Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EVA 2
› 12 FRANS alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EVA 2
12 FRANS alles
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un amour d'été = een zomerliefde marié = getrouwd grâce à = dankzij trembler = beven; trillen avoir l'air bête = er dom uitzien la peine = de moeite;het verdriet le surnom= de bijnaam Le pauvre! = de arme ziel inoubliable = onvergetelijk la clé = de sleutel perfectionner = verbeteren qoui faire = wat te doen le séjour = het verblijf le centre sous-marin = het onderwatercentrum des centaines = honderden le bassin = de baai comme promis = zoals beloofd la supérette = het campingwinkeltje des milliers = duizenden la caméra étanche = de onderwatercamera le volet = het luik tout à fait = helemaal le lendemain = de volgende dag le chameau = de kameel le charmeur de serpents = de slangenbezweerder le tajine = de tajine de geboorte = la naissance het strand = la plage het gezicht = le visage ik zie = je vois de koningin = la reine dromen = rêver slank, dun= mince naast = à côté de doorbrengen = passer vergeten = oublier iedere avond = tous les soirs ontvangen = accueillir meenemen = emmener bekijken = observer de doop = le baptême duiken = plonger de staat {m}= l'État wensen = souhaiter sturen = envoyer gisteren = hier stel je eens voor = imagine-toi zonnig = ensoleillé zoals gewoonlijk = comme d'habitude zonnen = faire de la bronzette op een warme dag = un jour de warmte = la chaleur Frankrijk = la France belgië = la Belgique Spanje = l'Espagne Italië = l'Italie Engeland = l'Angleterre Finland = la Finlande Zwitserland = la Suisse zweden = la Suède Tunesië = la Tunisie luxemburg = le Luxembourg Portugal = le Portugal Denemarken = le Danemark Marokko = le Maroc Canada = le Canada Japan = le Japon Nederland = les Pays-Bas de verenigde staten = les États-Unis Wat heb je gedaan = Qu'est-ce que tu as fait Wat heeft hij/zij gedaan = Qu'est-ce qu'il / elle a fait Wat hebben jullie / heeft u gedaan = Qu'est-ce que vous avez fait Wat hebben zij gedaan = Qu'est-ce qu'ils ont fait Ik heb gevoetbald = J'ai fait de foot Ik heb gedoken, gevist, paardgereden = J'ai fait de la plongée, de la pêche, du cheval we hebben wandelingen gemaakt = Nous avons fait des promenades à pied we hebben een autotocht gemaakt = nous avons fait une balade / un tour en voiture ik ben naar de bioscoop, het strand, de disco gegaan = Je suis allé(e) au cinéma, à la plage, à la disco Wat ga je doen = Qu'est-ce que tu vas faire ik ga een museum bezoeken = Je vais visiter un musée ik ga paardrijden = Je vais faire du cheval ik ga een fietstocht maken = Je vais faire une promenade en vélo wij gaan niet duiken = Nous n'allons pas faire de plongée wij gaan niet pardrijden = Nous n'allons pas faire de cheval waar ben je geweest = Tu as été où waar is hij geweest = Il a été où Meneer, waar bent u geweest = Monsieur, vous avez été où Waar zijn zij geweest = Ils ont été où Ik ben in Frankrijk geweest = J'ai été en France Hij is in Marokko geweest = Il a été au Maroc ik ben in de VS geweest = J'ai été aux Etats-Unis Zij zijn in Cap-Ferret geweest = Ils ont été au Cap-Ferret Hoe was het = C'était comment Het was geweldig = C'était formidable fantastisch = fantastique super = super leuk = chouette cool = cool niet slecht = pas mal niet geweldig = pas terrible waardeloos = nul saai = ennuyeux gemakkelijk = facile moeilijk = difficile gevaarlijk = dangereux heerlijk = délicieux lors de = tijdens il soutient = hij steunt changer de côté = van helft wisselen mener = leiden un coup franc = een vrije schop un tir = een schot le vantard = de opschepper une folle soirée = een te gekke avond je me rappelle = ik herinner me marcher sur les pieds = op de tenen trappen Taisez-vous! = Zwijg! une vitrine = een etalage le bip = het geluidssignaal une peur bleue = een hevige angst aplati = platgemaakt prescrire = voorschrijven Quelle misère! = Wat een ellende! captivant = boeiend le scotch = het plakband la différence = het verschil faire partie de = deel uitmaken van l’équitation = het paardrijden un club public = een openbare club la superficie = de oppervlakte élevé = hoog l’essence = de benzine être en train de = bezig zijn te autre chose = iets anders impeccable = onberispelijk la condition = de voorwaarde j’ai couru = ik heb gerend l’endurance = het uithoudingsvermogen de winnaar = le vainqueur het net = le filet scoren = marquer sterk = fort fluiten = siffler herinneren aan = rappeler het oog = l’oeil de ogen = les yeux zonder twijfel = sans doute het antwoordapparaat = le répondeur intikken = taper belangrijkste = principal een ster = une étoile bang zijn voor = avoir peur de onderzoeken = examiner waarschijnlijk = probablement met de post = par la poste de volgende dag = le lendemain rondom = autour de een bijlage = une pièce jointe een huiswerkopdracht = un devoir boven = au-dessus de breed = large jammer genoeg = malheureusement gelukkig = heureusement geleden = il y a + tijd verbeteren = améliorer een paard = un cheval de bril = les lunettes de lenzen = les lentilles de snelheid = la vitesse ten slotte = finalement Wat doen jullie op zaterdag en zondag? = Que faites-vous le samedi et le dimanche? Meestal sporten wij. = En général, nous faisons du sport. Zijn jullie lid van een sportclub? = Êtes-vous inscrits dans un club de sport? Ja, wij zijn lid van een club. = Oui, nous sommes inscrits dans un club. Ja, wij zijn lid van een club A. = Oui, nous sommes inscrits dans le club A. Wat voor sport doen jullie daar? = Quel sport y pratiquez-vous? Wij voetballen daar. = Nous y pratiquons le football. Wij handballen daar. = Nous y pratiquons le handball. Wij tennissen daar. = Nous y pratiquons le tennis. Hoe verlopen de trainingen? = Comment se passent les séances d’entraînement? Eerst is er een warming-up. = D’abord, il y a l’échauffement. Dan doen we techniek- en conditietraining. = Puis, on fait des exercices techniques et physiques. Tenslotte spelen we een partij / een wedstrijdje. = Finalement, on joue une partie. Ik voetbal. = Je fais du foot. Ik hockey. = Je fais du hockey. Ik basketbal. = Je fais du basket. Ik judo. = Je fais du judo. Ik tennis. = Je fais du tennis. Ik handbal. = Je fais du handball. Ik schaats. = Je fais du patinage. Ik zwem. = Je fais de la natation. Ik duik. = Je fais de la plongée. Ik schaak. = Je joue aux échecs. Ik dam. = Je joue aux dames. Wat zijn je hobby’s? = Quels sont tes hobbies? Wat zijn je hobby’s? = Quelles sont tes passions? Mijn hobby’s zijn sport. = Mes passions sont le sport. Mijn hobby’s zijn dansen. = Mes passions sont la danse. Mijn hobby’s zijn muziek. = Mes passions sont la musique. Mijn hobby’s zijn lezen. = Mes passions sont la lecture. Mijn hobby’s zijn winkelen. = Mes passions sont le shopping. Mijn hobby’s zijn videospelletjes. = Mes passions sont les jeux vidéo.
Ingezonden op 06-11-2016 - 1029x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
07-11-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!