Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Turks een leerboek voor zelfstudie en klasikaal gebruik, deel 1

0 alle woordjes hfst 1 tot en met 5

Jaar 1 (universiteit)

akşam = avond
biz = wij
cam = glas; ruit
çiçek = bloem
deniz = zee
ekmek = brood
fırsat = kans; gelegenheid
göz = oog
değil = niet; geen
harita = plattegrond; kaart
ızgara = grill; rooster
isim = naam
jeton = muntje
kalkış = vertrek
limon = citroen
masa = tafel
neden? = waarom?
oda = kamer
öğle = middag
para = geld
araba = auto
bardak = glas
cüzdan = portemonnee
çocuk = kind
ders = les
el = hand
fiyat = prijs
gün = dag
ağaç = boom
hesap = rekening
insan = mens; iemand
ırmak = rivier
jilet = scheermesje
kapı = deur; poort
lokanta = eethuis
manzara = uitzicht; landschap
nasıl? = hoe?
orman = bos
öpmek = kussen; zoenen
postane = postkantoor
rehber = (reis)gids
rüzgâr = wind
sabah = ochtend
şeker = suiker
şişe = fles
su = water
tatil = vakantie
tepe = heuvel
uçak = vliegtuig
ucuz = goedkoop
ülke = land
üzüm = druiven
varış = aankomst
bu = dit; deze
ne? = wat?
otobüs = bus
peki = en; oke; goed dan!; nou goed!
o = die; dat; zij; hij; het
bir = een; één
şu = deze; dit; die; dat
kim? = wie?
bunlar = meervoud van bu; deze
onlar = meervoud van o; die
şunlar = meervoud van şu; deze; die
kalem = pen
ise = en; daarentegen; echter
defter = schrift
otobüs garajı = busstation
nerede? = waar?
burada = hier
başka = ander(e); anders
mahalle = wijk
hangi? = welke?
Esenler = een wijk in Istanbul
yeni = nieuw
şimdi = nu
orada = daar
ev = huis
Kadıköy = een stadsdeel van Istanbul
durmak = stoppen; (blijven) staan; halt houden
gitmek = gaan
kalmak = blijven
okul = school
kilim = kleed
halı = tapijt
pasaport = paspoort
çarşı = winkelcentrum; stadscentrum
dükkân = winkel
ama = maar
elma = appel
almak = kopen
kitap = boek
okumak = lezen
tat = zoet
pahalı = duur
otel = hotel
taksi = taxi
tuvalet = toilet
dur! = stop!
git! = ga!
kal! = blijf!
yürü! = loop!adam = man
affedersiniz = sorry, neemt u mij niet kwalijk; pardon
ağac = boom
Alman = Duitser; Duitse
ben = ik
bilet = ticket ; kaartje
bisiklet = fiets
boş = leeg; vrij
bugün = vandaag
büyük = groot
de/da = ook
değil = niet
eski = oud
evet = ja
gül = roos
güzel = mooi; leuk
hasta = ziek
hayır = nee
helikopter = helikopter
Hollandalı = Nederlander; Nederlandse
İngiliz = Engelsman; Engelse
iyi = goed
kadın = vrouw
lâle = tulp
leziz = lekker
memnun = tevreden; vergenoegd
mutlu = gelukkig
mutluyum = ik ben gelukkig
nasıl = hoe
neşeli = vrolijk
öğrenci = student; leerling
öğretmen = leraar; lerares
o = hij; zij; dat; die
onlar = zij; dat; die ;meervoud van o
sandalye = stoel
sen = jij
siz = u; jullie
şoför = chauffeur
şunlar = meervoud van şu
Anversli = Antwerpenaar
bekâr = ongehuwd; vrijgezel
Belçika = België
Belçikalı = Belg; Belgische
benim adım = mijn naam is
Brüksel = Brussel
Brükselli = inwoner van Brussel
buyrun = zegt u het maar; gaat uw gang; (bij bezoek:) welkom, komt u binnen; (bij aanreiking:) alstublieft
çikolata = chocolade
çok = veel; heel
doktor = arts; dokter
genellikle = in het algemeen; meestal
görevli = medewerker
güneşli = zonnig
güneş = zon
güzel = mooi; leuk; fijn
hava = weer; lucht
hemen hemen = bijna
henüz = nog
hergün = elke dag
İstanbullu = inwoner van Istanbul
iyi günler = goedendag
ise = en; echter; daarentegen
kahve = koffie; café
kız = meisje
kötü = slecht; erg
lütfen = alstublieft
memur = ambtenaar
Ne içersin? = wat wil je drinken?
nereli? = waarvandaan?
nişanlı = verloofd
o ise = en hij ...; en zij ...; en dat ...
Peki siz? = en u?
rüzgár = wind
rüzgârlı = winderig
şanslı = met geluk
şekerli = met suiker
şekersiz = zonder suiker
şöyle oturun = gaat u (hier) zitten
söyle = zo
sütlü = met melk
süt = melk
sütsüz = zonder melk
acıktım = ik heb honger
aferin = bravo; goed zo!
aile = gezin; familie
alçak = laag; gemeen; schurkachtig
anne = moeder, mamma
annesi = zijn/haar moeder
bağırmak = schreeuwen
bahçe = tuin
beklemek = wachten; verwachten
beni = mij (4e naamval)
bir şey = iets; ding; in combinatie met ontkenning; niets
biraz = een beetje
birlik = eenheid; organisatie; verbond
çalışmak = werken; studeren; proberen
canım = mijn ziel; schat
Çiçek Ailesi = de familie Çiçek
dinlemek = luisteren
dinlenmek = uitrusten; zich ontspannen; recreëren
doymak = vol raken; verzadigd raken
ekmek yemek = brood eten
elma yemek = appels eten
gelmek = komen
gülmek = lachen
havuz = zwembad
hazır = klaar; gereed; af; paraat
henüz = nog; net; zo-even
içmek = drinken
ile birlikte = samen met
kızım = lieverd
kızmak = boos zijn op; kwaad zijn op
komşu = buurman; buurvrouw; buren
konuşmak = spreken; praten
meyve = fruit
ne = wat
ne zaman = wanneer
oğlum = mijn zoon
oğul = zoon
oturmak = wonen; zitten
öyleyse = als dat zo is; in dat geval
oynamak = spelen; dansen
pazar = zondag; markt
rahat = rustig; gerust; gemakkelijk; behaaglijk
rahatsız = onwel; ziek; niet lekker; verstoord; ongemakkelijk
sesle = met ... stem
ses = stem; geluid; klank
söylemek = zeggen; spreken
susmak = zwijgen
uyarmak = waarschuwen
yağcı = slijmbal
yemek = het eten
yemek pişirmek = eten bereiden; koken
yemek yemek = eten eten
yüzmek = zwemmen
tuz = zout
yağmurlu = regenachtig
yağmur = regen
yani = dus, dat wil zeggen
Türk = Turk; Turkse
yemek = eten
yorgun = moe
güzel = mooi
hastane = ziekenhuis
şurada = hier; daar
yol = weg
evde = thuis
vücut = lichaam
yarın = morgen
zaman = tijd
zarf = envelop

Ingezonden op 27-11-2016 - 403x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 08-01-2017.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Turks een leerboek voor zelfstudie en klasikaal gebruik, deel 1

0 alle woordjes hfst 1 tot en met 5