Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Caminos Nieuw De Opstap, deel 1

5 ¡Que aproveche! 281 woordjes

Jaar 1 (volwassenenonderwijs)

¡Que aproveche! = Eet smakelijk!
la frutería = de fruitkraam
don = meneer
doña = mevrouw
el melón = de meloen
la panadería = de bakker
el croasán = de croissant
la pescadería = de viswinkel
la sardina = de sardine
la verdulería = de groenteboer
la col = de kool
la carnicería = de slager
el filete = de filet
la charcutería = de vleeswarenwinkel
el jamón = de ham
¿Algo más? = Anders nog iets?
la oferta = de aanbieding
la semana = de week
la magdalena = de muffin
la bolsa = de zak
la lata = het blik
la barra de pan = het stokbrood
el pan = het brood
el yogur = de yoghurt
la cerveza = het bier
la leche = de melk
la botella = de fles
el agua mineral = het mineraalwater
el litro = de liter
el aceite = de olie
la croqueta = de kroket
el paquete = het pak
el vino = de wijn
la mantequilla = de boter
un kilo de... = een kilo...
medio kilo de... = een pond...
un kilo y medio de ... = anderhalve kilo...
el gramo = gram
en parejas = In tweetallen
¿Cuánto cuesta...? = Hoeveel kost...?
el euro = de euro
el céntimo = de cent
el producto = het product
comprar = kopen
el cliente = de klant (m)
la clienta = de klant (v)
quería = ik zou graag ... willen
el tomate = de tomaat
¿Cómo los quiere? = Hoe wilt u ze?
verde = groen
la patata = de aardappel
Eso es todo = Dat is alles
¿Cuánto es? = Hoeveel(m) is het?
Aquí tiene; Aguí, tiene = Hier, alstublieft
desear = wensen
el queso manchego = de manchegokaas
¿Cuánto quiere? = Hoeveel wilt u?
deme = geeft u mij
el aceite de oliva = de olijfolie
¡Qué caro!; ¡Qué cara!; ¡Quá cara! = Wat duur!
caro = duur (m)
cara = duur (v)
entonces = dan, dus
querir = willen
preguntar = vragen
el precio = de prijs
ir de compras = gaan winkelen
mejor = beter
el huevo = het ei
el té = de thee
el limón = de citroen
el azúcar = de suiker
la cantidad = de hoeveelheid
el jamón serrano = de serranoham
la mandarina = de mandarijn
Lo siento = Het spijt me
Hoy no tengo = Die heb ik niet
¿Qué tal el pescado? = Hoe smaakt de vis?
la entrada = voorgerecht
la sopa = soep
el gazpacho = gazpacho
la ensalada mixta = gemengde salade
la tortilla española = omelet met aardappel en ui
la carne = vlees
el pescado = vis
las patatas fritas = patat; friet
el pollo = kip
el ajillo = gebakken met knoflook
la merluza = heek
a la romana = gepaneerd
las gambas = gamba’s
a la plancha = gegrild
el postre = dessert
el flan = soort puddinkje
el helado = ijs
la tarta = taart
la fresa = aardbei
el sorbete = sorbet
fruta del tiempo = seizoensfruit
la fruta = vrucht; fruit
la bebida = drank(je)
con gas = met koolzuur
sin gas = zonder koolzuur
el zumo de naranja = sinaasappelsap
la naranja = sinaasappel
el vino tinto = rode wijn
el vino blanco = witte wijn
el vino rosado = rosé
el menú del día = het dagmenu
el café solo = espresso
el (café) cortado = espresso met wat melk
el café con leche = koffie verkeerd
el camarero = de ober
la camarera = de serveerster
¿Les gusta esta mesa? = Vindt u deze tafel goed?
la mesa = de tafel
la carta = de menukaart
de segundo = als hoofdgerecht
de postre = als nagerecht
estupendo = voortreffelijk
preferir = de voorkeur geven aan; liever hebben
para mí = voor mij
de primero = als voorgerecht
para beber = om te drinken
pedir (e＝i) = verzoeken; vragen; bestellen
el vino de la casa = huiswijn
¿Es todo? = Is dat alles?
de momento = op het ogenblik
durante = tijdens
la comida = eten; maaltijd
igualmente = insgelijks
rico = lekker (m)
rica = lekker (v)
probar = proeven; proberen
¿Me trae...? = Brengt u mij?
traer = (mee)brengen
otro = nog een (m)
otra = nog een (v)
ahora mismo = meteen
tomar = nemen
la cuenta = rekening
pagar = betalen
Que no = Nee; Nee hoor
Que sí = Jawel; Echt wel
la definición = definitie
el cuchillo = mes
servir para = dienen om te...
cortar = snijden
la cuchara = de lepel
tomar = nemen, eten
el tenedor = vork
el vaso = (water)glas
la copa = glas (met steel)
el plato = bord; gerecht
la servilleta = servet
la sal = zout
un poco más de... = nog wat...
el comentario = commentaar
relacione = verbind
el adjetivo = bijvoeglijk naamwoord
salado = zout (m)
salada = zout (v)
picante = scherp
frío = koud (m)
fría = koud (v)
soso = flauw (m)
sosa = flauw (v)
demasiado... = te (+ bn)
caliente = warm; heet
la comida = de maaltijd
la costumbre = de gewoonte
el emilio = het mailtje
el curso intensivo = intensieve cursus
la mermelada = de marmelade
los calamares = de inktvisringen
Espero que bien. = Ik hoop goed.
esperar = hopen
te = je, jou
creer = geloven
que = dat
poder = kunnen
entender = begrijpen
algunos = enkele (m)
algunas = enkele (v)
la cosa = het ding
diferente = anders
desayunar = ontbijten
las ocho de la mañana = acht uur 's morgens
la tostada = de geroosterde boterham
al mediodía = tussen de middag
almorzar = lunchen
las dos de la tarde = twee uur 's middags
antes = daarvoor
ir de bares = wat gaan drinken
el aperitivo = aperitief
la caña = het pilsje
las tapas = de tapas
la porción = de portie
el champiñón = de champignon
siempre = altijd
el plato = de gang
por la noche = s avonds
cenar = dineren
más tarde que = later (dan)
las diez y media = half elf
la cena = het diner
ligero = licht (m)
ligera = licht (v)
el arroz = de rijst
tener hambre = honger hebben
el hambre = honger
venir aquí = hiernaartoe komen
Un beso. = Groetjes.
el beso = de kus
el desayuno = het ontbijt
comer = eten
la comida = lunch
¿A qué hora? = Hoe laat?
a la una = (om) een uur
a las diez = (om) tien uur
¿Qué hora es? = Hoe laat is het?
las diez en punto = tien uur precies
las diez y cuarto = kwart over tien
las once menos cuarto = kwart voor elf
¿Tiene hora? = Weet u hoe laat het is?
Faltan veinte para las tres. = Het is twintig voor drie.
la lista = de lijst
ver la tele = tv-kijken
terminar = beeindigen
presente = presenteer
las patatas bravas = wilde aardappels
el bocadillo = het belegde broodje
frito = gefrituurd (m)
frita = gefrituurd (v)
la albóndiga = het gehaktballetje
la salsa de tomate = de tomatensaus
¿Lleva ajo? = Zit er knoflook in?
el ajo = de knoflook
la ración = de portie
se come = men eet
tarde = laat
describan = beschrijf
la península = het schiereiland
el origen = de oorsprong
la situación = de situatie
personal = persoonlijk
indígena = inheems
complicado = ingewikkeld
principal = belangrijkste
normalmente = normaal gesproken
todos = alle
que = die/dat
entenderse = elkaar begrijpen
actuar = handelen
leer = lezen
comunicar = communiceren
la fruta = vrucht, fruit
la bebida = drankje
la mesa = tafel
preferir = liever hebben
pedir = bestellen
la comida = eten, maaltijd
rico (M) = lekker
probar = proeven, proberen
otro (M) = nog een
la cuenta = de rekening
la cuchara = lepel
el plato = bord/gerecht
salado (M) = zout, gezouten
frío (M) = koud
soso (M) = flauw
demasiado... = te + bvnw
caliente = warm, heet
la costrumbre = de gewoonte
algunos = enkele
al mediodia = tussen de middag
por la noche = 's avonds
mas tarde (que) = later (dan)
¿A que hore? = Hoe laat?
¿Que hora es? = Hoe laat is het?
¿Tiene ahora? = Weet u hoe laat het is?

Ingezonden op 29-11-2016 - 1151x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 21-04-2017.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

(M) Mujer

Hombre
(m) mannelijk
(v) vrouwelijk

Vakken

Caminos Nieuw De Opstap, deel 1

5 ¡Que aproveche! 281 woordjes