Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
oefeningen van Wiecher Dalsem
› 2 omgang met mensen (1)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
oefeningen van Wiecher Dalsem
, deel 3
2 omgang met mensen (1)
Jaar 4 (mavo/havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
heten = heißen (er hieß - er hat geheißen) de achternaam = der Familienname de voornaam = der Vorname Hoe heet u? = Wie heißen Sie? de naam = der Name het adres = die Adresse de woonplaats = der Wohnort Waar woon je? = Wo wohnst du? Hij woont sinds 10 jaar in Frankrijk = Er lebt seit zehn Jahren in Frankreich. de straat = die Straße het plein = der Platz het huisnummer = die Hausnummer het telefoonnummer = die Telefonnummer Duitsland = Deutschland opbellen = anrufen de verjaardag = der Geburtstag Wanneer ben je jarig? = Wann hast du Geburtstag? Hoe oud bent u? = Wie alt sind Sie? de leeftijd = das Alter het jaar = das Jahr (die Jahre) de maand = der Monat (die Monate) jong - oud = jung - alt de jongere = der Jugendliche de volwassene = der Erwachsene mannelijk = männlich vrouwelijk = weiblich de man = der Mann (die Männer) de vrouw = die Frau (die Frauen) het kind = das Kind (die Kinder) de jongen = der Junge (die Jungen) het meisje = das Mädchen (die Mädchen) getrouwd = verheiratet niet getrouwd = ledig, nicht verheiratet We zijn nu vijf jaar getrouwd = Wir sind jetzt fünf Jahre verheiratet We zijn gisteren getrouwd = Wir haben gestern geheiratet de familie, het gezin = die Familie de dochter = die Tochter (die Töchter) de zoon = der Sohn (die Söhne) de oom = der Onkel (die Onkel) de tante = die Tante (die Tanten) de vader = der Vater de moeder = die Mutter Heb je nog broers of zussen? = Hast du noch Geschwister? de baby = das Baby de broer = der Bruder (die Brüder) de zus = die Schwester (die Schwestern) de (groot)ouders = die (Groß)eltern een familielid = ein Verwandter / eine Verwandte een kennis = ein Bekannter / eine Bekannte Ze is familie van.. = Sie ist verwandt mit … Hoe heet je? = Wie heißt du? Hoe oud ben je? = Wie alt bist du? Mijn naam is... = Mein Name ist ..... Ik ben op 14 februar jarig. = Ich habe am vierzehnten Februar Geburtstag.
Ingezonden op 27-11-2016 - 316x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!