Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Fuentes - Spaans voor halfgevorderden deel 1
› 3 Vocabulario
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Fuentes - Spaans voor halfgevorderden deel 1
3 Vocabulario
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
¿Cuándo fuiste por última vez? = Wanneer ging je voor de laatste keer? ¿Dónde estuviste? = Waar was je? ¿Qué hiciste? = Wat deed je? acabarse = eindigen acostarse (ue) = gaan slapen amplio = ruim asustar = schrikken atracar = overvallen ayudar = helpen el buzón de voz = de voicemail caerse = vallen charlar = kletsen coger = pakken, grijpen la comisaría = het politiebureau conseguir (i) = vinden, bereiken, erin slagen om te discutir = ruzie maken echarse una siesta = even een dutje doen el bolsillo = de zak (kleding) en el camino = onderweg enamorarse = verliefd worden engordar = aankomen, dik worden la entrada = de ingang ese mismo día = diezelfde dag estuve = ik was la fila = de rij el formulario = het formulier fui = ik ging, ik was fui a la reunión = ik ging naar de vergadering hacer la compra = boodschappen doen la herencia = de erfenis hice = ik maakte, ik deed intentar = proberen ir de compras = gaan winkelen juntos = samen llegué tarde = ik kwam laat el local = de bar Los problemas se sucedieron. = De problemen volgden elkaar op Me hace mucha ilusión. = Ik heb er zin in navegar por internet = internetten ninguno = geen enkele No me dijo nada. = Hij zei niets tegen me. Nos hace mucha ilusión. = We hebben er zin in. el papel = het papier pasar la aspiradora = stofzuigen peinarse = je haar kammen perder peso = afvallen (gewicht) las pertenencias = de eigendommen poner una denuncia = aangifte doen ponerse = aantrekken (kleding) por lo demás = verder, voor het overige precioso = prachtig pude = ik kon puse = ik legde neer un rato = eventjes recibir = krijgen, ontvangen recordar (ue) = zich herinneren robar = stelen sano = gezond Se me cayó el móvil de bolsillo. = Mijn telefoon viel uit mijn zak. Se puso agresivo. = Hij werd agressief. sentirse (ie) = zich voelen sin embargo = echter subastar = veilen Se fue corriendo. = Hij rende ervan door. el taller = de workshop, het atelier la tarjeta de crédito = de creditcard Tenemos que esperar. = We moeten wachten Tengo que irme. = Ik moet gaan. terminar la carrera = afstuderen tranquilo = rustig tuve = ik had, ik kreeg Tuve que irme. = Ik moest gaan. Tuvimos que esperar. = We moesten wachten. una vista preciosa = een prachtig uitzicht
Ingezonden op 27-10-2016 - 203x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
29-10-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!