Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Rechtstaat en Democratie
› 0 Begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Rechtstaat en Democratie
0 Begrippen
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Bezetting = Toestand waarin een legermacht een gebied onder bedwang houdt. In Nederland wordt met 'de bezetting' de Duitse bezetting van 1940-1945 bedoeld. Burgerschap = Een burger is een inwoner van een stad of een staat die de daarbij behorende burgerrechten heeft. Centralisatie = Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit één punt wordt bestuurd. De Nederlandse Opstand was onder meer gericht tegen de centralisatie van Filips II. Confessionalisme = Politiek-maatschappelijke stroming die uitgaat van een geloof (confessie). Het confessionalisme speelde in een aantal Europese landen, waaronder Duitsland en Nederland, vanaf ongeveer 1870 een rol. Crisis = Ernstige verslechtering in de economie met teruglopende productiviteit en oplopende werkloosheid. In 1929 begon de economische wereldcrisis die duurde tot de Tweede Wereldoorlog. Democratie = Grieks voor regering door het volk. Democratisering = Ontwikkeling waarbij de bevolking steeds meer invloed krijgt in de samenleving. In de 19e eeuw nam bijna overal in Europa de macht van volksvertegenwoordigingen toe en werd het kiesrecht uitgebreid. In Nederland was het parlement sinds 1848 de hoogste politieke macht. In 1919 kwam er algemeen kiesrecht. Democratische revolutie = Ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. Nederland kreeg na de Bataafse revolutie (1795) zijn eerste grondwet in 1798. Emancipatiebeweging = Beweging die naar gelijkberechtiging streeft. In de 19e eeuw kwamen het feminisme, socialisme en, in Nederland, confessionalisme op als emancipatiebewegingen voor respectievelijk vrouwen, arbeiders en orthodoxe christenen. Fascisme = Verzamelnaam voor extreem-nationalistische ideologieën en stromingen, die geweld verheerlijken, gekant zijn tegen de democratie en het communisme en de nadruk leggen op krachtig leiderschap. In Nederland volgde de NSB het voorbeeld van het Italiaans fascisme en het Duits nationaalsocialisme. Grondrechten = Basisrechten voor alle burgers die zijn vastgelegd in een grondwet. Grondwet {Constitutie} = Wet waarin staat hoe een land geregeerd moet worden en wat de rechten en plichten van burgers zijn. Ideologie = Opvatting over de maatschappij, zowel hoe de maatschappij in elkaar zit, als hoe die zou moeten veranderen. Voorbeelden zijn het marxisme en de ideeën die Kuyper vastlegde voor de ARP. Industriële Revolutie = Omwenteling in productie-methoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines, vaak in fabrieken. Deze ingrijpende verandering vond vanaf 1770 plaats in Groot-Brittannië en in Nederland vanaf ongeveer 1865. Kapitalisme = Economisch systeem waarbij de productiemiddelen, zoals fabrieken en machines privébezit zijn en personen geld investeren met het doel winst te maken. Katholicisme = De katholieke godsdienst en levenshouding met (rooms-) katholicisme wordt de godsdienst van de katholieke kerk bedoeld, waarin de paus van Rome aan het hoofd staat. Liberalisme = Politiek-maatschappelijke stroming die de vrijheden en rechten van het individu centraal stelt. Het liberalisme streeft naar economische vrijheid en een parlementair stelsel. Nationaalsocialisme = Variant van het fascisme waarbij de rassenleer centraal staat - de onwetenschappelijk leer dat het in de politiek gaat om de strijd tussen rassen en dat het 'Germaanse ras' superieur is en het recht heeft de wereld te beheersen. Politiek = Alles wat te maken heeft met het bestuur van de staat. Politieke stroming = Beweging die deel wil nemen aan het bestuur vanuit bepaalde opvattingen over de juiste inrichting van de maatschappij. In de eerste helft van de 19e eeuw ontstonden het liberalisme, het nationalisme en het socialisme. In de tweede helft het confessionalisme en het feminisme. Propaganda = Het verspreiden van ideeën, het beïnvloeden van meningen. Protestantisme = Geheel van kerkgemeenschappen die zich als gevolg van de reformatie afsplitsen van de rooms-katholieke kerk. Staatsburger = Persoon met politieke rechten van een burger in een staat, zoals het recht om een vertegenwoordiger in een parlement te kiezen of om gekozen te worden. Sociale Kwestie = Het vraagstuk van de armoede en de slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeiders en de vraag hoe de arbeiders konden worden geïntegreerd in de samenleving. Socialisme = Politiek-maatschappelijke stroming en emancipatiebeweging van de arbeidsklasse die streeft naar meer gelijkheid en gelijkwaardigheid. Totalitarisme = Politiek systeem dat een totale controle van de maatschappij nastreeft, inclusief het denken en voelen van alle mensen. Het ontstond na de Eerste Wereldoorlog in een communistische, een fascistische en nationaalsocialistische variant. Verlichting = Opvatting dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moet worden met vrijheid, verdraagzaamheid en gelijke rechten voor alle mensen. Wereldoorlog = Oorlog waarbij een groot aantal volkeren en meerdere werelddelen betrokken zijn, zoals de Tweede Wereldoorlog.
Ingezonden op 05-11-2016 - 695x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
06-11-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Te vinden op bladzijde 57 en 58
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!