Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EVA 2
› 1 ENGELS irregular verbs
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EVA 2
1 ENGELS irregular verbs
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
zijn = be, was / were, been (ver)dragen = bear, bore, born (ver)slaan = beat, beat, beaten worden = become, became, become beginnen = begin, began, begun bijten = bite, bit, bitten breken = break, broke, broken brengen = bring, brought, brought bouwen = build, built, built kopen = buy, bought, bought vangen = catch, caught, caught kiezen = choose, chose, chosen komen = come, came, come kosten = cost, cost, cost snijden/knippen/hakken = cut, cut, cut graven = dig, dug, dug doen = do, did, done drinken = drink, drank, drunk rijden (auto) = drive, drove, driven eten = eat, ate, eaten vallen = fall, fell, fallen voelen = feel, felt, felt vechten = fight, fought, fought vinden = find, found, found vliegen = fly, flew, flown vergeten = forget, forgot, forgotten (be)vriezen = freeze, froze, frozen krijgen = get, got, got geven = give, gave, given gaan = go, went, gone groeien = grow, grew, grown hebben = have, had, had horen = hear, heard, heard verbergen/verstoppen = hide, hid, hidden slaan = hit, hit, hit (vast)houden = hold, held, held pijndoen/bezeren/kwetsen = hurt, hurt, hurt bewaren/houden = keep, kept, kept kennen/weten = know, knew, known leggen/zetten = lay, laid, laid leiden = lead, led, led leren = learn, learnt, learnt uitlenen = lend, lent, lent laten/verhuren = let, let, let liggen/liegen? = lie, lay, lain aansteken/verlichten = light, lit, lit verliezen = lose, lost, lost maken = make, made, made bedoelen, menen = mean, meant, meant ontmoeten = meet, met, met betalen = pay, paid, paid neerleggen, zetten = put, put, put lezen = read, read, read rijden (fiets, paard) = ride, rode, ridden bellen, aanbellen = ring, rang, rung stijgen, opgaan = rise, rose, risen rennen = run, ran, run zeggen = say, said, said zien = see, saw, seen verkopen = sell, sold, sold zenden/versturen = send, sent, sent naaien/verstellen = sew, sewed, sewn krimpen = shrink, shrank, shrunk sluiten/dicht doen = shut, shut, shut zingen = sing, sang, sung zitten = sit, sat, sat slapen = sleep, slept, slept spreken = speak, spoke, spoken uitgeven/doorbrengen = spend, spent, spent verspillen = spill, spilt, spilt staan = stand, stood, stood stelen/sluipen = steal, stole, stolen zwemmen = swim, swam, swum nemen = take, took, taken onderwijzen = teach, taught, taught vertellen = tell, told, told denken = think, thought, thought gooien = throw, threw, thrown begrijpen = understand, understood, understood wekken = wake, woke, woken dragen (kleding) = wear, wore, worn winnen = win, won, won schijven = write, wrote, written huilen = weep, wept, wept
Ingezonden op 28-09-2016 - 1140x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!