Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Disco Latijn woordenlijsten
› 26 26 t/m 28
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Disco Latijn woordenlijsten
26 26 t/m 28
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
26A ne + coni = opdat niet ; dat niet ne + coni (na ww van vrezen) = dat deducere = wegvoeren superbus = arrogant ; trots ultimus = laatst ; laatste epistula = brief scripsi = pf van scribere scribere = schrijven aperire = 1 openen 2 openbaren ; 1 openen 2 bekend maken momumentum = monument ; gedenkteken ut + coni = 1 opdat 2 zodat 3 dat ; 1 om te 2 zodat 3 dat sumere = nemen prater + acc = behalve consipicere/io = zien admovi = pf van admovere admovere = brengen naar pes, pedes (m) = voet crines (m mv) = de haren ; het haar; haren domina = meesteres 26B cognovi = pf van cognoscere cognoscere = leren kennen ; vernemen noctu = 's nachts palam = forum ; marktplaats nobilis = adellijk ; aanzienlijk praeterire = gaan langs num = 1 toch niet? 2 of cubare = slapen brevis = kort affectus = ppp van afficere/io afficere/io = treffen ; vervullen per +acc = 1 over 2 gedurende ; 1 door 2 gedurende ; 1 overheen 2 gedurende ; 1 doorheen 2 gedurende cibus =voedsel bibere= drinken quo = waar ; waarheen minimus = superl. van parvus ; superlativus van parvus comitatus = vergezeld ; vergezeld door +abl egi = pf van agere agere = voeren; leiden 27A cum +coni = 1 toen 2 omdat 3 hoewel usus sum = pf van uti uti +abl = gebruiken trans + acc = over ; aan de overkant van traducere = voeren over ; overzetten hortari = aansporen sequi = volgen profectus sum = pf van proficisci proficisci = vertrekken proximus = dichtstbij ; dichtstbij gelegen ornare = versieren regressus sum = pf van regredi regredi = terugkeren captivus = krijgsgevangene vinctus = ppp van vincire vincire = boeien questus sum = pf van queri queri = klagen ; zich beklagen acies = leger in slagorde ; slagorde instruxi = pf van instruere aciem instruere = leger in slagorde opstellen mirari = 1 zich verbazen 2 bewonderen imperare = opdragen reversus = ppp van reverti reverti = terugkeren locutus sum = pf van loqui loqui = spreken functus sum = pf van fungi fungi +abl = verrichten frui + abl = genieten ; genieten van 27B metus = angst imperator, ores (m) = 1 veldheer 2 keizer detuli = pf van deferre deffere = overbrengen ; brengen ipse, ipsa, ipsum = zelf videri = schijnen videtur mihi = het schijnt me goed toe poscere = eisen ratus sum = pf van reri ratus = in de mening ; menend reri = menen melior = compar. van bonus ; comperativus van bonus passus sum = pf van pati pati = 1 lijden 2 toelaten ; 1 lijden 2 toestaan ; 1 uithouden 2 toelaten ; 1 uithouden 2 toestaan pollicitus sum = pf van polliceri polliceri = beloven 28A distuli = pf van differre differre = 1 uitstellen 2 verschillen nupsi = pf van nubere nubere = trouwen monui = pf van monere monere = waarschuwen agere = 1 voeren 2 leiden 3 handelen ; 1 voeren 2 leiden 3 doen imperium = 1 bevel 2 macht 3 opperbevel ; 1 opdracht 2 gezag 3 opperbevel potens, ntes = 1 machtig 2 in bezit van ; 1 machtig 2 in staat (tot +gen) transtuli = pf van transferre transferre = overbrengen celebrare = vieren ; feestvieren ulcisci = zich wreken ; wreken obviam ire +dat = tegemoet gaan conciliare = voor zich winnen ; winnen conspectus = aanblik ; het zicht 28B libertus = vrijgelatene ; vrijgelaten slaaf egere +abl = nodig hebben cupidus + gen = begerig (naar) ; verlangend (om) notus = bekend 29A apparet mihi = het is mij duidelijk ; ik besluit apparere = 1 verschijnen 2 duidelijk zijn dubitare = twijfelen venenum = vergif ferrum = 1 ijzer 2 zwaard placui = pf van placere placere = bevallen ; in de smaak vallen quando = wanneer per + acc = 1 over 2 door middel van ; 1 door (heen) 2 door (middel van) ; 1 over, door (heen) 2 door (middel van) inter + acc = 1 tussen 2 tijdens ; 1 temidden van 2 tijdens casus = toeval perire = omkomen corrumpere = omkopen insidiae (mv) = hinderlaag suspicari = 1 argwaan koesteren 2 vermoeden cavere = oppassen ; op zijn hoede zijn classis (v) = vloot componere = bij elkaar plaatsen ; bouwen mare, ia = zee pietas, atem = plichtsgevoel ; respect ; genegenheid tam..quam = zo ...als periculosus = gevaarlijk
Ingezonden op 11-12-2016 - 461x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!