Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
6ECMT/LAMT‹3Branckie
› 0 Duits: Vok. Lebensmittel
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
6ECMT/LAMT‹3Branckie
0 Duits: Vok. Lebensmittel
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
das Brötchen = het broodje die Margarine = de margarine die Sahne = de room der Käse = de kaas die Wurst = de worst die Marmelade = de jam das Fleisch = het vlees das Mehl = het meel der Reis = de rijst das Öl = de olie der Pfeffer = de peper die Süßiskeiten = het snoep der Keks = het koekje das Nahrungsmittel = het voedingsmiddel das Weißbrot = het wit brood der Quark = de kwark das Würtschen = het worsje das Schweinefleisch = het varkensvlees das Rindfleisch = het rundsvlees das Geflügel = het gevogelte die Mandel = de amandel die Rosine = de rizijn der Süßstoff = de zoetstof das Obst = het fruit die Birne = de peer der Pfirsich = de perzik die Traube = de druif die Himbeere = de framboos die Zitrone = de citroen der Blumenkohl = de bloemkool die Erbse = de erwt die Karotte = het worteltje die Tomate = de tomaat die Gurke = de komkommer das Vitamin = de vitamine die Kiwi = de kiwi die Mango = de mango die Brombeere = de braambes die Stachelbeere = de kruisbes die Melone = de meloen die Mandarine = de mandarijn der Kohlrabi = de raapkool der Mais = de mais die Zucchini = de courgette der Pilz = de paddestoel der Kopfsalat = de kropsla der Rettich = de rettich, rammenas der Schnittlauch = de bieslook der Kaffee = de koffie die Mich = de melk der Saft = het sap der Apfelsaft = de appelsap das Bier = het bier der Wein = de wijn der Rotwein = de rode wijn der Sekt = de champagne der Alkohol = de alcohol koffeinfrei = cafeïnevrij die Schokolade = de chocolade der Sprudel = de frisdrank das Pils = de pils das Weizen = de tarwe die Schorle = Schorle trocken = droog die Spätlese = wijn van laat geoogste druiven der Kognak = cognac der Rum = rum einkaufen = boodschappen doen der Metzger = de slager der Bäcker = de bakker der Supermarkt = de supermarkt das Sonderangebot = de speciale aanbieding Bio- = biologisch die Dose = het blik die Flasche = de fles sich anstellen = in de rij gaan staan das Fett = het vet die Sorte = de soort die scheibe = de schijf, plak mager = mager das Pfand = het statiegeld die Packung = het pakje haltbar = houdbaar kosten = kosten preiswert = voordelig der Gemüsehandler = de groenteboer der Flescher = de slager das Lebensmittelgeschäft = de kruidenierswinkel der Schwips = lichte roes, aangeschoten der Likör = likeur der Rosé = rosé lieblich = zacht der Most = cider das Alt = het oude das Export = de export alkoholfrei = alcoholvrij der Milchshake = de milkshake die Kondensmilch = koffiemelk betrunken = dronken der Schnaps = brandewijn, sterke drank der Weißwein = de witte wijn Prost! = proost! der Schluck = de slok das Mineralwasser = het bronwater der Orangensaft = de sinaasappelsap der Kakao = de chocolademelk der Tee = de thee das Getränk = het drankje die Petersilie = de peterselie das Radischen = de radijs die Mohrrübe = de wortel, peen die Aubergine = de aubergine der Paprika = de paprika der Spargel = de asperge der Kohl = de kool die Apfelsine = de appelsien die Zwetschge = kwets, blauwe pruim die Heidelbeere = de blauwe bosbes die Johannisbeere = de rode bes die Pampelmuse = grapefruit die Frucht = de vrucht die Zwiebel = de ui die Kartoffel = de aardappel der Spinat = de spinazie der Lauch = de prei die Bohne = de boon das Gemüse = de groente die Orange = de sinaasappel die Erdbeere = de aardbei die Pflaume = de pruim die Kirsche = de kers der Apfel = de appel das Bonbon = het snoepje der Senf = de mosterd die Nuss = de noot die Spätzle = Spätze, soort macarini das Lammfleisch = het lamsvlees das Kalbfleisch = het kalfsvlees der Speck = het spek die Konfitüre = de confituur die Brezel = de krakeling das Vollkornbrot = het volkorenbrood das Eis = het ijs die Schokolade = de chocola der Zucker = de suiker das Salz = het zout der Essig = de azijn die Nudel = de noedel das Kotelett = het kotelet der Honig = de honing der Schinken = de ham geschnitten = gesneden das Ei = het ei der Joghurt = de yoghurt die Butter = de boter das Brot = het brood das Lebensmittel = het levensmiddel der Preis = de prijs geben = geven frisch = vers der Einkauf = de boodschap aufhaben = open zijn der Metzgerei = de slagerij der Aufschnitt = het beleg das Schwein = het varken die Konditorei = de banketbakkerij der Einkaufswagen = het winkelkarretje die Mehrwegflasche = de retourfles die Büchse = het blik die Schachtel = de doos die Kiste = de kist tiefgekühlt = diepgevoren die Käsetheke = de toonbank voor kaas der Aufkleber = de prijssticker der Kassierer = de cassier der Hunger = de honger essen = eten das Frühstück = het ontbijt das Mittagessen = het middageten das Abendessen = het avondeten das Essen = het eten die Tischdecke = het tafellaken die Gabel = de vork der Teller = het bord die Tasse = het kopje hungern = honger lijden die Mahlzeit = de maaltijd füttern = voeren das Besteck = het bestek der Esslöffel = de eetlepel der Tortenheber = de taartschep die Untertasse = het schoteltje die Kanne = de kan die Schüssel = de schotel die Kerze = de kaars der Korkenzieher = de kurkentrekker das Rezept = het recept das Gewürz = het kruid zubereiden = bereiden der Topf = de pan braten = braden gar = gaar rühren = roeren ausdrücken = uitpersen die Flamme = de vlam grillen = grillen der Dosenöffner = de blikopener die Suppe = de soep das Gulasch = de goulash das Steak = de biefstuk der Hering = de haring die Pommes frites = de frieten das Rührei = het roerei das Omelett = het omelet anmachen = aanmengen der Pudding = de pudding der Eintopf = de eenmansmaaltijd die Schweinhachse = het varkenspootje medium = medium zart = mals das Matjesfilet = de filet van maatjesharing das Wild = het wild der Hamburger = de hamburger das Sauerkraut = de zuurkool der Kartoffelsalat = het aardappelslaatje das Kompott = de vruchtenmoes die Torte = de taart essen gehen = uit eten gaan frei = vrij der Kellner = de kelner aussuchen = uitzoeken das Gericht = het gerecht die Vorspeise = het voorgerecht der Nachtisch = het nagerecht die Köchin = de kokkin lecker = lekker probieren = proberen die Rechnung = de rekening das Café = het café die Kneipe = de kroeg das Gasthaus = het logement, restaurant gutbürgerlich = eenvoudig en degelijk wählen = kiezen die Spezialität = de specialiteit reichlich = rijkelijk die Scheibe = de snee das Fass = het vat das Viertel = kwart liter das Kännchen = het kannetje die Wirtin = de waarin die Selbstbedienung = de zelfbediening die Imbissstube = de snackbar die Cafeteria = de cafetaria die Mensa = de mensa der Wirt = de waard das Achtel = achtste liter die Halbe = halve liter die Theke = de toonbank vorbestellen = bespreken die Beilage = garnering die Speise = het gerecht die Bedienung = de bediening die Wirtschaft = café die Gaststätte = café-restaurant das Stück = het stuk das Trinkgeld = het drinkgeld zahlen = betalen die Portion = de portie der Appetit = de trek der Koch = de kok das Hauptgericht = het hoofdgerecht das Menü = het menu empfehlen = aanbevelen bedienen = bedienen reservieren = reserveren das Lokal = de zaak das Restaurant = het restaurant der Apfelstrudel = de apfelstrudel das Apfelmus = de appelmoes der Pfannkuchen = de pannekoeken die Bratkartofeln = gebakken aardappelen das Fondue = de fondue die Forelle = de forel zäh = taai durch = goed doorbakken roh = rauw die Fleischbrühe = de vleesbouillon der Kuchen = het gebak das Müsli = de muesli der Salat = de sla das Spiegelei = het spiegelei die Soße = de saus der Knödel = de knoedel das Hähnschen = de kip fett = vet der Braten = het gebraad der Flaschenöffner = de flesopener der Grill = de gril anbrennen = aanbranden würzen = kruiden schälen = schillen backen = bakken die Pfanne = de braadpan umrühen = omroeren schneiden = snijden vorbereiten = voorbereiden die Zutat = het ingrediënt kochen = koken der Untersetzer = de onderzetter die Serviette = het serviet die Schale = het schaaltje das Weinglas = het wijnglas das Geschirr = het servies die Kuchengabel = het gebakvorkje der Teelöffel = de theelepel die Ernährung = de voeding der Imbiss = de snack vegetarisch = vegetarisch hungrig = hongerig das Glas = het glas der Löffel = de lepel das Messer = het mes decken = dekken ernähren = voeden frühstücken = ontbijten satt = voldaan, genoeg der Durst = de dorst der Korb = de mand der Strichkode = de streepjescode der Kassenzettel = de kassabon das Angebot = het aanbod der Sack = de zak die Tüte = het zakje die Tafel = het tablet die Konserve = conserven die Flaschenrückgabe = de leeggoedteruggave das Einkaufszentrum = het winkelcentrum die Bäckerei = de bakkerij das Rind = het rund die Fleischerei = de slagerij zuhaben = dicht zijn besorgen = kopen, halen reif = rijp der Stand = de kraam der Markt = de markt machen = maken die Kasse = de kassa
Ingezonden op 19-06-2016 - 807x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!