Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Natuurgeweld
› 0 alle begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Natuurgeweld
0 alle begrippen
Jaar 2 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aardplaat ; aardschol = gedeelte van de lithosfeer dat beweegt ten opzichte van andere stukken plaattektoniek = bewegingen van aardplaten onder invloed van convectiestromen in de onderliggende mantel (asthenosfeer) convergentie(zones) = plaatsen op aarde waar twee aardplaten door convectiestromen tegen elkaar bewegen subductie = het onderduiken van een oceanische plaat onder een andere oceanische plaat of onder een continentale plaat diepzeetrog = smalle, erg diepe kloof in de zeebodem divergentie(zones) = plaatsen op aarde waar twee aardplaten door convectiestromen uit elkaar bewegen (meestal onder oceanen) convectiestromen = stroming van een gas of vloeistof die ontstaat door ongelijke verwarming of door drukverschillen (komt voor in de asthonosfeer) asthenosfeer = plastische gesteentelaag die zich bevindt onder de harde buitenkant van de aarde lithosfeer ; aardkorst = de harde buitenkant van de aarde oceanische korst = dunne aardkorst die vooral onder de oceanen voorkomt. oceanische korst bestaat uit basalt en is daarom relatief zwaar continentale korst = dikke aardkorst die vooral onder de continenten voorkomt. continentale korst bestaat uit graniet en is daarom relatief licht graniet = relatief licht aardkorstmateriaal basalt = relatief zwaar aardkorstmateriaal endogene krachten = krachten die van binnenuit op de aarde werken exogene krachten = krachten die van buitenaf op de aarde werken mid-oceanische rug = onderzeese bergrug, die op plaatsen ligt waarstukken aardkorst door convectiestromen uit elkaar bewegen breuklijn = scheur in de aardkorst, waar gesteenten langs elkaar schuiven tektonsiche aardbevingen = aardbevingen die te maken hebben met het ten opzichte van elkaar verschuiven van stukken aardschollen magnitude = de kracht van een aardbeving gemeten op de schaal van Richter. elk getal hoger is 10 keer zo sterk en levert 30 keer zoveel energie hypocentrum = plaats in de aardkorst waar een aardbeving ontstaat epicentrum = plaats recht boven de plek waar in de ondergrond de aardbeving ontstond horsten = gebergte waarbij hoogteverschillen ontstaan door het omhoog komen van stukken van de aardkorst langs breuken slenk = het gedeelte dat wegzakt tussen de horsten van een stuk aardkorst langs breuken instortingsaardbevingen = aardbeving die ontstaat door het inzakken van gesteentelagen schaal van Mercalli = schaal om de effecten van een aardbeving op het landschap aan te geven schaal van Richter = schaal, gemaakt door de amerikaanse seismoloog charles richter, waarmee de kracht van een aardbeving kan worden weergegeven seismoloog = wetenschapper die zich heeft gespecialiseerd in aardbevingen seismograaf = apparaat waarmee seismologen aardbevingen kunnen vastleggen seismogram = registratie van een aardbeving op papier tsunami = enorme golf die wordt veroorzaakt door een onderzeese aardbeving of aardverschuiving eruptie = een uitbarsting van een vulkaan stratovulkaan = vulkaan met steile hellingen die bestaat uit een afwisseling van laagjes lava en laagjes vulkanische as spleetvulkaan = langgerekte vulkaan die meestal ontstaat boven een hotspot explosief vulkanisme = vulkaanuitbarsting waarbij vooral vulkanische assen de lucht in worden geslingerd schildvulkaan = vulkaan met heel flauwe hellingen die bestaat uit afgekoelde lava effusief vulkanisme = vulkaanuitbarsting waarbij zeer vloeibaar magma zich over grote afstanden buiten de krater kan verspreiden ring van vuur = gebied rondom de grote oceaan met veel vulkanisme en aardbevingen hotspot = plaats aan de aardoppervlakte waarbij magma uit de mantel door de korst heen breekt dode vulkaan = een vulkaan die vroeger actief was, maar nu niet meer kan uitbarsten omdat deze niet meer boven een subductiezone of hotspot ligt slapende vulkaan = een vulkaan die al een flinke tijd niet meer is uitgebarsten, maar nog steeds boven een subductiezone of hotspot ligt actieve vulkaan = een vulkaan die regelmatig uitbarst caldeira = ingestorte krater van een vulkaan na een uitbarsting magma = gesteente dat zich in vloeibare vorm onder de aardkorst bevind lava = vloeibaar gesteente dat aan de aardoppervlakte komt vulkanische as = materiaal dat bij een vulkaanuitbarsting naar buiten komt in de vorm van kleine asdeeltjes pyroclastische stromen = gloeiend hete wolk van asdeeltjes, stenen en lucht die met grote snelheid van de vulkaanhelling dondert lahar = modderstroom van vulkanische as en lava, vermengd met water post-vulkanische verschijnselen = verschijnsel dat zich voordoet in gebieden waar vroeger actief vulkanisme was fumarolen = verschijnsel waarbij warm tot heet gas uit scheuren in de grond naar buiten treed solfataren = vulkanische modderbron minerale bronnen = bronnen waarbij water naar boven komt met veel voedingsstoffen door oplossen van deze voedingsstoffen in warm water geiser = door aardwarmte verwarmde, natuurlijke heetwaterbron
Ingezonden op 25-10-2016 - 393x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
14-11-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!