Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Groene hart lyceum bovenbouw engels
› 610 Woordenlijsten 6 t/m 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Groene hart lyceum bovenbouw engels
, deel 6-10
610 Woordenlijsten 6 t/m 10
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to bury = begraven to collapse = ineenstorten; mislukken demanding = veeleisend to be entitled to = recht hebben op to harm = schaden overall = over het geheel genomen to recommend = aanbevelen sewer = riool additional = bijkomend; extra to bargain = onderhandelen entity = eenheid to imply = suggereren; met zich meebrengen pointless = zinloos to reconcile = verzoenen; verenigen shallow = ondiep view = mening; opvatting; uitzicht addict = verslaafde to demolish = vernietigen environment = omgeving; milieu to fail to = er niet in slagen te; nalaten te; niet..... dense = dicht opeengepakt equal = gelijk; gelijke harmful = schadelijk majority = meerderheid; het overgrote deel to overlook = over het hoofd zien to pollute = vervuilen short-signed = bijziend; kortzichtig topic = onderwerp to admire = bewonderen bargain = koopje to commit (a crime) = een misdaad begaan; begaan to deny = ontkennen; ontzeggen equally = evenzeer; in gelijke mate to impose = opleggen to refuse = weigeren sign = bordje; teken in vain = tevergeefs want = gebrek to admit = toegeven; toelaten common = gemeenschappelijk; gebruikelijk; gewoon dependent on = afhankelijk van equipment = uitrusting fairly = tamelijk largely = grotendeels notable = opmerkelijk to liberate = bevrijden to record = opnemen; vastleggen; registreren to share = delen to be addicted to = verslaafd zijn aan to come to terms with = zich verzoenen met; zich neerleggen bij gem = juweel; juweeltje poll = opiniepeiling; peiling to recover = herstellen; terugkrijgen sheer = puur to tie to = verbinden aan; binden aan adjacent = aangrenzend firm = firma, stevig; bedrijf, stevig to demonstrate = aantonen to envy = jaloers zijn op injury = letsel to oblige = verplichten shore = kust to adjust = zich aanpassen; aanpassen to comfort = troosten to precede = voorgaan significant = belangrijk adolescent = tiener commonplace = afgezaagd to depict = afschilderen; beschrijven era = tijdperk general practitioner = huisarts humble = nederig to judge = oordelen modest = bescheiden refuse = afval similar = gelijk; soortgelijk adult = volwassen; volwassene community = gemeenschap; gemeente deprivation = ontbering to fit = passen innocent = onschuldig numerous = talrijk to obtain = verkrijgen to predict = voorspellen sincere = oprecht to torture = martelen; kwellen advanced = gevorderd to commute = forenzen; pendelen to deprive of = beroven van essentially = in hoofdzaak harmless = onschuldig; onschadelijk male = mannelijk regard = achting; opzicht single = alleenstaand; een enkele; één enkele advantage = voordeel to behave = zich gedragen to browse = snuffelen to compare = vergelijken deprived = misdeeld; arm to establish = vestigen to impress = indruk maken pregnant = zwanger site = locatie; terrein viewer = tvkijker; kijker adversary = tegenstander to compel = dwingen; verplichten to derive from = ontlenen aan establishment = gevestigde orde faith = geloof manual = met de hand, handleiding; hand-, handleiding to complain = klagen to despair = wanhopen event = gebeurtenis headline = krantenkop; krantekop to be preoccupied with = volledig in beslag genomen door slice = plak; plakje affluent society = welvaartstaat to belong to= behoren bij complicity = medeplichtigheid desperate = wanhopig eventually = uiteindelijk; tenslotte to improve = verbeteren regardless (of) = ongeacht slum = achterbuurt to underestimate = onderschatten vice = ondeugd; slechte eigenschap waste = afval to afford = zich veroorloven to comprehend = begrijpen dull = saai; dof false = verkeerd; onjuist to inherit = erven to inhibit = remmen; belemmeren lasting = duurzaam; langdurig likely = waarschijnlijk to regard = beschouwen size = grootte; omvang to advocate = voorstaan; voorstander zijn van to compete = concurreren to deserve = verdienen generous = edelmoedig; royaal to be prejudiced = bevooroordeeld zijn skilful = bekwaam; vaardig; vakkundig to trade = handelen to affect = van invloed zijn op; raken competitive = concurrerend to desire = wensen eternal = eeuwig flaw = fout; tekortkoming; smet innovative =vernieuwend obvious(ly) = duidelijk; voor de hand liggend with regard to = met betrekking tot skull = schedel affluent = rijk; welvarend notably = met name to prescribe=een medicijn voorschrijven; voorschrijven to reject = afwijzen; verwerpen smooth = glad; -soepel treasure = schat after all = per slot van rekening compulsory = verplicht to despise = verachten sole = enige, voetzool; enige, zool evidence = bewijs; bewijsmateriaal gentle = vriendelijk; zacht to justify = rechtvaardigen to modify = wijzigen to rejoice = zich verheugen age = leeftijd brutal = bruut; wreed to conceal = verbergen dusk = schemering to flourish = gedijen; bloeien to inquire = informeren occasion = gelegenheid prescription = recept; voorschrift; preparaat to release = vrijlaten to solve = oplossen to conceive (concept) = bedenken sound = gezond,klank; gezond, geluid; verstandig, klank; verstandig, geluid despite = ondanks evil = kwaad; kwaadwillig to heighten = verhogen to manufacture = fabriceren old-fashioned = ouderwets reliable = betrouwbaar to aggravate = verergeren; ergeren to benefit from = profiteren van; zijn voordeel to conceive (conception) = verwekken; verwekken van een baby to dwell = wonen incentive = stimulans present (adj.) = huidig; aanwezig relic = overblijfsel; relikwie to sound = klinken vigorous = krachtig; energiek to agree with = instemmen met; het eens zijn met concern = zorg; bezorgdheid; bedrijf destination = bestemming familiar = bekend; vertrouwen stain = vlek; smet to amount to= bedragen; neerkomen op beneficial = heilzaam to confine = beperken dignity = waardigheid to be inclined to= de neiging hebben om previous = vorig; voorgaand; voorafgaand to stain = besmeuren to violate = schenden ancestor = voorouder to confirm = bevestigen to diminish = verminderen to expand = uitbreiden to fancy = leuk vinden; vallen op to humiliate = vernederen limit = grens remote = ver weg; afgelegen to be at stake = op het spel staan ancient = heel oud to confuse = verwarren disabled = invalide; gehandicapt gigantic = reusachtig pride = trots to refer = verwijzen disadvantage = nadeel to reflect = weergeven; nadenken; weerspiegelen
Ingezonden op 30-11-2016 - 590x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
01-12-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!