Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
frans vocACTION
› 12 je (me) soigne les verbes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
frans vocACTION
12 je (me) soigne les verbes
Jaar 5 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
accoucher=bevallen aider= helpen aller bien= het goed stellen aller mal= het slecht stellen appeler= roepen ; opbellen appuyer (sur)= drukken (op) arriver= gebeuren attraper= oplopen; (kou) vatten avoir bonne mine= er goed uitzien avoir chaud= het warm hebben avoir de la fièvre= koorts hebben avoir froid= het koud hebben avoir la nausée= zich misselijk voelen avoir le bras cassé= een gebroken arm hebben avoir le nez bouché= een verstopte neus hebben avoir le nez qui coule= een loopneus hebben avoir le vertige=zich draaierig voelen avoir mal (à)= pijn hebben (aan) avoir ses règles = zijn regels hebben; ongesteld zijn avoir soif= dorst hebben battre= kloppen (van het hart) (se) blesser= (zich) kwetsen blesser= kwetsen bouger= bewegen calmer= tot rust brengen chatouiller = jeuken ; kriebelen conseiller (de)= aanraden consoler= troosten (se) couper= (zich) snijden, knippen désinfecter= ontsmetten éternuer= niezen être en bonne santé= gezond zijn être en (pleine) forme = in (top)vorm zijn éviter (de)= vermijden examiner= onderzoeken faire appel à= een beroep doen op faire du bien (à) = goed zijn (voor), deugd doen (aan) faire mal= pijn doen garder le lit= in bed blijven (se) gratter= (zich) krabben grossir= dikker worden guérir= genezen maigrir= vermageren mourir= sterven nettoyer= reinigen peser= wegen piquer= steken plier= plooien prescrire= voorschrijven renvoyer à = doorsturen; verwijzen naar respirer= ademen ressentir= voelen ronfler= snurken saigner= bloeden sauver= redden se brosser les dents= zijn tanden poetsen se brosser les cheveux= zijn haar borstelen se brûler= zich verbranden se casser (le bras)= (zijn arm) breken se coucher= gaan liggen; gaan slapen se couper au doigt= in zijn vinger snijden se doucher= zich douchen se faire mal (à)= zich pijn doen (aan) se fouler (la cheville)= (zijn enkel) verstuiken se laver= zich wassen se maquiller= zich schminken se moucher= zijn neus snuiten sentir= voelen; ruiken se peigner= zich kammen se plaindre (de)= klagen (over) se raser= zich scheren se reposer= rusten se sentir bien= zich goed voelen se sentir mal= zich slecht voelen s’évanouir= flauwvallen s’infecter= ontsteken s’occuper de= zorgen voor (se) soigner = (zich) verzorgen souffrir (de)= lijden (aan) supporter= verdragen survivre= overleven tenir= vasthouden; houden tomber malade= ziek worden toucher= aanraken tousser= hoesten transpirer= zweten vacciner= inenten vaincre= overwinnen vomir=braken
Ingezonden op 25-09-2016 - 994x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-09-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!