Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Zeger - Carte Orange
› 1 Unité 1 Apprendre 1-8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Zeger - Carte Orange
, deel 1
1 Unité 1 Apprendre 1-8
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la France = Frankrijk un pays = een land une ville = een stad un village = een dorp le train = de trein de = van à = naar une auto = een auto l'autoroute v = de snelweg la maison de vacances = het vakantiehuis l'océan m = de oceaan deux filles = twee meisjes deux garçons = twee jongens voilà = daar is; hier is elle = zij elle habite = zij woont elle est = zij is au collège = op de (middelbare) school il = hij il s'appelle = hij heet aussi = ook dans = in la classe = de klas nouveau = nieuw le sport préféré = de lievelingssport elle a = zij heeft une soeur = een zus c'est = dat is; het is un copain = een vriend een = un; une de/het = le; la; l' un = een une = een le = de; het la = de; het l' = de; het Hoe heet jij? = Comment tu t'appelles? Ik heet Nathan. = Je m'appelle Nathan. Zij heet Léa = Elle s'appelle Léa. Hoe heet hij? = Comment il s'appelle? Hij heet Jules. = Il s'appelle Jules. Dit is Jules. = Voilà Jules. de tas = le sac je hebt, heb je = tu as het probleem = le problème dat is = c'est afschuwelijk = horrible hier, alsjeblieft; hé = tiens hoe = comment wij zijn = on est in = dans ik ga naar huis = je rentre ja = oui voor = pour dank je = merci aardig = sympa maar = mais eerst = d'abord kom = venez bij mij thuis = chez moi morgen = demain goed idee = bonne idée geef = donne stom = bête jij bent = tu es ik ben = je suis de klas = la classe het is tijd = c'est l'heure we gaan naar binnen = on entre Hoi Léa. = Salut Léa. Dag mevrouw. = Bonjour madame. Hoe gaat het? = Ça va? (Het gaat) goed. = Ça va bien. Dank je wel, dank u wel. = Merci. Tot ziens. = Au revoir. hij ontmoet = il rencontre van = de hoi = salut hoe gaat het = ça va goed = bien dag = bonjour inderdaad; zo is het = c'est ça iedereen = tout le monde mevrouw = madame welkom = bienvenu tevreden; blij = content al = déjà de leraar = le professeur zij zijn = ils sont ik heb = j'ai met = avec veel succes = bonne chance
Ingezonden op 28-09-2016 - 436x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
17-10-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!