀπωλόμην=ik kwam om ὀλ-=omkomen ἔφυγον= ik vluchtte weg ἀποφεύγω=wegvluchten ἀπέφυγον=ik vluchtte weg ἐγενόμην=ik werd geboren; ontstond; ik werd; ik gebeurde εἷλον=ik nam; ik nam in ἑλ-=innemen ἀδύνατος=niet in staat; onmogelijk καρτερός=sterk; krachtig πῶς...;=hoe...? εἶδον=ik zag ἰδ-=zien ὁ δέ=hij; de ander ἐπαινέω=goedkeuren; prijzen μᾶλλον ... ἤ=liever... dan ἡ νίκη=overwinning ἔσχον=ik kreeg; ik had gekregen σχ-=hebben οὔποτε=nooit μήποτε=nooit πολύ +superlativus=verreweg ἐκεινος=die; dat; hij; zij; het παύομαι=ophouden; stoppen; ophouden met; stoppen met ἕνεκα=terwille van; wegens σφόδρα=zeer; erg μισέω=haten ἡ πατρίς=vaderland τὸ ἔπος=verhaal; uitspraak; woord σώφρων=verstandig ξένος=buitenlands; vreemd προσέρχομαι=gaan naar προσῆλθον=ik ging naar τὸ εἶδος=gestalte; vorm; soort; uiterlijk ὁ βασιλεύς=koning ἐντυγχάνω=ontmoeten; tegenkomen ἐνέτυχον=ik ontmoette εὐμενής=welgezind; goedgezind δέχομαι=ontvangen; aannemen ἐδεξάμην=ik ontving; ik nam aan ἐρωτάω=vragen τὸ ἔθνος=volk εὐρύς=breed πάντως=geheel en al; volkomen σαφής=duidelijk ἀληθής=waar; werkelijk ὁ μῦθος=verhaal; mythe; woord ψευδής=leugenachtig; onwaar ἐπί=aan; op; bij ἡ ναῦς=schip τὸ ψεῦδος=leugen ἀναγιγνώσκω=herkennen ὁ ἐνιαυτός=jaar εἴσω=naar binnen ὑπό=door toedoen van; door δυσμενής=vijandig; slechtgezind πρό=voor τρέφω=voeden; opvoeden ἔθρεψα=ik voedde; ik voedde op πρίν +inf/ ACI=voordat οἴχομαι=weggegaan zijn; weg zijn ὡς=zoals; zodra als; toen ᾐσθόμην=ik bemerkte; ik nam waar αἰσθάνομαι=bemerken; waarnemen ἡ ἰσχύς=kracht ἠρόμην= ik vroeg ταχύς=snel πάλαι=lang geleden; vroeger; allang τὸ τάχος=snelheid τὸ κράτος=kracht τὸ βάθος=diepte; hoogte κομίζω=brengen; halen; meenemen; verzorgen ὁ οἰκέτης=slaaf; bediende ὁ/ἡ ἰχθῦς=vis ποῦ...;=waar? ὁ γονεύς=ouder ψεύδομαι=liegen τὸ γένος=geslacht; afkomst; soort ἡ μνήμη=herinnering aan; herinnering σύν=met; in gezelschap van; met behulp van τὸ ὄρος=berg πᾶς=geheel; ieder; allen τὸ κτῆμα=bezit οἴομαι=denken; menen ἡδύς=aangenaam; fijn που=ergens; denk ik; misschien τοιόσδε=zodanig; dergelijk ὁ ποῦς=voet ταχέως=snel λευκός=wit ἐκπλήττω=verbijsteren; laten schrikken ἐκπλήττομαι=versteld staan; hevig schrikken τὸ ἔτος=jaar σιγάω=zwijgen; stil zijn οὐδείς=niemand; geen enkel; geen enkele οὐδεμία=niemand; geen enkel; geen enkele οὐδεν=niets; geen enkele οὐδένος=niemand; niets; geen enkele μηδείς=niemand; geen enkele μηδεμία=niemand; geen enkele μηδέν=niets; geen enkele μηδένος=niemand; niets; geen enkele ἐπυθόμην=ik vernam λογίζομαι=overwegen; bedenken ὁ ἆθλος=wedstrijd; strijd; inspanning τὸ τόξον=boog μιμνῄσκομαι=zich herinneren ὤν=zijnde οὖσα=zijnde ὄν=zijnde ὄντος=zijnde τείνω=spannen; strekken δώδεκα=twaalf πειράομαι +gen=beproeven; op de proef stellen πειράομαι +inf=proberen te ἔξεστι(ν)=het is mogelijk; het is geoorloofd μέμφομαι=berispen; aanmerking maken op ὀργίζομαι=boos worden; boos zijn; boos worden op; boos zijn op ῥᾴδιος=gemakkelijk ἄρχομαι=beginnen καθίζομαι=gaan zitten; zitten κάτω=naar beneden; beneden τοτὲ μὲν ... τοτὲ δέ= nu eens dan weer δοκέω +inf=toeschijnen; schijnen δοκέω +ACI=menen; denken ἅτε +ptc=omdat ὁ θυμός=hart; gemoed ἔπαθον=ik leed; ik ondervond τὸ πρόσωπον=gezicht ἀληθῶς=werkelijk; echt τὸ σῆμα=teken ἐάω=(toe)laten; toestaan ἔτεκον=ik baarde; ik bracht ter wereld δυνατός=in staat; mogelijk ἀδύνατον ἐστι(ν)=het is onmogelijk δύνατον ἐστι(ν)=het is mogelijk ἔνειμι=erin zijn τὸ δένδρον=boom κόπτω=slaan ὁ χρυσός=goud ὁ ἄργυρος=zilver κοσμέω=ordenen; versieren ἡ δειρή=hels; nek ὅς, ἥ, ὅ=die; dat;wie; wat τοσοῦτος, τοσαύτη, τοσοῦτο= zo groot; zoveel πολέμιος=vijandig κάκιστος=slechtst; zeer slecht ὁ δαίμων=godheid ἐμαυτοῦ, ἐμαυτῆς=van mijzelf; mijn; van mij συνοικέω=samenwonen; samenwonen (met) ὁ / ἡ βοῦς=rund; koe ὁ τρόπος=manier ἡ τράπεζα=tafel οὔτε .. οὔτε=noch .... noch τὸ στόμα=mond ὁ φόνος=moord τελευτάω=(be)eindigen; eindigen; sterven; beeindigen ἔτυχον=ik trof; ik kreeg ἤνεγκον=ik bracht; ik droeg οἱ παρόντες=aanwezigen αἱ πύλαι=poort ζήω=leven σπάω=trekken παραινέω=aansporen; vermanen πέλας=dichtbij τολμάω=durven ἀπατάω=bedriegen ὡς τάχιστα=zo snel mogelijk ἥκιστα=(aller)minst; allerminst; minst; volstrekt niet ἡ ὥρα=seizoen; tijd ὥρα ἐστίν=het is tijd (om); het is tijd ὁ τόπος=plaats νικάω=overwinnen
Ingezonden op 03-06-2016 - 1368x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
mochten er foutjes in zitten, zeg het even hieronder. en succes met leren!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!