Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
eigen methdoe
› 2 English in mind Unit 0 ,1 ,2 Vocabulary Map Engels
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
eigen methdoe
, deel 1 - 2
2 English in mind Unit 0 ,1 ,2 Vocabulary Map Engels
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
a = een an = een animal = dier apple = appel banana = banaan bath = bad beautiful = mooi bed = bed behind = achter between = tussen big = groot bike = fiets birthday = verjaardag book = boek bookshop = boekwinkel boy = jongen car = auto chair = stoel children = kinderen classmates = klasgenoten classroom = lokaal close = sluiten cry = huilen dangerous = gevaarlijk day = dag diary = agenda , dagboek dress = jurk eat = eten favourite = favoriet film , movie = film fine = goed friend = vriend(in) funny = grappig girl = meisje happy = gelukkig , blij have (got) = hebben homework = huiswerk house = huis jacket = jas jeans = spijkerbroek jump = spring jumper , sweater = trui know = kennen laugh = lachen lesson = les letter = brief library = bibliotheek listen (to) = luisteren (naar) look at = kijken naar love = houden van lovely = aangenaam near = dichtbij next to = naast on = op open = openen pet = huisdier phone = telefoon picture = tekening / foto / schilderij play = spelen question = vraag read = lezen run = rennen shoe = schoen shop , store = winkel shower = douche sing = zingen skirt = rok small , little = klein smart = slim sweet = lief smile = glimlachen socks = sokken sofa = bank table = tafel talk = praten test = test today = vandaag tomorrow = morgen under = onder walk = lopen university = universiteit about = over angry = boos answer = antwoord but = maar cat = kat cinema = bioscoop crazy = gek dance = dansen dog = hond drive = rijden enjoy = genieten van every = elk fly = vliegen get up = opstaan go to bed = naar bed gaan guitar = gitaar hate = haten heavy = zwaar learn = leren like = leuk (aardig) vinden pencil = potlood pupil = leerling game= spelletje race = wedstrijd ride = rijden room = kamer ruler = liniaal sleep = slapen sport = sport start = beginnen stop = stoppen student = student study = studeren the = de , het window = raam work together = samenwerken write = schrijven always = altijd believe = geloven belong to = behoren tot break = pauze buy = kopen can = kunnen , mogen choose = kiezen clean = schoonmaken cook = koken exam = examen find = vinden finish = afmaken spare time = vrije tijd get dressed = zich aankleden group = groep hobby = hobby late = laat lonely = eenzaam never = nooit now = nu often = vaak once = nog één keer photo = foto prefer = liever hebben quiet = stil rain = regen(en) see = zien shop = winkelen similar = gelijk sometimes = soms stay = blijven swim = zwemmen (swimming) pool = zwembad talk to = praten met teach = lesgeven , aanleren television , tv = televisie , tv tennis= tennis times = keer tidy = opruimen want = willen watch = bekijken
Ingezonden op 02-11-2016 - 695x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!