Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans examenidioom vwo5
› 12345 Hoofdstuk 1 t/m 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans examenidioom vwo5
12345 Hoofdstuk 1 t/m 5
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
entretenir = onderhouden appartenir à = behoren tot la ressemblance = de gelijkenis réciproque = wederzijds la naissance = de geboorte le conjoint = de echtgenoot baptiser = dopen gâter = verwennen se disputer = ruzie maken mal élevé = slecht opgevoed détester = een hekel hebben aan confier = toevertrouwen plaire à = bevallen enceinte = zwanger consacrer à = wijden aan fréquenter = omgaan met le comportement = het gedrag responsable de = verantwoordelijk voor abandonner = in de steek laten se convertir à = zich bekeren tot la rupture = de breuk la pauvreté = de armoede le chagrin = het verdriet insupportable = onuitstaanbaar porter plainte = een klacht indienen le deuil = de rouw le cimetière = de begraafplaats un enterrement = een begrafenis la douleur = het verdriet la veuve = de weduwe le décès = het overlijden ridiculiser = belachelijk maken le soutien = de steun compéhensif = begripvol faire appel à = een beroep doen op conseiller = aanraden la convivialité = de gezelligheid célibataire = vrijgezel contrarier = ergeren le désir = het verlangen l'Education nationale = het onderwijs une épreuve = een toets la solution = de oplossing la conception = de opvatting les connaissances = de kennis le proviseur = de rector redoubler = blijven zitten décevant = teleurstellend poursuivre = voortzetten obtenir = halen être doué pour = aanleg hebben voor la filière = de richting le dessin = de tekening être en train de = bezig zijn met se tromper = zich vergissen commettre = begaan un emploi de temps = een rooster le manuel = het schoolboek contraindre à = dwingen un oral = een mondeling efficace = doeltreffend la condition = de omstandigheid faire preuve de = blijk geven van indifférent = onverschillig le prétexte = het smoesje rattraper = inhalen obligatoire = verplicht retenir = onthouden punir = straffen la valeur = de waarde convaincre = overtuigen la scolarité obligatoire = de leerplicht soumettre = voorleggen souligner = onderstrepen la performance = de prestatie la confiance = het vertrouwen la tâche = de taak la couverture = de kaft permettre = toestaan précoce = vroegrijp gourmand = dol op lekker eten l'alimentation = de voeding grossir = dikker worden un régime = een dieet l'obésité = de obesitas léger = licht verteerbaar se nourrir = zich voeden contenir = bevatten un emballage = een verpakking la boîte = het blikje le goût = de smaak frais, fraîche = vers provenir de = afkomstig zijn van bouillir, faire bouillir = koken le fournisseur = de leverancier la pâtisserie = de banketbakkerij la saveur = de smaak le poisson = de vis une truite = een forel l'huile = de olie le vinaigre = de azijn le convive = de gast le congélateur = de vriezer affamé = hongerig la dégustation = de proeverij renverser =omgooien déboucher = ontkurken le gâteau = het koekje le serveur = de ober le robinet = de kraan contribuer à = bijdragen aan l'addition = de rekening une entrée = een voorgerecht emporter = afhalen une cannette = een blikje le blé = het graan la famine = de hongersnood une gorgée = een slok le micro-ondes = de magnetron salé = zout une habitude = een gewoonte le mépris = de minachting la haine = de haat une attitude = een houding avoir honte = zich schamen l'embarras = de verwarring la pitié = het medelijden sensible = gevoelig approuver = goedkeuren l'amertume = de verbittering exemplaire = voorbeeldig se moquer de = spotten met bouleversé = diep getroffen la tendresse = de tederheid la déception = de teleurstelling méfiant = wantrouwend indigné = verontwaardigd fâché = kwaad la fureur = de woede ennuyé = bezorgd avoir horreur de = verafschuwen consoler = troosten craindre = vrezen souffrir = lijden avoir du mal à = moeite hebben om convenir = schikken avoir tort de = ongelijk hebben la foi = het geloof soupirer = zuchten se résigner à = berusten in généreux = vrijgevig tenter de = proberen la gaieté = de vrolijkheid modeste = bescheiden se réconcilier = zich met elkaar verzoenen le préjugé = het vooroordeel trembler= trillen envier = benijden un atout = een voordeel l'âme = de ziel extrêmement = enorm innombrable = talloos abonder = talrijk zijn plusieurs = verscheidene la moitié = de helft autant de = evenveel suffire = voldoende zijn superflu = overbodig l'ampleur = de omvang un morceau = een stuk renforcer = verstreken parfaitement = volkomen mériter = verdienen indispensable = noodzakelijk mesurer = meten impressionnant = indrukwekkend diminuer = afnemen croître = groeien éternellement = eeuwig élevé = groot déconseiller = afraden une estimation = een schatting considérable = aanzienlijk particulièrement = bijzonder ignorer = niet weten désapprouver = afkeuren annuel = jaarlijks essentiellement = met name sale =vuil insignifiant = onbelangrijk moyen = gemiddeld apprécier = waarderen irrésistible = onweerstaanbaar la longueur = de lengte épouvantable = afschuwelijk à peu près = ongeveer bref = kortom éloigné = verwijderd approfondir = verdiepen
Ingezonden op 28-09-2016 - 456x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!