Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans klas 5
› 2 Idioom blz 11 + 13, Gr. blz 126 - 127
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans klas 5
, deel 1
2 Idioom blz 11 + 13, Gr. blz 126 - 127
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le deuil = de rouw le cimetière = de begraafplaats un enterrement = een begrafenis la douleur = het verdriet la veuve = de weduwe le décès = het overlijden ridiculiser = belachelijk maken le soutien = de steun compréhensif = begripvol faire appel à = een beroep doen op conseiller = aanraden, advies geven la convivialité = de gezelligheid célibataire =vrijgezel contrarier = ergeren le désir = het verlangen les coordonnées = de persoonlijke gegevens le prénom = de voornaam le nom de famille = de achternaam le lieu de naissance = de geboorteplaats la date de naissance = de geboortedatum le domicile = de verblijf/woonplaats le bonheur = het geluk l´amitié = de vriendschap adulte = volwassen mourir = sterven chaleureux/chaleureuse = hartelijk aîné = oudste cadet = jongste plaire = leuk vinden une alliance = een trouwring le court métrage = het korte filmpje chez moi = bij mij chez le dentiste = bij de tandarts sujet = onderwerp, onderdaan objet = onderwerp bij brieven le volontaire = vrijwilliger objet direct = lijdend voorwerp objet indirect = meewerkend voorwerp pronom personnel = persoonlijk voornaamwoord voir = zien regarder = kijken naar il me vois = hij ziet me je le regarde = ik kijk naar hem écouter = luisteren naar aimable = aardig se disputer, se quereller = ruzie maken 2 une querelle = een ruzie se comporter, se conduire = zich gedragen 2 tant = zoveel coutumes = gewoontes le partage = het delen parler à = praten met demander à = vragen aan dire à = zeggen aan téléphoner à = bellen aan emprunter à = lenen aan (1) offrir à = aanbieden aan prêter à = lenen aan (2) sourire à = glimlachen naar répondre à = antwoorden aan rendre à = bezoeken souhaiter à = wensen aan ressembler à = lijken op plaire à = bevallen aan aller à = passen/staan je pense à lui = ik denk aan hem Je m´intéresse à lui = ik ben geinteresseerd in hem le facteur = de postbode fièrement = trots le maire = de burgemeester poser des questions = vragen stellen serrer la main = hand schudden
Ingezonden op 26-08-2016 - 1126x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
29-09-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!