Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
buiteNLand 5 VWO
› 3 Begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
buiteNLand 5 VWO
3 Begrippen
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
afgeleide ontwikkeling = Andere partijen of gebieden bepalen de richting waarin en de manier waarop een gebied groeit. afroming = In een gebied wordt het beste aan natuur, arbeid en kapitaal weggenomen of ingezet ten behoeve van een ander gebied. agrarische involutie; rurale involutie = Het proces waarbij steeds meer mensen opgenomen worden in de bevolkingslandbouw zonder dat het basispatroon van werken en productiviteit hierdoor wezenlijk verandert. agribusiness = Een wereldwijd economisch en politiek netwerk dat zich bezighoudt met de productie van voedsel. Die bemoeienissen lopen van het ontwikkelen van nieuwe gewassen tot aan het verkopen in de supermarkt. agrochemische vervuiling = Het door de landbouw in de kringlopen brengen van schadelijke stoffen (mest, insectenbestrijdingsmiddelen). assimilatie = Migranten passen zich zodanig aan de nieuwe samenleving aan dat ze onherkenbaar worden (eenzijdige beïnvloeding). assimilatiepolitiek = Overheidsbeleid dat erop gericht is om minderheden onder te brengen in de culturele hoofdstroom. autocratisch regime = Een dictatoriale regering die zich weinig aantrekt van de mening van de burgers. autonome ontwikkeling = Het zelf kunnen bepalen van de richting waarin en de manier waarop je wilt groeien. biodiversiteit = De soortenrijkdom aan planten en dieren. braindrain = Het wegtrekken van de hooggeschoolde mensen uit een regio. cirkelmigratie = Het heen en weer reizen van arbeidsmigranten tussen het herkomstgebied en het gebied waar men werk heeft. complementariteit = Het ene gebied heeft iets te bieden waar in een ander gebied vraag naar bestaat. culturele minderheid = Een bevolkingsgroep die zich niet verwant voelt met de culturele hoofdstroom van die staat (normen, waarden en tradities). deagrarisatie = Het proces waarbij de landbouw snel aan betekenis inboet en mensen uitstoot. duurzaamheid = Een visie op ontwikkeling, die evenwicht zoekt tussen de behoeften van de huidige bewoners in een gebied, de gevolgen voor het milieu en sociale gelijkheid. Uitgangspunt is dat de mogelijkheden van toekomstige generaties geen gevaar mogen lopen en dat kringlopen dus intact moeten blijven. etnische minderheid = Een bevolkingsgroep die wat betreft afkomst (ras, volk) binnen een staat kleiner is dan de dominante bevolkingsgroep. Het begrip etnische minderheid is vaak verweven met culturele minderheid. federale staat = Een verbond van afzonderlijke staten die naar buiten optreden als één geheel (bondstaat). Bepaalde binnenlandse aangelegenheden regelen ze ook gezamenlijk (politie). federalisme = Het streven naar politieke en culturele zelfstandigheid van gebieden binnen een staat. good governance = Een transparante manier van besturen waarbij de bevolking zeggenschap heeft over de manier waarop belastinggelden worden besteed, en waarbij de bevolking ook beschikt over middelen om het regeringsbeleid te controleren en te beoordelen. groene revolutie = Het proces waarbij de landbouw naar een hoger plan getild wordt door de toepassing van moderne kennis in de vorm van machines, kunstmest, hoogwaardig zaaigoed, fokvee en moderne irrigatie. hazardmanagement = Een planmatige vorm van gevarenbeheersing door risico's in kaart te brengen, voorzorgsmaatregelen te nemen, en rampenplannen op te stellen en aan de hand daarvan te oefenen. integratie = Migranten passen zich aan en maken deel uit van de samenleving zonder dat ze volledig onherkenbaar worden (wederzijdse beïnvloeding). lahar = Een vulkanische modderstroom die bestaat uit een mengsel van water, as en modder. landdegradatie = Het afnemen van de kwaliteit van de bodems in een gebied. megastad = Stad van meer dan tien miljoen inwoners, die in de nationale economie een vooraanstaande rol speelt. moslimfundamentalisme = Zie politieke islam. nation building = Het proces waarbij gepoogd wordt een nationale eenheid en identiteit te smeden. overurbanisatie = Een situatie waarbij het aantal inwoners van een stad sneller groeit dan het aantal banen en huizen dat beschikbaar is. politieke islam = Het aan een religieus verleden ontlenen van claims door moslims over hoe de samenleving ingericht zou moeten worden (moslimfundamentalisme). regionale autonomie = Situatie waarbij een gebied een zekere mate van zelfbestuur kent. regionalisme = Een regio krijgt een aparte status binnen een staat, maar de politieke onafhankelijkheid is kleiner dan bij separatisme. relatieve zeespiegelstijging = De stijging van de zeespiegel ten opzichte van het land. Dit kan worden veroorzaakt door een absolute stijging van de zeespiegel, een daling van het land (bijvoorbeeld door inklinking) of een combinatie van deze twee processen. risicoanalyse = Het in kaart brengen van de natuurlijke risico's in een gebied. risicoperceptie = Het persoonlijk inschatten van gevaren. roofbouw = Het zodanig gebruikmaken van het natuurlijke milieu dat kringlopen beschadigd raken. separatisme = Een gebied wil een eigen politieke eenheid vormen door zich af te scheiden van een grotere politieke eenheid. soft state = Een land met een zwak bestuur, vaak gekenmerkt door corruptie. subcontracting = Het uitbesteden van werk en dus ook van verantwoordelijkheid aan onderaannemers. transporteerbaarheid = Het kunnen vervoeren van een goed of dienst binnen een redelijke tijd en tegen aanvaardbare kosten. tropische cycloon; tyfoon = Tropische wervelstorm. Rondom een diep lagedrukgebied (het oog) ontstaat een werveling van draaiende lucht. Dit diepe lagedrukgebied ontstaat bij sterk opstijgende lucht, vooral boven warm zeewater. tussenliggende mogelijkheden = Alternatieve mogelijkheden tussen twee gebieden die complementair zijn. urbane involutie = Het proces waarbij steeds meer mensen opgenomen worden in de stedelijke economie (met name de informele sector), zonder dat het basispatroon van werken en productiviteit hierdoor wezenlijk verandert. vluchtsector = De informele dienstensector. waterbalans = De hoeveelheid water die een gebied binnenkomt en uitgaat. ladangbouw; zwerflandbouw = Het steeds op een andere plaats uitoefenen van akkerbouw door stukken oerwoud plat te branden.
Ingezonden op 28-06-2016 - 490x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!