Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Ausblick Duits
› 0 Redemittel klas 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Ausblick Duits
0 Redemittel klas 3
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
gevoelens = Gefühle bang zijn voor = Angst haben vor/sich fürchten vor (dat) zich verheugen op = sich freuen auf (akk) zich ... voelen = sich ... fühlen verliefd zijn/worden op = verliebt sein/sich verlieben in (akk) gelukkig zijn = glücklich sein gelukkig (tot mijn/ons geluk) = zum (zu meinem/unserem) Glück/glücklicherweise teleurgesteld zijn/worden door = enttäuscht sein/werden von droevig/bedroefd/verdrietig = traurig iemand/iets missen = einen/etwas vermissen meningen = Meinungen vinden = finden, halten für vermoeiend, inspannend = anstrengend saai = langweilig (on)gevaarlijk = (un)gefährlich verkwikkend = erholsam cool = cool spannend = spannend moeilijk = schwierig leuk vinden = mögen leuk = lustig/toll stressvol = stressig graag-liever-het liefst = gern-lieber-am liebsten vermoedens = Vermutungen misschien = vielleicht waarschijnlijk = wahrscheinlich het is (absoluut) zeker, dat = es ist (absolut) sicher, dass ik kan me voorstellen = ich kann mir vorstellen het is mogelijk = es ist möglich het kan/zou kunnen zijn, dat = es kann/könnte sein, dass het probleem, de problemen = das Problem, die Probleme het stoort mij, dat/als = es stört mich, dass/wenn het stoorde mij, dat/toen = es störte mich, dass/als het irriteert me, dat/als = es nervt mich, dass/wenn het irriteerde me, dat/toen = es nervte mich, dass/als de zorg, de zorgen = die Sorge(n) zorgen hebben = Sorgen haben ik maak me er zorgen over, dat = ich mache mir Sorgen darüber, dass de reden, de redenen = der Grund(''e) het doel, de doelen = der Zweck(e) waarom = warum, weshalb, weswegen omdat = weil want = denn daarom = darum, deshalb, deswegen met welk doel = wozu, zu welchem Zweck om te fietsen (zonder nadere bepaling/objekt) = zum Radfahren om geld te sparen (met nader objekt) = um Geld zu sparen argumenten = Argumente voor een ... zijn = für ein... sein ik ben ervoor, dat = ich bin dafür, dass tegen een ... zijn = gegen ein... sein hij is ertegen, dat = er ist dagegen, dass goed-beter-het best = gut-besser-am besten (on)gelijk hebben = (un)recht haben het voordeel, de voordelen = der Vorteil(e) het nadeel, de nadelen = der Nachteil(e)
Ingezonden op 07-09-2016 - 374x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!