Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans voor VAVO-College Den Bosch
› 21 Reizen, vertrektijden en vakantieplannen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans voor VAVO-College Den Bosch
, deel 1
21 Reizen, vertrektijden en vakantieplannen
Jaar 5 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoe laat vertrekt de trein naar Dijon?=Le train pour Dijon partira à quelle heure? De trein vertrekt om 12 uur 25.=Le train partira à 12 heures 25. De trein vertrekt over 2 minuten.=Le train va partir dans deux minutes. Van welk perron, welk spoor vertrekt de trein naar Dijon?=Le train pour Dijon partira de quel quai, de quelle voie? De trein vertrekt van spoor 6.=Le train partira (de la) voie 6. Hoe laat komt de bus aan in Parijs?=Le (L’auto)car arrivera à Paris à quelle heure? De bus komt om 15 uur 5 aan in Parijs.=Le car arrivera à Paris à 15 heures 5. Hoe lang duurt de reis naar Rotterdam?=Le voyage à Rotterdam dure combien de temps? De reis naar Rotterdam duurt 8 uur.=Le voyage à Rotterdam dure 8 heures. Van welke gate vertrekt het vliegtuig?=L’avion partira de quelle porte? Het vliegtuig vertrekt van gate 22.=L’avion partira (de la) porte 22. met de trein=en train met de bus=en car met het vliegtuig=en avion Vertrekt de trein op tijd?=Le train part à l’heure? Wat is het vluchtnummer?=Quel est le numéro de vol? Wanneer gaat Thierry op vakantie?=Thierry partira en vacances quand? In welke maand gaat Thierry op vakantie?=Thierry partira en vacances en quel mois? Waar gaat Bernadette heen op vakantie?=Bernadette ira en vacances où? Hoe lang blijft hij weg?=Il restera combien de temps? Welk land gaat ze heen?=Elle visitera quel pays? Met welk transportmiddel reist hij?=Il voyagera avec quel moyen de transport? In welke maand ga jij op vakantie?=Tu partiras en vacances en quel mois? Ik ga in de maand juli op vakantie.=J’irai en vacances au mois de juillet. Hij vertrekt in mei.=Il partira en mai. Waar gaat zij heen?=Elle ira où? Waar wil zij heen gaan?=Elle veut aller où? Ze wil graag naar de Verenigde Staten, naar New York.=Elle voudrait aller aux Etats-Unis, à New York. Hij wil graag naar Duitsland en Denemarken.=Il voudrait aller en Allemagne et au Danemark. Hoe lang zijn ze van plan te blijven?=Ils ont l’intention de rester combien de temps?
Ingezonden op 04-10-2016 - 879x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!