Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Disco!!
› 30 Hoofdstuk 27 t/m 30
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Disco!!
, deel 2
30 Hoofdstuk 27 t/m 30
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
cum=toen, omdat, hoewel usus sum=pf van uti uti=gebruiken trans=over, aan de overkant van traducere=voeren over, overzetten hortari=aansporen sequi=volgen profectus sum=pf van proficisci proficisci=vertrekken proximus=dichtstbij (gelegen) ornare=versieren regressus sum=pf van regredi regredi=terugkeren captivus=krijgsgevangene vinctus=ppp van vincire vincire=boeien questus sum=pf van queri queri=klagen, zich beklagen acies=(leger in) slagorde instruxi=pf van instruere aciem instruere=leger in slagorde opstellen mirari=zich verbazen, bewonderen imperare=opdragen reversus=ppp van reverti reverti=terugkeren locutus sum=pf van loqui loqui=spreken functus sum=pf van fungi fungi=verrichten frui=genieten (van) metus=angst imperator, ores=veldheer, keizer detuli=pf van deferre deferre=(over)brengen ipse, ipsa, ipsum=zelf videri=schijnen videtur mihi=het schijnt me goed toe poscere=eisen ratus sum=pf van reri ratus=in de mening, menend reri=menen melior=compar. van bonus passus sum=pf van pati pati=lijden, toelaten; uithouden, toestaan pollicitus sum=pf van polliceri polliceri=beloven distuli=pf van differre differre=uitstellen, verschillen nupsi=pf van nubere nubere=trouwen monui=pf van monere monere=waarschuwen agere=voeren, leiden, handelen;voeren, leiden, doen imperium=bevel, gezag, opperbevel;opdracht, (hoogste) macht, opperbevel potens, ntes=machtig, in bezit van; machtig, in staat tot transtuli=pf van transferre transferre=overbrengen celebrare=(feest)vieren ulcisci=(zich) wreken obviam ire=tegemoet gaan conciliare=(voor zich) winnen conspectus=aanblik, het zicht libertus=vrijgelaten slaaf egere=nodig hebben cupidus=begerig (naar);verlangend (om) notus=bekend apparet mihi=het is mij duidelijk; ik besluit apparere=verschijnen, duidelijk zijn dubitare=aarzelen, twijfelen venenum=vergif ferrum=ijzer, zwaard placui=pf van placere placere=bevallen, in de smaak vallen placet mihi=(het) bevalt me quando=wanneer per=over, door (middel van);door (...heen), door (middel van) inter=tussen, tijdens; temidden van, tijdens casus=toeval perire=omkomen corrumpere=omkopen insidiae=hinderlaag suspicari=argwaan koesteren, vermoeden cavere=oppassen; op zijn hoede zijn classis=vloot componere=bij elkaar plaatsen; bouwen mare, ia=zee pietas, atem=plichtsgevoel; respect; genegenheid tam .... quam=zo ... als periculosus=gevaarlijk armare=bewapenen circumdare=omgeven (met) obviam=tegemoet ceterus=overige; andere modicus=klein; weinig; bescheiden lumen, mina=licht; lamp inesse=(er) in zijn extremus=uiterst; ergst malum=(het)kwaad; gevaar respexi=pf van respicere/io respicere/io=omkijken sin=maar als prior, ores=eerder(e); eerst(e) centurio, ones=centurio; aanvoerder van een militaire eenheid confectus=ppp van conficere/io conficere/io=afmaken subvenire=te hulp komen aedificium=gebouw pretium=prijs minuere=verminderen cecini=pf van canere canere=(be)zingen praeterea=bovendien inceptus=ppp van incipere/io incipere/io=beginnen spatium=ruimte adeptus sum=pf van adipisci adipisci=verkrijgen igitur=dus odium=haat accusare=beschuldigen quod=omdat, het feit dat comprehensus=ppp van comprehendere comprehendere=grijpen fateri=bekennen, toegeven prodidi=pf van prodere prodere=verraden canis, es=hond sperare=hopen tot=zoveel proximus=dichts bij gelegen tantus ... quantus=zo groot ... als qualis=hoe(danig); wat voor een perlatus=ppp van perferre perferre=verdragen, brengen; verdragen, berichten iudicare=oordelen iudicare + dubb. acc=verklaren tot; houden voor interrogare=(onder)vragen genus, genera=geslacht, soort; afkomst, soort cognovi=pf van cognoscere cognoscere=leren kennen; vernemen nex, necem=(gewelddadige) dood perterritus=hevig verschrikt rursus=opnieuw; weer hora=uur; tijdstip obire=tegemoet gaan mortem obire=de dood tegemoet treden; sterven sensi=pf van sentire sentire=voelen; merken simulare +aci=doen alsof
Ingezonden op 20-12-2016 - 361x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
21-12-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Succes!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!