Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans K4
› 5 Examenteksten Woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans K4
5 Examenteksten Woorden
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
autour de=rondom derrière=achter dernier=laatste au-dessus=boven au-dessous=onder ne...que=slechts seulement=slechts surtout=vooral partout=overal quelque part=ergens chaque=ieder souvent=vaak toujours=altijd autrefois=vroeger parfois=soms trop=te très=erg moins=minder plus=meer sauf=behalve sans=zonder même=zelfs ne...aucun=geen enkel de nouveau=opnieuw encore=nog déjà=al vers=tegen dès=vanaf justement=terecht en outre=bovendien notamment=vooral ailleurs=elders d'ailleurs=trouwens sinon=zo niet dû à=te danken aan évident=duidelijk évidemment=natuurlijk d'autant plus que=des te meer...omdat largement=in ruime mate nettement=duidelijk toutefois=in ieder geval cependant=echter désormais=voortaan auparavant=van te voren à messure que=naarmate à la longue=op den duur contemporain=hedendaags tandis que=terwijl prétendu=zogenaamd malin=slim;sluw en matière de=op het gebied van au cours de=in de loop van nocif=schadelijk efficace=doeltreffend or=welnu puisque=omdat immers ne...guère=nauwelijks tel que=zoals c'est que=namelijk;het komt omdat de sorte que=zodat à condition que=op voorwaarde dat agacé=boos;geprikkeld rare=zeldzaam à cet égard=in dit opzicht à propos de=naar aanleiding van;wat betreft de plus=bovendien afin de=ten einde lors de=tijdens disponible=beschikbaar doué=begaafd plutôt=liever;eerder privé de=beroofd van au profit de=ten gunste van au dépens de=ten koste van nulle part=nergens jadis=vroeger à force de=door te il a beau=ook al... un bâtiment=een gebouw l'effort=de inspanning le jeu=het spel la joie=het plezier l'avantage=het voordeel le désavantage=het nadeel le lendemain=de volgende dag la veille=de vorige dag un défi=een uitdaging la prévention=een preventie;het voorkomen un endroit=een plaats;plek un lieu=een plaats;plek un échec=een mislukking la plupart=de meeste les stupéfiants=de verdovende middelen le rapport=het verband la fuite=de vlucht une arme=een wapen une armée=een leger la pitié=het medelijden l'angoisse=de angst la peur=de angst le but=het doel le devoir=de plicht les devoirs=het huiswerk le droit=het recht la disparition=de verdwijning la destruction=de vernieling le voleur=de dief la valeur=de waarde le volant=het stuur les exigences=de eisen les recommandations=de aanbevelingen les distractions=de afleidingen;het vermaak les circonstances=de omstandigheden les occupations=de bezigheden l'éducation=het onderwijs la formation=de opleiding une amélioration=een verbetering une détérioration=een verslechtering l'aversion=de afkeer la négligence=de onachtzaamheid;de slordigheid la possession=het bezit la puissance=de macht la propreté=de netheid le propriétaire=de eigenaar une hésitation=een aarzeling la perte=het verlies la publicité=de reclame l'influence=de invloed une application=een toepassing une condition=een voorwaarde le métier=het beroep l'emploi=de baan un poste=een baan;een functie prévenir=waarschuwen avertir=waarschuwen rencontrer=ontmoeten raconter=vertellen remplacer=vervangen attendre=wachten atteindre=bereiken entendre=horen écouter=luisteren monter=stijgen descendre=dalen voler=vliegen craindre=vrezen oser=durven avancer=vooruitgaan;naar voren gaan empêcher=verhinderen tromper=bedriegen se tromper=zich vergissen sentir=voelen;ruiken sauver=redden oublier=vergeten obliger=verplichten inventer=uitvinden;verzinnen fournir=leveren apercevoir=merken condamner=veroordelen déranger=storen défendre=verbieden interdire=verbieden ignorer=niet weten lutter=bestrijden cacher=verbergen réussir à=slagen parvenir à=slagen arriver à=slagen développer=ontwikkelen utiliser=gebruiken user=verslijten suffire=voldoende zijn montrer=tonen;laten zien démontrer=aantonen assurer=verzekeren appliquer=toepassen contribuer à=bijdragen aan l'emporter=het winnen remporter=behalen consentir=toestaan imposer=opleggen viser=beogen subir=ondergaan venir de +inf=zojuist;net;pas bénéficier de=profiteren van nier=ontkennen préserver=bewaren;behoeden faire défaut=ontbreken s'accomplir=zich voltrekken modifier=wijzigen se munir de=zich voorzien van porter sur=betrekking hebben op mériter=verdienen accorder=verlenen;toekennen évoquer=oproepen procurer=verschaffen affirmer=bevestigen provoquer=veroorzaken contraindre=dwingen aboutir à=uitlopen op acquérir=verwerven;kopen justifier=rechtvaardigen admettre=toegeven;toestaan;erkennen s'habituer à=wennen aan douter de qc=twijfelen aan iets se douter de qc=iets vermoeden fonder=stichten regretter=betreuren avoir lieu=plaats hebben assister=helpen assister à=bijwonen conseiller=aanraden aggraver=verergeren approcher=naderen éloigner=verwijderen poursuivre=voortzetten;achtervolgen retarder=vertragen mettre en évidence=aan het licht brengen cesser de=ophouden arrêter=ophouden;stoppen augmenter=stijgen;toenemen diminuer=dalen;afnemen baisser=dalen (ac)croître=groeien;toenemen décroître=afnemen disposer de=beschikken over attribuer à=toeschrijven aan songer à=denken aan agir=handelen convaincre=overtuigen mettre en garde=waarschuwen accomplir=voltooien obéir=gehoorzamen entraîner=met zich meebrengen confondre=verwarren entretenir=onderhouden bouleverser=omverwerpen remettre=overhandigen consacrer=wijden aan s'adresser à=zich richten tot soumettre=onderwerpen chercher à=proberen essayer de=proberen tenter de=proberen estimer=schatten se modifier=zich wijzigen témoigner=getuigen s'efforcer de=zich inspannen;onderdak verlenen achever=voltooien abriter=beschutten;onderdak verlenen se faire rare=schaars worden ne pas tarder à=weldra;niet dralen te adhérer à=instemmen met envisager=bekijken;overwegen menacer=bedreigen gêner=hinderen céder à=toegeven aan consister en=bestaan uit avouer=bekennen avoir envie de=zin hebben s'adapter à=zich aanpassen reprocher=verwijten contredire=tegenspreken renforcer=versterken dépendre de=afhangen van retenir=onthouden;reserveren convenir à=passen bij devoir à=te danken hebben aan réclamer=opeisen exiger=eisen contribuer=bijdraagen aan tenir à=hechten aan aboutir à=ertoe leiden soumettre à=onderwerpen aan valoir mieux=beter zijn persuader=overtuigen avoir intéret à=belang hebben bij être tenté de=geneigd zijn oom appartenir à=toebehoren aan opprimer=onderdrukken prévoir=voorzien se moquer de=spotten met renoncer à=afzien van avoir tort=ongelijk hebben avoir raison=gelijk hebben échouer=mislukken;falen recourir à=zijntoevlucht nemen tot
Ingezonden op 25-06-2016 - 426x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!