Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
SpaG
› 3 Gezondheid en geneeskunde
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
SpaG
3 Gezondheid en geneeskunde
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
encontrarse = zich voelen Qué tal? - Muy bien. = Hoe is het met je? - Prima. regular = gewoon; matig Que se mejore! = Beterschap! la salud = gezondheid sano/a = gezond enfermo/a = ziek el dolor = pijn doler = pijn doen débil = zwak el aspecto = uiterlijk sentirse = zich voelen el malestar = onbehagen enfermar = ziek maken; ziek worden médico/a = arts; dokter el médico de cabecera = huisarts el/la especialista = specialist la homeopatía = homeopathie el/la homeópata = homeopaat el/la dentista = tandarts el empaste = vulling la consulta = spreekuur; consult el hospital = ziekenhuis enfermero/a = verpleegkundige la inyección = injectie; prik la operación = operatie; ingreep operar = opereren la ambulancia = ambulance la farmacia = apotheek la receta = recept; voorschrift recetar = voorschrijven el medicamento = medicijn; geneesmiddel la medicina = medicijn; geneesmiddel la pastilla = tablet; pil la aspirina = aspirine las gotas = druppels la venda = verband vendar = verbinden la tirita = pleister las gafas = bril la clínica = kliniek; artsenpraktijk la urgencia = spoedgeval; noodgeval los primerow auxilios = eerste hulp la tomografía computarizada = CT-scan el ambulatorio = polikliniek la UVI (Unidad de Vigilancia Intensiva) = IC (Intensive care) la cirugía = chirurgie cirujano/a = chirurg el quirófano = operatiekamer la anestesia = narcose; verdoving el segure de enfermedad = ziektekostenverzekering la Seguridad Social = sociale zekerheid la casa de socorro = eerstehulppost la enfermedad = ziekte; aandoening surfir = lijden prevenir = vorkomen tratar = behandelen curar = helen; genezen clonar = klonen enfermo/a = zieke la herida = wond; verwonding herido/a = gewonde; gewond sangrar = bloeden dañar = schaden; schadelijk zijn voor; beschadigen hacerse daño = zich verwonden; zich pijn doen la fiebre = koorts sudar = zweten mareado/a = misselijk; zeeziek desmayarse = flauwvallen; het bewustzijn verliezen vomitar = overgeven; braken el resfriado = verkoudheid; kou resfriado/a = verkouden resfriarse = kou vatten la gripe = griep la tos = hoest toser = hoesten el cáncer = kanker ciego/a = blind sordo/a = doof mudo/a = stom (niet kunnen spreken) el estrés = stress el ataque = aanval el infarto de corazón = hartinfarct grave = zwaar; ernstig; gevaarlijk leve = licht incurable = ongeneeslijk mejorar = verbeteren; beter worden Ay! = Au! doloroso/a = pijnlijk la cicatriz = litteken quemarse = verbranden el dolor de cabeza = hoofdpijn el tratamiento = (medische) behandeling el reconocimiento = onderzoek; keuring reconocer = onderzoeken el análisis de sangre = bloedonderzoek la tensión = bloeddruk el contagio = besmetting contagiarse = besmet worden el hongo = schimmel la infección = infectie infectarse = besmet worden; gaan ontsteken el pus = pus; etter hinchado/a = gezwollen la inflamación = ontstekking; zwelling inflamarse = ontsteken; opzwellen la pomada = zalf frotar = wrijven la fractura = breuk complicado/a = gecompliceerd; ingewikkeld la apendicitis = blindedarmontsteking la diarrea = diarree el reuma = reuma el sarampión = mazelen la pulmonía = longontsteking el paludismo = malaria la diabetes = diabetes el sida = aids la anorexia = anorexia la bulimia = boulimia inyectar = een injectie geven la vacunación = inenting; vaccinatie la vacuna = vaccin minusválido/a = mindervalide; gehandicapte sordomudo/a = doofstomme cojo/a = mank; kreupel cruzar la vista = scheel zien miope = bijziend la vista cansada = verziendheid el régimen = dieet el masaje = massage el alcohol = alcohol el tabaco = tabak; sigaretten el tabaco rubio = lichte tabak fumar = roken fumador(a) = roker/rookster el cigarrillo = sigaret el cigarro = sigaar el puro = sigaar la pipa = pijp la cerilla = lucifer el mechero = aansteker el cenicero = asbak la ceniza = as alcohólico/a = alcoholist(e) estar alegre = vrolijk zijn; aangeschoten zijn borracho/a = dronken; beschonken bebido/a = aangeschoten emborracharse = dronken worden drogadicto/a = drugsverslaafde la droga = drug drogarse = drugs gebruiken el hachís = hasj el porro = joint la heroíne = heroïne chutarse = drugs nemen; een shot nemen estar con el mono = ontwenningsverschijnselen la cocaína = cocaïne el éxtasis = xtc; ecstasy colocarse = high worden la metadona = methadon el síndrome de abstinencia = ontwenningsverschijnselen el/la narcotraficante = drugshandelaar el camello = dealer; drugshandelaar seropositivo = hiv-positief; seropositief
Ingezonden op 30-08-2016 - 446x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!