Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits Neue Kontakte Maaike
› 10 seite 78
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits Neue Kontakte Maaike
, deel 1
10 seite 78
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aanraden=empfehlen, er empfahl, er hat empfohlen Bedriegen=betrügen, er betrog, er hat betrogen Beginnen 1(tussen /)=anfangen, er fing an, er hat angefangen Beginnen 2=beginnen, er begann, er hat begonnen Beslissen=entscheiden, er entschied, er hat entschieden Bewijzen=beweisen, er bewies, er hat bewiesen Bieden=bieten, er bot, er hat geboten Bijten=beißen, er biss, er hat gebissen Blijven=bleiben, er blieb, er ist geblieben Branden=brennen, ,er brannte, er hat gebrannt Breken=brechen, es brach, es ist gebrochen Brengen=bringen, er brachte, er hat gebracht Buigen=biegen, er bog, er hat gebogen Denken=denken, er dachte, er hat gedacht Doen=tun, er tat, er hat getan Doen schrikken=erschrecken, er erschreckte, er hat erschreckt Dragen=tragen, er trug, er hat getragen Drinken=trinken, er trank, er hat getrunken Dwingen=zwingen, er zwang, er hat gezwungen Eten=essen, er aß, er hat gegessen Gaan=gehen, er ging, er ist gegangen Gebeuren=geschehen, es geschah, es ist geschehen Gelden=gelten, es galt, es hat gegolten Genezen=genesen, er genas, er ist genesen Genieten=genießen, er genoss, er hat genossen Geven=geben, er gab, er hat gegeben Gieten=gießen, er goß, er hat gegossen Glijden=gleiten, er glitt, er ist geglitten Gooien=werfen, er war, er hat geworfen Graven=graben, er grub, er hat gegraben Grijpen=greifen, er griff, er hat gegriffen Groeien=waschsen, er wuchs, er ist gewachsen Hangen=hängen, er hing, er hat gehangen Helpen=helfen, er half, ,er hat geholfen Heten=heißen, er hieß, er hat geheißen Houden/stoppen=halten, er hielt, er hat gehalten Kennen=kennen, er kannte, er hat gekannt Komen=kommen, ,er kam, er ist gekommen Het koud hebben=frieren, er fror, er hat gefroren Kruipen=kriechen, er kroch, er ist gekrochen
Ingezonden op 30-10-2016 - 423x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!