Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna, deel 1+2

3946 Woordenlijst Fortuna deel 1+2, CEVO stamtijdenlijst, signaalwoorden

Jaar 5 (Gymnasium)

fraus, fraudis (vrl.) = bedrog
fregi = perf. van frango
frigus, frigoris (onz.) = kou
frons, frontis (vrl.) = voorhoofd; voorzijde; front
frumentum = koren; graan
fruor, fructus sum (frui) = genieten van
frustra (bijw.) = vergeefs
fudi = perf. van fundo
fuerunt = zij zijn geweest; zij waren; perf. van sum; perf. van esse
fuga = vlucht; verbanning
fugi = perf. van fugio
fugio, fugi (fugere) = vluchten
fui = perf. van sum; perf. van esse
fuit = hij is geweest; hij was; perf. van sum; perf. van esse
fundo, fudi (fundere) = gieten op; gieten in
fungor, functus sum (fungi) = vullen; bekleden {{nl.: een functie}}
funus, funeris (onz.) = dood; begrafenis
futurus esse = te zullen zijn; zullen zijn
Gallus = Galliër; Gallisch
gaudeo, gavisus sum (gaudere) = blij zijn
gaudeo, gavisus sum (gaudere) + abl. = zich verheugen over
gaudium = vreugde
gavisus = p.p. van gaudeo
gens, gentis (vrl.) = volk
genus, generis (onz.) = afkomst; geslacht; soort
Germanus = Germaan; Germaans
gero, gessi, gestus (gerere) = dragen; uitvoeren; voeren; oorlog voeren
gessi = perf. van gero
gestus = p.p.p. van gero
gigno, genui, genitus (gignere) = voortbrengen
gladius = zwaard
gloria = roem
Graecia = Griekenland
Graecus = Griek; Grieks
gratia = charme; bevalligheid; gunst; geliefdheid; dank
gen. + gratia = wegens; om te
gravis, grave = zwaar; ernstig
habeo, habui, habitus (habere) = hebben; houden
habeo, habui, habitus (habere) + acc. = beschouwen als
habito (habitare) = bewonen; wonen
habitus = p.p.p. van habeo
habitus, habitus = houding; toestand
habui = perf. van habeo
haec (nom. vrl. ev.) = deze
haec (nom./acc. onz. mv.) = deze
haereo, haesi, haesum (haerere) = vast blijven zitten; kleven
harena = zand
haud = helemaal niet
haurio, hausi, haustum (haerere) = scheppen; putten; drinken; doorboren
herba = gras; kruid
hic (bijw.) = hier
hic, haec, hoc (huius) = deze; dit
hinc = hier
hoc = dit
hoc modo (abl.) = op deze manier
homo, hominis (mnl.) = mens; man
honestus (honeste (bijw.)) = eervol; fatsoenlijk
honor, honoris (mnl.) = eer; eerbewijs
hora = uur
hortatus = p.p. van hortor
horatus sum = perf. van hortor
hortor, hortatus sum (hortari) = aansporen
hostis, hostis (mnl.) = vijand
huc (bijw.) = hierheen
humanus = menselijk
iaceo, iacui (iacere) = liggen
iacio, ieci, iactus = gooien
iactus = p.p.p. van iacio
iacui = perf. van iaceo
iam = al; reeds
non iam = niet meer; niet langer
ibi = daar
id = het; dit
idem, eadem, idem (eiusdem) = dezelfde; hetzelfde
ideo = daarom
ieci = perf. van iacio
igitur = daarom; dus
ignarus + gen. = onkundig van; ontwetend; onbekend met
ignis, ignis (mnl.) = vuur
ignosco, ignovi, ignotus (ignoscere) + dat = vergeven
ignotus = p.p.p. van ignosco
ignovi = perf. van ignosco
ii = perf. van eo; perf. van ire
illatus = p.p.p. van infero
ille, illa, illud (illius) = die; dat; deze; dit; hij; zij; het
illic (bijw.) = daar
illuc (bijw.) = daarheen
immisi = perf. van immitto
immissus = p.p.p. van immitto
immitto, immisi, immissus (immittere) = erop afsturen; laten gaan
immortalis, immortale = onsterfelijk
impedio (impedire) = verhinderen
imperator, imperatoris = opperbevelhebber; keizer
imperium = macht; rijk
impero (imperare) + dat. = bevelen
impetus, impetus = aanval
impius = goddeloos
impono, imposui, impositus (imponere) = leggen op; plaatsen op
impositus = p.p.p. van impono
imposui = perf. van impono
in + acc. = naar; naar binnen; jegens; tot
in + abl. = in; op; bij
incedo, incessi (incedere) = voortgaan; binnengaan
incendi = perf. van incendo; inf. praes. pass. van incendo
incendium = brand
incendo, incendi, incensus (incendere) = in brand steken
incensus = p.p.p. van incendo
incepi = perf. van incipio
inceptus = p.p.p. van incipio
incertus = onzeker
incessi = perf. van incedo
incidi = perf. van incido
incido, incidi (incidere) = vallen in; vallen op; terechtkomen in; gebeuren
incipio, incepi, inceptus (incipere) = beginnen
includo, inclusi, inclusus (includere) = insluiten; opsluiten
inclusi = perf. van includo
inclusus = p.p.p. van includo
incolumis = ongedeerd
inde = daarvandaan; daarna
induco, induxi, inductus (inducere) = brengen naar; brengen tot; verleiden tot
inductus = p.p.p. van induco
induxi = perf. van induco
ineo, inii, initum (inire) = ingaan; binnengaan; beginnen
infelix, infelicis = ongelukkig

Ingezonden op 21-11-2016 - 1458x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 22-12-2016.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Dit zijn de woorden van 39 t/m 46 van de woordenlijsten Fortuna deel 1+2, de CEVO stamtijdenlijst en alle signaalwoorden uit één bundel van Frans Haverkamp.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna, deel 1+2

3946 Woordenlijst Fortuna deel 1+2, CEVO stamtijdenlijst, signaalwoorden