Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Let's go digital!

2 1 havo Kapitel 2 Lernbox P 1-2-3 alleen woordjes en Redemittel

Jaar 1 (havo)

anfangs - lch glaubte es anfangs nicht. =in het begin
denn - Wir gehen ins Haus denn es wird zu kalt. =want
genau - Wie viel kostet das genau? =precies
gibt es - Gibt es viele Tipps für die Schüler? =zijn er
hinter - Sie lässt ihr altes Leben hinter sich. =achter
mögen - Ich weiß,dass die Leute mich mögen. =aardig vinden
der Monat - Dezember ist der letzte Monat des Jahres. =de maand
reden - Ich kann mit allen Leuten reden. =praten
wichtig - Es ist wichtig,entspannt zu bleiben. =belangrijk
zeigen - Sie zeigen ihre Gefühle nicht. =laten zien
Wir (bekommen) wenig Hausaufgaben. =krijgen
Es gibt (durchschnittlich) fünfundzwanzig Schüler in der Klasse. =gemiddeld
Die Aufgabe ist nicht so (einfach). =gemakkelijk
lch treffe ihn (manchmal) auf der StraBe. =soms
Er macht seine Reisen (meistens) im Sommer.=meestal
Das Zimmer ist (mindestens) fünf Meter lang. =minstens
Wirklich? So (schlimm) kann es nicht sein. =erg
(Die Schweiz) ist ein Land mit vielen Bergen.= Zwitserland
Warum hast du mir das (vorher) nicht gesagt? =van tevoren
Er hat nur gute Noten im (Zeugnis). =het rapport
Hij krijgt helemaal niets. =Er bekommt gar nichts.
Ik kan het niet. =lch schafte es nicht.
Niemand weet hoe het met mij gaat. =Keiner weiB, wie es mir geht.
Nee, dat meen je niet! =Nein, das ist doch nicht dein.
Ik ben er nog nooit geweest. =Ich bin da noch nie gewesen.
Niemand begrijpt mij. =Niemand versteht mich.
Dat is helemaal geen probleem.=Das ist überhaupt kein Problem.
het vak =das Fach
het proefwerk =die Klassenarbeit
studeren =studieren
de agenda =der Terminkalender
onvoldoende =ungenügend
scheikunde =Chemie
Duits =Deutsch
aardrijkskunde =Erdkunde
Frans =Französisch
geschiedenis =Geschichte
beeldende vorming =Kunst
wiskunde =Mathematik
Nederlands =Niederländisch
natuurkunde =Physik
maatschappijleer =Sozialkunde
Hoe laat is het?=Wie spät ist es?
Kom je op mijn feest? =Kommst du zu meiner Party?
Kan ik het boek krijgen? =Kann ich das Buch bekommen?
Dat meen je toch niet? =Das ist doch nicht dein Ernst?
Wat ben je nu aan het doen? =Was machst du jetzt gerade?
Ik vul geen vakken meer. =Ich räume keine Regale mehr ein.
Wanneer ben je jarig? =Wann hast du Geburtstag?
Hoe is je dat gelukt? =Wie hast du das geschafft?
Welk cijfer heb je voor Engels? =Welche Note hast du in Englisch?
Ik heb geen zin in school.=lch habe keinen Bock auf die Schule.
Pak je agenda!=Nimm deinen Terminkalender!
Nee, ik kan niet. Het is al acht uur.=Nein, ich kann nicht. Es ist schon acht Uhr.
Het spijt me. Ik heb geen tijd. = Es tut Mir Leid. Ach have kleine Zeit.
Ik nodig je uit op mijn feestje. = Ich lade dich zu meiner Party ein.
Ik heb een tien voor biologie. =Ich have eine Eins für Biologie.
Leuk. Dat doen we. =Toll. Das machen wir.
Ik ben jarig op 29 september. =Ich habe am 29. September Geburtstag.
Daarmee ben ik direct gestopt. = Damit habe ich sofort aufgehört.
Welk huiswerk hebben we op voor woensdag? =Welche Hausaufgaben haben wir für Mittwoch auf?
Ik wil graag goede cijfers hebben.= Ich möchte gut Noten haben.

Ingezonden op 08-12-2016 - 1541x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 15-01-2017.
Waardering 3.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Let's go digital!

2 1 havo Kapitel 2 Lernbox P 1-2-3 alleen woordjes en Redemittel