Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Fuentes - Spaans voor beginners deel 1
› 6 Vocabulario
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Fuentes - Spaans voor beginners deel 1
6 Vocabulario
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la abuela = de oma el abuelo = de opa los abuelos = de grootouders ahora = nu Alemania/alemán = Duitsland/Duits allí = daar amarillo = geel aquí = hier la bandera = de vlag Bélgica/belga = België/Belgisch casado/-a = getrouwd el color = de kleur contento = blij/tevreden la cuñada = de schoonzus el cuñado = de zwager los cuñados = de zwagers en schoonzussen divorciado/-a = gescheiden España/español = Spanje/Spaans Está de viaje. = Hij/zij is op reis. Está jubilado. = Hij is gepensioneerd. la familia = de familie Francia/francés = Frankrijk/Frans la hermana = de zus el hermano = de broer los hermanos = de broers en zussen la hija = de dochter el hijo = de zoon los hijos = de kinderen Holanda/holandés = Nederland/Nederlands Inglaterra/inglés = Engeland/Engels el invierno = de winter Le gusta cocinar. = Hij/zij houdt van koken. la madre = de moeder el esposo = de echtgenoot marrón = bruin el matrimonio = het echtpaar/het huwelijk Me encanta tocar el violín = Ik ben dol op viool spelen. negro = zwart la nieta = de kleindochter el nieto = de kleinzoon los nietos = de kleinkinderen la nuera = de schoondochter nunca = nooit el otoño = de herfst el padre = de vader los padres = de ouders Polonia/polaco = Polen/Pools la prima = de nicht (kind van oom en tante) la primavera = de lente el primo = de neef (kind van oom en tante) los primos = de neven en nichten siempre = altijd la sobrina = de nicht (kind van mijn broer of mijn zus) el sobrino = de neef (kind van mijn broer of mijn zus) los sobrinos = de neven en nichten soltero/-a = ongehuwd Suecia/sueco = Zweden/Zweeds la suegra = de schoonmoeder el suegro = de schoonvader los suegros = de schoonouders Suiza/suizo = Zwitserland/Zwitsers la tía = de tante el tío = de oom los tíos = de oom en tante Turquía/turco = Turkije/Turks el verano = de zomer violeta = paars viudo/-a = weduwnaar/weduwe Viven en el campo. = Ze wonen op het platteland. el yerno = de schoonzoon
Ingezonden op 26-10-2016 - 365x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!