Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antropologie
› 0 Alle colleges
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antropologie
0 Alle colleges
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Vragen college 1: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272050 Wat is wijsgerige antropologie? = Reflectie, zelfinterpretatie, gaat er vanuit dat de mens een zelfinterpreterend wezen is en dat de zin-vraag universeel is. Niet alle culturen (ook in de geschiedenis) hebben voor ons een herkenbare vorm van filosofie. In de westerse cultuur is er vanaf de tijd van de Grieken sprake van zelfreflectie in de filosofie. Vanaf wanneer is de wijsgerige antropologie een aparte discipline? = Tussen de 1e en de 2e WO (20e eeuw) Wie zijn de drie grondleggers van de wijsgerige antropologie? = De drie Duitse filosofen Man Scheler (1874-1928), Helmuth Plessner (1892-1985) en Arnold Gehlen (1904-1976). Wanneer verschuift het zwaartepunt van de wijsgerige antropologie en waar verschuift het naartoe? = Na de tweede wereldoorlog, naar Frankrijk. Noem belangrijke filosofen van de wijsgerige antropologie. = De Duitse filosofen Man Scheler (1874-1928), Helmuth Plessner (1892-1985), Arnold Gehlen (1904-1976), Martin Heidegger en Karl Jaspers. (Emanuel Kant 1724-1804) De Franse filosofen Jean-Paul Satre, Simone de Beauvoir, Maurice Merleau-Ponty, Paul Ricoeur, Jacqeus Lacan. Waardoor is wijsgerige antropologie tussen de eerste en tweede wereldoorlog in Duitsland een aparte discipline geworden? = Het heeft te maken met ontwikkelingen binnen en buiten de filosofie die met elkaar samenhangen. In met namen de Duitse filosofie van begin 20e eeuw overheerste het neo-Kantianisme en daarmee ook het paradigma van het Kantiaanse subject. De kritiek op, en het ontwerp van alternatieven voor de moderne Kantiaanse subject vormt de grondslag van de nieuwe, zelfstandige discipline van de wijsgerige antropologie. Deze ontwikkeling in de filosofie staat niet los van sociaal-culturele veranderingen die leiden tot een crisis in de zelfinterpretatie van de mens. Deze crisis is het gevolg van twee ingrijpende verschuivingen die zich aankondigden in de 19e eeuw en nu nog steeds, maar dan een eeuw later, de zekerheden ondermijnen waarop de zelfinterpretatie van de mens lange tijd gebaseerd is geweest. Vanzelfsprekende aannames over wie en wat de mens in, worden ondermijnd door twee dingen: 1. Het proces van secularisatie of, in de vaak aangehaalde woorden van Nietzsche, ‘de dood van God’. 2 Door de verwetenschappelijking van het mensbeeld. Dus Interne filosofische reden: Kritiek op mensbeeld: de mens is rationeel object. Twee externe filosofische redenen: Veranderingen in de Westerse cultuur. Mensen geloven niet meer in God. En verwetenschappelijking van het mensbeeld. Waardoor wordt de vraag wat de mens is actueel? = Eerst was het duidelijk wat de mens was: een schepsel van God. Maar doordat mensen niet meer in God geloven, is het niet vanzelfsprekend wat we zijn. Er is geen antwoord op de vraag en daarom is de vraag actueel. Noem een voorbeeld hoe de wetenschap heeft bijgedragen aan de secularisatie? = De invloed van Darwins evolutietheorie. Hoe kunnen we antwoord geven op de vraag wat de mens is? = Door aan te geven wat de specifieke aard van de mens is. Dit kan door vergelijking met dier of computer, maar dan moet je de verschillen eruit halen i.p.v. gelijkenissen zoeken. Waarvan zijn Kant en Descartes de grondlegger? = Van moderne subjectiviteit. Wat is een belangrijk kenmerk van het nieuwe mens- en zelfbeeld? = Autonomie. Wat betekent Epistemologische autonomie? = Dat niet God, maar het moderne subject zelf oorspring is van, en verantwoordelijk is voor, kennis en waarheid. In wie zijn werk wordt de verzelfstandiging of emancipatie van de mens ten opzichte van God zichtbaar? = Kant Wat betekent Ethische autonomie? = Dat goed en kwaad niet een kwestie zijn van Gods genade of duistere wegen, maar veelmeer van menselijke intenties, handelingen en verantwoordelijkheid. Wat wordt er bij Kant bedoeld met vernunft? = Het redelijk en moreel vermogen van de mens. Wat is volgens Kant de essentie van de mens? = Het vernunft Wat onderscheidt de mens volgens Kant van de dieren? = Het vernunft en het verstand. Waarvan is het vernunft de grondslag? = Van de theoretische (epistemologische) en praktische (morele en politieke) autonomie van de mens. In theoretisch opzicht is de mens autonoom, omdat rede en verstand hem in staat stellen zelf te denken en kennis op doen. Waarin benadrukt Kant dat er moed voor nodig is om zelf na te denken? = In Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? Er is moet nodig om zelf na te denken. Wat Kant daarover zegt, hoort tot de gevleugelde woorden van de Verlichtingsfilosofie. Wat zegt hij daarover? = “Sapere aude! Habe Mut dich deines eigenen Verstandes zu bedienen!, ist also der Wahlspruch der Aufklärung.” Vertaling: “Durf te denken! Heb de moed je te bedienen van je eigen verstand! is dus de leus van de Verlichting.” Wat is volgens Kant de voornaamste reden dat we niet zelf nadenken en ons liever beroepen op autoriteiten van allerlei aard? = Luiheid en lafheid. Waarom is de mens in praktisch opzicht autonoom? = Omdat hij als Vernunft persoon in staat moet worden geacht te kunnen handelen volgens een door hemzelf gestelde en aanvaarde wet, de zogenaamde zedenwet. Wat is de zedenwet (Kant) = De wet waar een vernunft persoon naar hoort te kunnen handelen, namelijk een door hemzelf gestelde aanvaarde wet. Uitdrukking van de zedenwet is de categorische imperatief die het handelen onderwerpt aan de universaliseerbaarheidseis. Hoe definieert Kant de universaliseerbaarheidseis? = Handel volgens die stelregel waarvan ‘we kunnen willen dat hij als algemene wet zal gelden.’ (Voetnoot: Ik spreek hier met opzet van een “hij” als het om de Vernunftperson gaat omdat Kant van mening was (zoals overigens bijna iedereen in die tijd) dat vrouwen en niet-westerse volken gespeend waren van de redelijke en morele vermogens van de Vernunft.) Waaruit bestaat het cartesiaanse dualisme? = lichaam (res extensa) en geest (res cogitans) Hoe ziet het dualisme van Kant eruit? = Op het ontologische dualisme van materie/natuur/lichaam versus geest/bewustzijn/denken stapelt Kant het epistemologische dualisme van enerzijds de empirische wereld van de fenomenen (inclusief het empirische subject) en anderzijds de noumenale wereld van de vernunftperson (het noumenale subject). Bij Kant neemt het dualisme de vorm aan van een kloof die gaapt tussen de empirische, voor zintuigelijke ervaringen toegankelijke wereld van de fenomenen waar natuurnoodzaelijkheid heerst enerzijds en de noumenale, slechts voor het denken en de zuivere wil (de theoretische en praktische vernunft) toegankelijke wereld van de vrijheid anderzijds. Het is een kloof die dwars door de mens heen loopt. Als empirisch subject zijn wij een lichamelijk, zin(tuig)lijk natuurwezen, onderhevig aan lusten, emoties en natuurwetten, als vernunft persoon zijn we een cultuurwezen dat door opvoeding, onderwijs en historische leerprocessen in staat is tot vrijheid, redelijkheid en moraliteit. Wat stapelt Kant op bij zijn dualisme? = Hij stapelt het epistemologische dualisme van enerzijds de empirische wereld van de fenomenen(inclusief het empirische subject) en anderzijds de noumenale wereld van de vernunftperson (het noumenale subject) op het ontologische dualisme van materie/natuur/lichaam versus geest/bewustzijn/denken. Wat wordt er in Kants dualisme bedoeld met fenomeen (bij materieel subject)? = We kunnen alleen als fenomenen verschijnen. We kunnen de dingen niet kennen zoals ze aan een hond verschijnen. We kunnen de dingen ook niet kennen zoals ze in zichzelf zijn. Alleen een Goddelijke substantie kan dat. Wat wordt er bij Kants dualisme bedoeld met fenomeen (immaterieel subject)? = We verschijnen ook aan elkaar. We zijn herkenbaar aan anderen als empirische verschijning. (We kunnen alleen als fenomenen verschijnen. We kunnen de dingen niet kennen zoals ze aan een hond verschijnen.) Wat wordt er bij Kants dualisme bedoeld met noumenon? = We zijn intelligibel karakter, dat staat tegenover kenbaar. Is te bereiken door denken. De fouten die mensen maken is door over noumenon te zeggen dat er kennis is. We kunnen geen kennisuitspraken doen over vernunft persoon. Welke vorm neemt het dualisme van Kant aan? = Van een kloof die gaapt tussen de empirische, voor zintuiglijke ervaring toegankelijke wereld van de fenomenen waar natuurnoodzakelijkheid heerst enerzijds en de noumenale, slechts voor het denken en de zuivere wil (de theoretische en praktische vernunft) toegankelijke wereld van de vrijheid anderzijds. Het is een kloof die dwars door de mens heen loopt. Hoe kun je in Kants dualisme de kloof die dwars door de mens heenloopt omschrijven? = Als empirisch subject zijn wij een lichamelijk, zin(tuig)lijk natuurwezen, onderhevig aan lusten, emoties en natuurwetten. Als vernunft persoon zijn we een cultuurwezen dat door opvoeding, onderwijs, en historische leerprocessen in staat is tot vrijheid, redelijkheid en moraliteit. Hoe denkt Kant over de vrije wil? = We hebben een vrije wil als vernunft persoon, niet als empirisch persoon. Redenering: Ethiek kan bij Kant geen kwestie zijn van empirische, lichamelijke subjecten, want die zijn onderhevig aan emoties, begeertes en natuurnoodzakelijkheid. Als empirisch subject missen we de autonome vrije wil die voorwaarde is voor moreel handelen. Als empirisch persoon hebben we dus geen vrije wil. Alleen als vernunft persoon zijn we werkelijk autonoom, dat wil zeggen, hebben we een zuivere, niet door de lusten en lasten van het empirische subject bezoedelde, vrije wil. Waarvoor is het Dualisme van Kant zeer bepalend bij Kant? = Voor zijn opvatting over ethiek. Wat is het probleem met het dualisme van Kant? = Fenomeen moet ook lichamelijk zijn. Omdat hij niet uit ontologisch dualisme komt, wat hij overneemt, wordt dit een probleem. Hij wil een link leggen met rede en verstand. Dit wordt een probleem in zijn ethiek. Aan denkvermogen verwijst hij een eigen gebied toe fenomeen, maar ook noumenon en ding an sich. Je kunt aan alles merken dat hij hierop voortbouwt, maar omdat hij niet goed nadenkt over fenomeen, is er een probleem in zijn ethiek. Zijn ethiek is niet overtuigend. Hoe denkt Kant over dieren? = Hij ziet ze als dingen. Welke twee vormen van antropologie onderscheid Kant? = fysiologische antropologie en antropologie ‘in pragmatischer Hinsicht’. Het is hem vooral om dat laatste te doen. Wat is de ‘pragmatische’ antropologie? = Het kan opgevat worden als een empirische aanvulling op zijn ethiek. Het betreft de mens als vrij handelend wezen. Waar gaat Kants ethiek van uit? = Van de zuivere praktische Vernunft (de zuivere vrije wil) van het noumenale subject en de categorische imperatief, dat wil zeggen, het niet empirisch-contingente maar onvoorwaardelijke gebod. Waarom en waarvoor heeft Kant de ‘pragmatische’ antropologie nodig? = Als bron van ervaringskennis over de vrij handelende mens. Omdat je bij zijn ethiek niets te weten komt over het empirische subject, in concreto, het vrij handelende individu en zijn (mis)daden. Welk probleem probeert Kant in zijn derde en laatste kritiek, de Kritik der Urteilskraft, op te lossen? = Als empirische subjecten zijn we in Kants ethiek onderworpen aan de natuurnoodzakelijkheid en dus niet vrij. Hoe denkt Kant in zijn pragmatische antropologie over de mens als redelijk en moreel wezen? = De mens is een vernunft persoon. Dat betekent dat de mens een redelijk en moreel vermogen heeft, maar niet dat we ook daadwerkelijk redelijk of moreel zijn. Hij denkt eerder aan het tegendeel. We laten ons te veel leiden door ons instinct en daarom zijn we geneigd tot alle kwaad. Hij beschouwd redelijkheid en moraliteit als een te verwerkelijken doel, waarbij de pragmatische antropologie kan helpen. Hoe kan de pragmatische antropologie helpen de mens redelijk en moreel te maken? = Een mensenleven is te kort. Hij hoopt op de ontwikkelingen van de menselijke soort. Wijsheid en ervaring die van generatie op generatie wordt overgedragen, zou in principe tot de perfectionering van de menselijke soort kunnen leiden. Hoe kijkt Kant op de geschiedenis van de mens? = Als één lang leerproces. Een proces van vooruitgang. Typisch Kantiaans geformuleerd: We moeten geloven en hopen dat de geschiedenis een proces van vooruitgang kan zijn, ook al wordt dit geloof en deze hoop voortdurend gelogenstraft door de feiten. We moeten dat geloven en hopen, want het alternatief is cynisme en wanhoop. Vragen college 3: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272053 Om welke twee redenen is het werk van Nietzsche relevant oor de 20e eeuwse wijsgerige antropologie? = 1 Hij thematiseert de twee ingrijpende veranderingsprocessen die een crisis veroorzaakt hebben in de (zelf)interpretatie en het (zelf)beeld van de westerse mens: secularisering en de verwetenschappelijking van de cultuur van het mensbeeld. 2 Hij heeft kritiek op het moderne Kantiaanse subject en formuleert een invloedrijk naturalistisch alternatief, namelijk de mens als het niet vastgestelde dier. Welke twee ingrijpende veranderingsprocessen hebben een crisis veroorzaakt in de (zelf)interpretatie en het (zelf)beeld van de mens? = secularisering en verwetenschappelijking van de westerse cultuur. Waar geeft Nietzsche kritiek op? = Op het moderne Kantiaanse subject en formuleert een invloedrijk naturalistisch alternatief, namelijk de mens als het niet vastgestelde dier. Hoe denkt Kant over mens en dier? = Mens is Vernunft persoon en dier is Vernunftloos. Dit is een essentieel verschil. De geschiedenis van de mensheid is een vooruitgangsgeschiedenis. Welke twee toekomstscenario’s schetst Nietzsche? = Positief: Übermensch en negatief: Laatste mens. Welke verschillen zijn er te zien tussen Kant en Nietzsche? = Kant zegt dat er wel een essentieel verschil is tussen mens en dier, Nietzsche noemt het een gradueel verschil. Kant ziet de geschiedenis van de mens als een vooruitgangsgeschiedenis. Nietzsche schetst twee scenario’s: van de Übermensch en de laatste mens. Welke gevolgen schetst Nietzsche bij zijn verhaal over de dood van God? = Een bevrijding van het Christelijk moraal en mensbeeld dat ons de mogelijkheid geeft om onszelf als het ware opnieuw te vinden. Aan de andere kant zou het kunnen ontaarden in Nihilisme, de ontwaarding van alle waarden met als resultaat dat er geen waarden meer zijn die als moreel richtsnoer kunnen gelden. Hij is tegenstander van Christelijk moraal. Hij noemt het slavenmoraal. Maar hij is bang dat zonder het Christendom alle waarden wegvallen en er geen moraal is en geen moraal is nog altijd erger dan een slavenmoraal. (Nietzsche) Wat zijn voor en nadelen dat de mens niet vastgesteld / niet gedetermineerd is? = Het maakt ons kwetsbaar, maar het biedt ons de mogelijkheid om met onszelf te experimenteren en onszelf vorm te geven en opnieuw te uit vinden. Wat houdt de Wille zur Macht van Nietzsche in? = Dit speculatieve, (quasi-)metafysische principe houdt in dat de hele organische natuur, van microbacterie tot mens, een drang heeft zich uit te breiden en te versterken en zwakkere soorten te overwinnen. Welke kenmerken van de mens komen bij Nietzsche in evolutionair perspectief te staan? = Juist die kenmerken die van oudsher, en ook door Kant, als essentieel menselijk beschouwd worden (bewustzijn, taal en dergelijke) komen bij Nietzsche in een evolutionair perspectief te staan. Wat is de Übermensch? = Nietzsche komt ermee. Het is niet alleen de mensensoort die na ons komt, het is vooral een mensensoort die de onze overstijgt. Het motief van de Übermensch moet echter in de eerste plaats gezien worden in het licht van Nietzsches moraal- en cultuurkritiek. Het kan in verband gebracht worden met het evolutionaire perspectief. Als het niet vastgestelde en met zichzelf experimenterende dier is de mens in principe in staat zichzelf te overstijgen. Wanneer leefde Nietzsche? = van 1848 tot 1900 Wie liet zich door Nietzsche inspireren? = Gehlen Wie is nog erg Kantiaans en vindt de geschiedenis van de mens ook leerprocessen? = Habermas. Wat is Regulatief? = Iets waar we naar streven, maar wat we niet kunnen bereiken. Wat is Constitutief? = Iets wordt geconstitueerd door. Iets wat de mens mens maakt: Vernunft. Wat is het regulatief principe van Habermas wat typisch Kantiaans is? = Een wereld waarin we allemaal wereldburgers zijn met een regeringsvorm. Wanneer we dit bereiken zijn we geen mensen meer, maar iets hogers dan dat. Hoe kijkt Kant naar cultuur? = Dat is een product van de mensen en als iedereen is, zijn er cultuurveranderingen geweest en dat kan dor vrij handelend mens. Wat is er tegenstrijdig aan Kants geloof en zijn filosofie? = Kant is de filosoof die God de filosofie uitgeschreven heeft. Tegelijkertijd was Kant een zeer gelovig man. Wat voor filosoof is Nietzsche? = Ambivalente Wat is Ambivalentie? = Een dubbel gevoel. Hoe zag je Ambivalentie terug bij Nietzsche? = Hij heeft een dubbel gevoel over de toekomst van de mens. Hij schetst een pessimistisch en een optimistisch scenario. Beide zijn mogelijk. Pessimistisch: Laatste mens, lege wereld zonder waarden. Optimistisch: Übermensch. Nietzsche loopt op zijn tijd vooruit. In deze tijd wordt hij veel beter begrepen dan in zijn eigen tijd. Hoe zou je Kant als verlichtingsfilosoof kunnen zien? = zijn nu veel sceptischer over rede, Kant was dat niet, vandaar het veel positievere toekomstbeeld. Wat dat betreft was Kant een verlichtingsfilosoof. Wat is volgens Nietzsche Nihilisme? = Alles is evenveel of even weinig waard. Anything goes relativisme. Wat is volgens Nietzsche slavenpolitiek? = Christelijk, democratie, feminisme, etc. De zwakkelingen hebben de macht gegrepen. Slavenmoraal beschermt de zwakken. Zwakke kenmerken zijn goed en sterke kenmerken niet. Wat is volgens Nietzsche Herrenmoraal? = Trump moraal van het blonde beest. blonde westerse waar we naar streven. In deze tijd krijg je er nazieassociaties mee. Welk moraal is volgens Nietzsche levensontkennend? = Het slavenmoraal. De zwakken die het leven eigenlijk niet aankunnen beschermen. Iedereen leidt aan het leven en als je dan zegt dat het de schuld van de sterken is, ben je levensontkennend bezig. Sociaal, fysiek, geestelijk, etc. zwak. Welk moraal is volgens Nietzsche levensbevestigend? = Het Herrenmoraal. Wat is existentie? = Hoe je jezelf vormgeeft. Waarom is er bij Nietzsche een gradueel verschil met dieren en geen essentieel verschil? = Uit de filosofie van Nietzsche kun je concluderen dat de mens geen essentie heeft. Dieren zijn vastgestelde roof- of kuddedieren, maar bij de mens is dat variabel. Wat is sociaal Darwinisme? = Survival of the fittest wordt door Nietzsche in sociaal opzicht als overleven van de sterksten, de besten gezien. De hele organische natuur wordt gedreven door Wille zur Macht. Hij gaat uit van overlevingsinstinct en degene die overleven hebben beste overlevingsinstinct. Overstijgen van jezelf ten koste van andere leefwezens. Macht ten opzichte van andere leefwezens. Terwijl het eigenlijk gaat over de soort die toevallig overleeft en wat geselecteerd wordt in doorgeven van genen en wie zich toevallig het best aanpast op die manier. Wat is een perfecte wille zur macht? = Een levend wezen die anderen overstijgt. Waarom is de mens volgens Nietzsche zwak? = We hebben weinig wille zur macht over. Weinig instincten we hebben communicatie uitgevonden omdat we zonder niet kunnen overleven. Taal en rede is een teken van zwakheid. Wat zijn positieve kanten van de mens volgens Nietzsche? = Veelzijdigheid en moed. Vragen college 5: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272055 Wanneer leefde Martin Heidegger? = 1889-1976 Wat is het hoofdwerk van Heidegger? = Sein und Zeit (SZ) Op welk terrein bevindt het werk van Heidegger zich? = Ontologie, de metafysica en vooral de metafysicakritiek. Welke vraag staat in het werk van Heidegger centraal? = De zijnsvraag. Wat is het uitgangspunt van Sein und Zeit (SZ) van Heidegger? = De gedachtegang dat de beantwoording van de zijnsvraag een analyse van het zijn van de mens vergt aangezien de mens het wezen is dat een (impliciet) zijnsbesef heeft. Het resultaat is een ontologische antropologie die haar beslag heeft gekregen in Sein und Zeit en ander werk uit de twintiger jaren van de vorige eeuw. Het uitgangspunt van Sein und Zeit van Heidegger is de gedachtegang dat de beantwoording van de zijnsvraag een analyse van het zijn van de mens vergt aangezien de mens het wezen is dan een (impliciet) zijnsbesef heeft. Het resultaat is een ontologische antropologie die haar beslag heeft gekregen in Sein und Zeit en ander werk uit de twintiger jaren van de vorige eeuw. Welke andere werken zijn dit? = Met name de Vorlesungen (colleges) die inmiddels zijn uitgegeven in de Gesamtausgabe van Heideggers oeuvre. Wat omvat de metafysicakritiek van Heidegger? = De hele geschiedenis van de metafysica, van Parmenides tot en met Nietzsche. Wie werd door Heidegger als laatste metafysicus beschouwd? = Nietzsche. Welke metafysicakritiek is van belang voor de wijsgerige antropologie? = zijn kritiek op de moderne subjectmetafysica vanaf Descartes en Kant tot en met de fenomenoloog Husserl. Wie was de leermeester van Heidegger? = de fenomenoloog Husserl. Waar komt volgens Heidegger de conceptie van het moderne subject uit voort? = Uit de klassieke substantiemetafysica die alles reduceert tot materie, onderscheiden naar zijn eigenschappen. Volgens Heidegger komt de conceptie van het moderne subject voort uit de klassieke substantiemetafysica die alles reduceert tot materie, onderscheiden naar zijn eigenschappen. Dat gebeurt bij Descartes op een voor de moderne tijd maatgevende wijze. In welke vorm? = In de vorm van uitgebreide substantie (res extensa) en de denkende substantie (res cogitans). Op basis van deze substantiemetafysica wordt het moderne subject opgevat als substantie met bewustzijn, met andere woorden, als een ding (lichaam) met een bewustzijn erin. Wat wordt in het licht van de dingontologie van Descartes volgens Heidegger verkeerd begrepen? = Niet alleen het zijn van de mens wordt verkeerd begrepen. Ook leidt de dingontologie tot de epistemologische schijnvraag hoe kennis van objecten mogelijk is. Alleen wanneer men er, zoals Kant, impliciet vanuit gaat dat het subject een in zichzelf gesloten entiteit is voorzien van een bewustzijn, komt men op het idee de vraag te stellen: Hoe kan het subject een brug slaan naar de wereld van objecten waarvan zijn als door een kloof gescheiden is? Vanuit wijsgerig antropologisch gezichtpunt is vooral van belang dat de dingontologie het lichaam/geest dualisme in stand houdt. Sterker nog, het is de vraag of het lichaam/geest dualisme overwonnen kan worden zonder de dingontologische wortels van dat dualisme aan te pakken. Omdat het lichaam beschouwd wordt als een materieel ding wordt het gereduceerd tot beheersbare substantie of manipuleerbaar object dat als het ware overgeleverd is aan de interventies van de geest die, in tegenstelling tot de passiviteit en gedetermineerdheid van het lichaam, opgevat wordt als activiteit en vrijheid. Welke benaming gebruikt Heidegger in SZ voor dingontologie? = Voorhandenheidsontologie. Waar leidt dingontologie toe? = Tot de epistemologische schijnvraag hoe kennis van objecten mogelijk is. Alleen wanneer men er, zoals Kant, impliciet vanuit gaat dat het subject een in zichzelf gesloten entiteit is, voorzien van een bewustzijn, komt men op het idee de vraag te stellen: hoe kan het subject een brug slaan naar de wereld van objecten waarvan hij als door een kloof gescheiden is? Welk belang is er vanuit wijsgerig antropologisch gezichtspunt bij dingontologie? = Dat het dingontologie het lichaam/geest dualisme in stand houdt. Sterker nog, het is de vraag of het lichaam/geest dualisme overwonnen kan worden zonder de dingontologische wortels van dat dualisme aan te pakken. Omdat het lichaam beschouwd wordt als materieel ding wordt het gereduceerd tot… = beheersbare substantie of manipuleerbaar object dat als het ware overgeleverd is aan de interventies van de geest die, in tegenstelling tot de passiviteit en gedetermineerdheid van het lichaam, opgevat wordt als activiteit en vrijheid. Heidegger maakt een belangrijk onderscheid tussen het zijn van de dingen en het zijn van de mens. Vanuit het abstraherende en generaliserende perspectief van wetenschap en filosofie kunnen de dingen als objecten gekarakteriseerd worden die… = Voorhanden zijn. Waarmee hebben we, volgens Heidegger, met objecten te maken volgens het perspectief van het dagelijks leven? = Met gebruiksvoorwerpen (Zeug) Gebruiksvoorwerpen zijn, volgens Heidegger, niet voorhanden, maar wat wel? = Terhanden (Zuhanden) Hoe karakteriseert Heidegger het zijn van de mens? = Als erzijn (Dasein) of uitstaan-naar (ex-sistentie). Hoe ziet Heidegger de mens tegenover een ding? = Mensen vallen niet met zichzelf samen, zijn niet in zichzelf gesloten, zoals dingen; ze zijn integendeel open of ‘ontsloten’ (erschlossen), buiten zichzelf, betrokken op de wereld om hen heen en op hun eigen zijn. De openheid van het menselijke zijn bestaat volgens Heidegger primair, zij het veelal impliciet, uit een zijnsbesef (Seinsverständnis). Het zijnsbesef is niet contemplatief, maar actief-ontwerpend. Heidegger karakteriseert het menselijk zijn ook wel als geworpen ontwerp (geworfen Entwurf). Ongevraagd geworpen in de wereld komen we er vroeger of later in ons leven achter dat er ‘er zijn en te zijn hebben’. We realiseren ons de contingentie en eindigheid van ons bestaan en daarmee ook dat ons zijn niet vast ligt, maar een mogelijk-zijn is en door onszelf ontworpen dient te worden. Het zijnsbesef is volgens Heidegger niet contemplatief, maar wat wel? = actief-ontwerpend. Heidegger karakteriseert het menselijk zijn ook wel als geworpen ontwerp (geworfen Entwurf). Wat wordt hiermee bedoeld? = We zijn ongevraagd geworpen in de wereld en komen er vroeg of laat in ons leven achter dat we ‘er zijn en te zijn hebben’. We realiseren ons de contingentie en eindigheid van ons bestaan en daarmee ook dat ons zijn niet vast ligt maar een mogelijk-zijn is en door onszelf ontworpen dient te worden. Wat is het standpunt in Sein und Zeit van Heidegger? = De vaststelling dat de mens een wezen is dat zijnsbesef heeft en op basis daarvan de zijnsvraag stelt. Waar heeft de zijnsvraag in eerste instantie betrekking op bij Sein und Zeit van Heidegger? = Op de betekenis (zin) van het eigen zijn. In SZ formuleert Heidegger het als volgt: de mens is ‘een zijnde dat het in z’n zijn om z’n zijn gaat’. Wat is het doel van de analyse van het zijn van de mens in Sein und Zeit van Heidegger? = Om de betekenis van dat zijn te achterhalen. Doel van de analyse van het zijn van de mens (Dasein) in SZ is om de betekenis van dat zijn te achterhalen. Welke methode hanteert Heidegger hierbij? = de fenomenologische methode die hij omschrijft als een aan het licht brengen en begrijpen van verschijnselen die niet goed zichtbaar of verhuld zijn of over het hoofd gezien worden. Doel van de analyse van het zijn van de mens (Dasein) in SZ is om de betekenis van dat zijn te achterhalen. Heidegger hanteert daarbij de fenomenologische methode die hij omschrijft als een aan het licht brengen en begrijpen van verschijnselen die niet goed zichtbaar of verhuld zijn of over het hoofd gezien worden. Er zijn over het algemeen twee bronnen van verhulling. Welke twee bronnen zijn dit? = Enerzijds de common sense van de dagelijkse blik en anderzijds de abstraherende en generaliserende blik van de wetenschap en de filosofie. Waarom is de fenomenologische methode volgens Heidegger onontbeerlijk in de analyse van Sein und Zeit? = Omdat de meest nabije en fundamentele zaken in het menselijk bestaan vertekend worden door de dagelijkse en/of wetenschappelijk-filosofische blik. Als wat bepaalt Heidegger de betekenis van het menselijk zijn? = als Zorg (Sorge) (Heidegger) Wat is existentiaal? = Ontologische structuur of zijnskenmerk van de mens. Wat is de eerste en belangrijkste existentiaal die Heidegger in Sein und Zeit noemt? = Het in-de-wereld-zijn. Wat betekent het in-de-wereld-zijn bij Heidegger? = De mens is geen wezen dat als het ware opgesloten is in haar hoofd en van daaruit naar buiten kijkt. Zij is integendeel altijd al buiten zich bij de dingen en de andere mensen in de wereld. Wat is het uitgangspunt van de analyse in Sein und Zeit van Heidegger? = Steeds het dagelijkse doen en laten. In het dagelijkse leven verschijnen de dingen eerst en vooral (zunächst und zumeist) als gebruiksvoorwerpen (Zeug) waarmee we van alles doen. Wetenschap en filosofie zien dit gebruikskarakter van de dingen meestal over het hoofd. De wetenschappelijke en (traditioneel-) filosofische blik abstraheert van de dagelijkse praktijk en beschouwt de dingen als voorhanden objecten. Naast het dagelijkse hanteren (besorgen) van de dingen is er de dagelijkse omgang met andere mensen. Het in-de-wereld-zijn is altijd ook een zijn-met (Mitsein) anderen dat volgens Heidegger een zorgend karakter heeft (Fürsorge). Welke vraag stelt Heidegger in de context van de analyse van het zijn-met anderen? = De vraag naar het zelf, het ‘wie’ van het Dasein. Welk antwoord krijgt de vraag naar het zelf, het wie van het Dasein in de context van de analyse van het zijn-met anderen? = Een tweedelig antwoord. Enerzijds zijn we in het dagelijkse bestaan veelal op de vlucht voor het eigen zijn en hebben we ons uitgeleverd aan ‘het Men’ (Uneigentlichkeit). Anderzijds worden we in de confrontatie met de eigen dood, in de (doods)angst, teruggeworpen op het eigen zijn. In de angst glijdt het houvast van de concrete zijnden in de dagelijkse wereld weg en worden we geconfronteerd met het raadsel van het (eigen) zijn. Deze confrontatie stelt ons in staat ons eigen zijn op ons te nemen (Eigentlichkeit), dat wil zeggen we nemen zelf beslissingen en verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontwerp van het eigen bestaan op ons (Entschlossenheit). In de tweede helft van SZ krijgt het oneigenlijk/eigenlijk onderscheid een steeds bredere reikwijdte. Het heeft dan niet alleen meer betrekking op het zijn-zelf, maar op vrijwel alle aspecten van het menselijk bestaan. Wat gebeurt er bij doodsangst volgens Heidegger? = In de angst glijdt het houvast van de concrete zijnden in de dagelijkse wereld weg en worden we geconfronteerd met het raadsel van het (eigen) zijn. Deze confrontatie stelt ons in staat ons eigen zijn op ons te nemen (Eigentlichkeit), dat wil zeggen we nemen zelf beslissingen en verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontwerp van het eigen bestaan op ons (Entschlossenheit) Anderzijds worden we in de confrontatie met de eigen dood, in de (doods)angst, teruggeworpen op het eigen zijn. In de angst glijdt het houvast van de concrete zijnden in de dagelijkse wereld weg en worden we geconfronteerd met het raadsel van het (eigen) zijn. Waartoe stelt deze confrontatie ons in staat? = Deze confrontatie stelt ons in staat ons eigen zijn op ons te nemen (Eigentlichkeit), dat wil zeggen we nemen zelf beslissingen en verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontwerp van het eigen bestaan op ons (Entschlossenheit). Anderzijds worden we in de confrontatie met de eigen dood, in de (doods)angst, teruggeworpen op het eigen zijn. In de angst glijdt het houvast van de concrete zijnden in de dagelijkse wereld weg en worden we geconfronteerd met het raadsel van het (eigen) zijn. Deze confrontatie stelt ons in staat ons eigen zijn op ons te nemen (Eigentlichkeit). Wat wordt hiermee bedoelt? = Dat wil zeggen we nemen zelf beslissingen en verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontwerp van het eigen bestaan op ons (Entschlossenheit). In de tweede helft van SZ krijgt het oneigenlijk/eigenlijk onderscheid een steeds bredere reikwijdte. Het heeft dan niet alleen meer betrekking op het zijn-zelf, maar op vrijwel alle aspecten van het… = menselijk bestaan. Vragen college 7: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272225 Wanneer leefde Simone de Beauvoir? = 1908 – 1986 Wat is het bekendste filosofische werk van Simone de Beauvoir? = Le deaxième sexe (1949) Met wie deelt ze het uitgangspunt van het existentialisme? = Met Jean-Paul Satre. Heideggers Sein und Zeit is een belangrijke bron. Wat staat er in het existentialisme van de Bouvoir centraal? = de menselijke existentie. Noem wat overeenkomsten tussen Simone de Beauvoir en Jean-Paul Satre. = In tegenstelling tot Heideggers werk zijn ze expliciet normatief. In aansluiting op hun analyse van het menselijk bestaan geven ze aan hoe we zouden moeten leven of wat de bestanddelen zijn van een goed leven. Ze delen een zelfde filosofisch kader. Noem wat verschillen tussen Simone de Bouvoir en Jean-Paul Satre. = Terwijl Satre gebonden blijft aan de cartesiaanse traditie van het dualisme en de identificatie van de mens met bewustzijn, beschouwt de Beauvoir de mens nadrukkelijk als een gesitueerd, belichaamd en geseksueerd wezen. Zij is de eerste filosoof die uitgebreid en vanuit veel verschillende invalshoeken analyseert en op welke manier het sekseverschil vorm en betekenis krijgt in het menselijk bestaan. Uit welke drie componenten bestaat de existentialistische antropologie van de Beauvoir? = 1. Een existentialistische ontologie. 2. Concretisering van existentialen uit Sein und Zeit. 3. Politiek-filosofische cultuurkritiek. Hoe gebruikt Satre het Sein und Zeit van Heidegger? = Hij gebruikt het voor zijn theorie, maar zijn existentialistische ontologie heeft nog duidelijke cartesiaanse trekken, inclusief de dingontologische vooronderstellingen die ten grondslag liggen aan Descartes’ subject begrip. Analoog aan het cartesiaans dualisme onderscheidt Satre tussen pour-soi, het voor-zich-zijn van het bewustzijn en en-soi, het in-zich-zijn van de materie (inclusief het lichaam). Het bewustzijn is intentioneel: het heeft altijd een object, het is altijd betrokken op iets. Volgens Satre is het bewustzijn transcenderend en annihilerend, dat wil zeggen, het bewustzijn ‘overstijgt’ en ‘vernietigt’ steeds het object. Vanwege zijn transcenderende en annihilerende karakter is het bewustzijn een ‘niets’. Dat wil zeggen, het bewustzijn is niet iets met blijvende kenmerken, het is veelmeer een voortdurend veranderende stroom. Ontologisch staat het bewustzijn daarmee als ‘niets’ tegenover het blijvende, in zichzelf rustende volle zijn van de dingen. Daarom karakteriseert Satre het menselijk zijn als een manque à être, een gebrek aan zijn dat een verlangen naar zijn oproept. Omdat dit verlangen nooit vervuld kan worden – de in zich rustende immanentie van de materie is voor het bewustzijn onbereikbaar - , karakteriseert Satre de mens als een nutteloze passie. Wat is de titel van Satres hoofdwerk? = L’être et le néant. (Satre) Wat betekent het dat het bewustzijn intentioneel is? = Het heeft altijd een object, het is altijd betrokken op iets. Volgens Satre is het bewustzijn transcenderend en annihilerend. Wat wil dat zeggen? = Het bewustzijn ‘overstijgt’ en ‘vernietigt’ steeds zijn object. Waarom is het bewustzijn volgens Satre een ‘niets’? = Volgens Sartre is het bewustzijn transcenderend en annihilerend, dat wil zeggen, het bewustzijn ‘overstijgt’ en ‘vernietigt’ steeds zijn object. Vanwege zijn transcenderende en annihilerende karakter is het bewustzijn een ‘niets’. Dat wil zeggen, het bewustzijn is niet iets met blijvende kenmerken, het is veelmeer een voortdurend veranderende stroom. Ontologisch staat het bewustzijn daarmee als ‘niets’ tegenover het blijvende, in zichzelf rustende volle zijn van de dingen. Sartre kenmerkt het menselijk zijn als een manque à être. Wat bedoelt hij hiermee? = Een gebrek aan zijn dat een verlangen naar zijn oproept. Waarom karakteriseert Sartre het menselijk zijn als een manque è être? = Volgens Sartre is het bewustzijn transcenderend en annihilerend, dat wil zeggen, het bewustzijn ‘overstijgt’ en ‘vernietigt’ steeds zijn object. Vanwege zijn transcenderende en annihilerende karakter is het bewustzijn een ‘niets’. Dat wil zeggen, het bewustzijn is niet iets met blijvende kenmerken, het is veelmeer een voortdurend veranderende stroom. Ontologisch staat het bewustzijn daarmee als ‘niets’ tegenover het blijvende, in zichzelf rustende volle zijn van de dingen. Waarom karakteriseert Sartre de mens als een nutteloze passie? = Het verlangen naar zijn kan nooit vervuld worden. (De in zich rustende immanentie van de materie is voor het bewustzijn onbereikbaar.) Welke bezwaren heeft de Beauvoir tegen Sartres karakterisering van de mens als nutteloze passie? = Ten eerste is het verlangen naar zijn een ontologisch kenmerk van de mens en als zodanig gaat dit kenmerk vooraf aan welke waardering dan ook, of die nu positief of negatief uitvalt. Haar tweede en belangrijkste bezwaar geldt de eenzijdigheid van Sartres karakterisering. Het transcenderende en annihilerende karakter van het bewustzijn brengt niet alleen een gebrek aan zijn met zich mee, maar ook de openbaring van zijn. Beauvoir knoopt hier aan bij Heideggers existentiaal van de ontslotenheid en meer specifiek bij zijn beschrijving van de menselijke ontslotenheid als Lichting, een open plek in het zijn. Beauvoir concretiseert een aantal belangrijke existentialen uit Sein und Zeit en geeft ze een plaats in haar existentialistische antropologie. Zoals we gezien hebben, karakteriseert Heidegger het menselijk bestaan als geworpen ontwerp (geworfen Entwurf). Wat doet ze hiermee? = De existentiaal van de geworpenheid of facticiteit verwijst naar de conditie van het altijd al in een bepaalde wereld ‘geworpen’ zijn. Dat betekent in concreto dat het lichaam op heel veel verschillende manieren geleefd, vorm en betekenis gegeven wordt, al naar gelang de mogelijkheden van de tijd en wereld waarin je geboren bent. Beauvoir concretiseert een aantal belangrijke existentialen uit Sein und Zeit en geeft ze een plaats in haar existentialistische antropologie. Zoals we gezien hebben, karakteriseert Heidegger het menselijk bestaan als geworpen ontwerp (geworfen Entwurf). De existentiaal van de geworpenheid of facticiteit verwijst naar de conditie van het altijd al in een bepaalde wereld ‘geworpen’ zijn. Wat betekent dit? = Dat we altijd, tot op zekere hoogte, bepaald worden door product zijn van een geschiedenis en wereld (cultuur) die de reikwijdte van ons individuele leven te buiten gaat. De existentiaal van het ontwerp verwijst naar het ontologische kenmerk van het kunnen-zijn of het mogelijk-zijn. Kenmerkend voor het menselijk zijn is dat het niet vastligt, het menselijk bestaan is een zich ontwerpen op mogelijkheden die geput worden uit de geschiedenis en de wereld waarin we geworpen zijn. Vandaar dat het ontwerp altijd een geworpen ontwerp is. De Beauvoir verbindt de karakteristiek van het geworpen ontwerp met het begrip van transcendentie in de zin van vrijheid. In tegenstelling tot Satre die vrijheid verabsoluteert tot onvermijdelijke ontologische conditie die gegeven is met het ‘niets’ van bewustzijn, is de Beauvoir van mening dat onze vrijheid altijd gesitueerd is. Dat wil zeggen, het realiseren van vrijheid is altijd gebonden aan de situatie. Een ander belangrijk aspect van geworpen ontwerp in de Beauvoirs werk is lichamelijkheid. Tegenover Sartres cartesiaanse opvatting van de mens als een bewustzijn dat een lichaam met zich meesleept benadrukt de Beauvoir de betekenis van het belichaamd zijn. Het in-de-wereld-zijn veronderstelt een lichaam: zonder lichaam geen wereld. Het lichaam is geworpen ontwerp: enerzijds worden we met een bepaald lichaam geboren, anderzijds is het zich ontwerpen op mogelijkheden altijd een ontwerp op belichaamde mogelijkheden. Dat wil in concreto zeggen dat het lichaam op heel veel verschillende manieren geleefd, vorm en betekenis gegeven wordt, al naar gelang de mogelijkheden van de tijd en wereld waarin je geboren bent. (de Beauvoir) Waar verwijst de existentiaal van het ontwerp naar? = Het ontologische kenmerk van het kunnen-zijn of het mogelijk-zijn. Wat is volgens de Beauvoir kenmerken van de mens in de zin van geworpenheid? = Dat het niet vastligt. Het menselijk bestaan is een zich ontwerpen op mogelijkheden die geput worden uit de geschiedenis en wereld waarin we geworpen zijn. Hoe kijkt Sartre naar vrijheid? = Hij verabsoluteert vrijheid tot onvermijdelijke ontologische conditie die gegeven is met het ‘niets’ van het bewustzijn. Hier kijkt de Beauvoir naar vrijheid? = Ze verbindt de karakteristiek van het geworpen ontwerp met het begrip van transcendentie in de zin van vrijheid. Ze is van mening dat onze vrijheid altijd gesitueerd is. Dat wil zeggen, het realiseren van vrijheid is altijd gebonden aan de situatie; er zijn situaties waarin de verwerkelijking van vrijheid simpelweg onmogelijk of zeer beperkt is (in het geval van kleine kinderen of in gevangenschap). De Beauvoir is van mening dat vrijheid altijd gesitueerd is. Wat wil dat zeggen? = Dat wil zeggen, het realiseren van vrijheid is altijd gebonden aan de situatie; er zijn situaties waarin de verwerkelijking van vrijheid simpelweg onmogelijk of zeer beperkt is (in het geval van kleine kinderen of in gevangenschap). (de Beauvoir) Noem twee redenen waardoor je kunt zeggen dat het lichaam een geworpen ontwerp is. = Enerzijds worden we met een bepaald lichaam geboren, anderzijds is het zich ontwerpen op mogelijkheden altijd een ontwerp op belichaamde mogelijkheden. Beauvoir concretiseert een aantal belangrijke existentialen uit Sein und Zeit en geeft ze een plaats in haar existentialistische antropologie. Ze werkt het Mit-sein, het zijn met anderen uit. Hoe doet ze dit? = Ze laat zich inspireren door Heideggers beschrijving van de bevrijdende Fürsorge. Zij gaat ervan uit dat de relatie tot anderen interdependent is, dat wil zeggen, wederzijdse afhankelijkheid met zich meebrengt. Deze interdependentie kan zowel een positieve als negatieve vorm aannemen. De negatieve is de strijd die Sartre beschrijft: de relatie ik-ander is conflictueus en neemt de vorm aan van een ongelijke subject-object relatie. De positieve vorm van interdependentie is vriendschap en solidariteit, de ik-ander relatie neemt de vorm aan ven een op wederzijdse erkenning gebaseerde subject-subject relatie. Hoe werkt Sartre het Mit-sein, het zijn met anderen van Heidegger uit? = Hij die de relatie met de ander als een voortdurende strijd met alleen winnaars en verliezers. De Beauvoir gaat ervan uit dat de relatie tot anderen interdependent is. Wat wil dat zeggen? = Dat wil zeggen, wederzijdse afhankelijkheid met zich meebrengt. Deze interdependentie kan zowel een positieve als negatieve vorm aannemen. De negatieve is de strijd die Sartre beschrijft: de relatie ik-ander is conflictueus en neemt de vorm aan van een ongelijke subject-object relatie. De positieve vorm van interdependentie is vriendschap en solidariteit, de ik-ander relatie neemt de vorm aan ven een op wederzijdse erkenning gebaseerde subject-subject relatie. Wat is de positieve vorm van interdependentie en wat is de negatieve vorm? = De positieve vorm van interdependentie is vriendschap en solidariteit, de ik-ander relatie neemt de vorm aan ven een op wederzijdse erkenning gebaseerde subject-subject relatie. De negatieve is de strijd die Sartre beschrijft: de relatie ik-ander is conflictueus en neemt de vorm aan van een ongelijke subject-object relatie. Wat is eigenlijkheid volgens Heidegger? = Het is alleen mogelijk wanneer de mens de angst voor de eigen dood op zich neemt, want alleen in en door het besef van de eindigheid en grondeloosheid van het eigen bestaan, zijn we pas in staat de eigen mogelijkheden echt te zien en te verwerkelijken. Waar sluit de Beauvoirs notie van authenciteit bij Heidegger bij aan? = Bij eigenlijkheid. Wat betekent authentieke existentie bij de Beauvoir? = Het betekent bij haar affirmatie van de ontslotenheid en afzien van immanentie, ban het verlangen te zijn (d.w.z. met zichzelf samen te vallen) en daarmee het op je nemen van de vrijheid en der verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan. Maar in tegenstelling tot Heidegger benadrukt de Beauvoir dat de mogelijkheid van authenticiteit – net als de realisatie van vrijheid – afhankelijk is van de situatie, en met namen van de machtverhoudingen in de wereld waarin je geworpen bent. Wat stelt humanisme centraal? = De mens Wat stelt existentialisme centraal? = De mens Noem een paar existentialistische filosofen. = De Beauvoir, Camus, Sartre. Welke grote stap maakt de Beauvoir die midden 20e eeuw doordringt? = Dat de mens een lichamelijk wezen is. Subject is een lichamelijk subject. Door wie is existentialistische ontologie uitgewerkt? = Uitgewerkt door Satre, de Bouvoir brengt daar veranderingen in. Afstand nemen van dualisme etc. Wat is immanent? = In zichzelf zijnde. Valt altijd met zichzelf samen. Een tafel is nooit iets anders dan een tafel. Materie rust altijd in zichzelf. Wat is annihilatie? = Bewustzijn vernietigt object, van een naar ander object gaan. Wat is ontologische vrijheid volgens Sartre? = Vrijheid op existentieel niveau dat je nooit met jezelf samenvalt. Ontologisch is er bij zijn/materie geen ruimte voor vrijheid en bij niet/bewustzijn wel. Hoe noemt Sartre bewustzijn? = Intentioneel. Je bent je altijd bewust van iets. Haal je onderwerp weg, heb je geen bewustzijn meer. Als je daar geen rekening mee houdt, ben je onfenomenologisch bezig. Wanneer vallen we volgens Sartre met onszelf samen? = Als we dood zijn. Hoe val je volgend Sartre zo veel mogelijk met jezelf samen (terwijl je nog leeft)? = Als je seks hebt. Wat is volgens de Beauvoir geworpenheid/tacticiteit? = Geworpen in lichamelijke wereld. Ongevraagd ergens in bepaalde tijd en in bepaalde wereld ergens geboren. In de wereld zijn. Geworpenheid in huidige wereld. Deze eeuw in Nederland is heel anders dan een andere eeuw of een ander land. Dan kan veel verschil uitmaken. Niemand heeft gevraagd om geboren te worden en in welke wereld. Wat bedoelt de Beauvoir met het menselijke zijn is existentie? = Mogelijk zijn. In de wereld zijn is niet alleen geworpen zijn, maar ook zich ontwerpen op mogelijkheden. De mogelijkheden die in de wereld waarin je geboren bent aangereikt worden. De mogelijkheden worden altijd afgegrensd door de feitelijke wereld waarin je geboren bent. Wat is het menselijk lichaam volgens de Beauvoir? = Een situatie Wat is een bekende leus van Sartre bij het mit-sein? = De hel dat zijn de anderen. Waarom vindt Sartre dat de hel de anderen zijn? = Een bewustzijn kan een andere bewustzijn alleen als object opnemen. De eerste relatie van bewustzijn is naar elkaar kijken. Die blik is objectiverend. Die blik maakt jou tot buitenkant, tot object. Je objectiveert. Als je in publieke ruimte zit en je daar je blik laten rusten op 1 willekeurig persoon. Vroeg of laat kijkt die persoon op om jouw blik af te weren. Zelfs al kijk je naar iemands rug, heeft diegene het in de gaten. We zijn ons ontzettend onaangenaam bewust van die objectiverende blik. Dat vinden we onaangenaam. Waar we niet aan kunnen ontsnappen in contact is het objectiveren. Is het voortdurende conflict, wie wint. Wie kijkt het langst de ander aan, want dan ben jij subject en de ander object. Ook dan is contact met de anderen geen lol. Je bent een voortdurende strijd aan het leveren. De hel zijn de anderen. Hoe kijkt de Beauvoir tegen mit-sein aan en het idee van Sartre dat de hel de anderen zijn? = Zij beschrijft dat het ook kan met een liefdevolle blik. Je houdt in eerste instantie altijd lichamelijk van iemand. In de interacties met anderen zie je clusters. Wanneer is conflictueuze interactie als je mensen helemaal niet erkent. Een mens is subject met bewustzijn. Vragen college 8: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272267 Wat is het uitgangspunt van de tweede sekse van Simone de Beauvoir? = haar analyse is een cultuurkritische en politieke diagnose. In de geschiedenis en de wereld zoals wij die kennen bestaat er een hardnekkige sekseongelijkheid. Waarin is dit te zien? = De man staat model voor, is de norm van, en wordt geïdentificeerd met de essentie van het mens-zijn, rationaliteit en vrijheid, terwijl de vrouw beschouwd wordt als afwijking van de norm en geïdentificeerd wordt met het niet-essentiële. Waar de man de geest – en alles wat daarmee geassocieerd wordt – representeert, wordt de vrouw gereduceerd tot haar reproductieve functie. Terwijl de man altijd de positie van het Subject (het Ene, het Zelf) ingenomen heeft, verkeert de vrouw in de positie van de Ander, een menselijk wezen dat subject noch object is. De Beauvoir schrijf Subject en Ander met hoofdletters om het hier gaat om structurele ongelijke posities van de seksen ten opzichten van elkaar. Waarom is de ongelijkheid tussen man en vrouw structureel? = Omdat reciprociteit ontbreekt: de man is nooit de ander ten opzichte van de vrouw als subject. Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen? = Het dragen, baren en zogen van een kind kost vele maanden. Mannen hebben altijd veel meer tijd en energie kunnen besteden aan het verwerkelijken van de subjectstatus en alles wat daarmee geassocieerd wordt. Het dragen, baren en zogen van een kind kost vele maanden. Mannen hebben altijd veel meer tijd en energie kunnen besteden aan het verwerkelijken van de subjectstatus en alles wat daarmee geassocieerd wordt. Dit wordt als een oorzaak gezien voor de structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Wat vindt de Beauvoir hier van? = Deze biologische achtergrond kan nadrukkelijk niet als verklaring van sekseongelijkheid gelden. Dat zou niet alleen getuigen van een miskenning van de menselijke mogelijkheid tot transcendentie en vrijheid. Het zou bovendien getuigen van naturalistisch reductionisme. Het is niet de natuur zelf, maar de culturele interpretatie en vormgeving van de natuur en in het bijzonder het biologische sekseverschil, die de invloed en betekenis van dat verschil in het menselijk bestaan bepaalt. Wat zegt de Beauvoir zelf over de oorzaak van sekseverschillen? = Vrouwen zijn deels medeplichtig en deels slachtoffer van de onderdrukking. Vrouwen zijn medeplichtig in zoverre ze nagelaten hebben om de strijd om subjectstatus aan te gaan; ze zijn slachtoffer in zoverre hun inferieur geachte andersheid gelegitimeerd en in stand gehouden wordt door de mannen beheerste cultuur (godsdienst, recht, wetenschap, etc.) Waarom is de tweede sekse een feministische klassieker geworden? = Omdat de Beauvoir op basis van de analyse die ze maakt, vrouwen oproept alsnog de strijd aan te gaan om de subjectstatus te verwerven. Vragen extra college Simone de Beauvoir: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272278 Wat is gelijkheid en verscheidenheid? = Man en vrouw zijn gelijkwaardig, maar niet hetzelfde. Gelijk voor de wet, stemrecht, etc., maar daarbuiten niet. Wat is abstracte gelijkheid? = Gelijk, maar anders. Stuk van formulering gelijkheid en verscheidenheid. Wat is concrete ongelijkheid? = : Vrouwen zijn van nature zorgzamer dus die moeten thuis blijven, mannen kost verdienen. Wat is transcendentie? = mannen streven naar bevestiging van mannelijkheid, actieve rolverwezenlijking, doelen buiten zichzelf, terwijl vrouwen dat niet hebben en een passieve rol spelen. Wat is ensoi? = In jezelf zijn, ding, verder geen mogelijkheden. Vragen college 9: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272600 Wanneer leefde Arnold Gehlen? = Van 1904 tot 1976. Wie zijn de grondleggers van de wijsgerige antropologie? = Gehlen, Scheler en Plessner. Welke nieuwe elementen vormt Gehlen in de traditie van de Duitse wijsgerige antropologie? = Zijn biologische uitgangspunt en zijn verdediging van wetenschappelijke werkwijze. Welke drie uitgangspunten heeft Gehlen gemeenschappelijk met de traditie van de Duitse Wijsgerige antropologie? = 1. De mens neemt een bijzondere positie of uitzonderingspositie (sonderstelling, sonderproblem) in onder de levende wezens. 2. En dat die uitzonderingspositie bestaat uit het open of onvoltooide karakter van de mens. Net als Nietzsche beschouwd Gehlen de mens als een bijzonder instinctarm dier: een Mängelwesen, een biologisch deficiënt wezen. 3. In zijn uitwerking van het tweede punt heeft Gehlen echter meer gemeenschappelijk met Heidegger dan met Nietzsche. De positieve keerzijde van instinctarmoede is bij Gehlen namelijk Weltoffenheit. Net als Heidegger is Gehlen op zoek naar grondstructuren van de mens, maar bij Gehlen zijn ze niet ontologisch. Waarop moet wijsgerige antropologie volgens Gehlen gebaseerd zijn? = Op de resultaten van de empirische wetenschappen die geïntegreerd worden op basis van filosofische gezichtspunten. Welke wetenschappen acht Gehlen relevant voor de antropologie? = Onder andere biologie, ethologie, fysiologie, archeologie, paleontologie, psychologie, sociologie en taalwetenschap. (Gehlen) De integrerende filosofische gezichtspunten zijn categorieën of grondbegrippen die constitutief zijn voor de menselijke natuur. Wat wil dat zeggen? = Dat wil zeggen, het zijn begrippen zonder welke de menselijke natuur niet adequaat bepaald en onderzocht kan worden. Het onderzoek naar en het omschrijven van die grondbegrippen is het specifiek filosofische werk, waartoe de afzonderlijke wetenschappen niet in staat zijn. (Gehlen) De integrerende filosofische gezichtspunten zijn categorieën of grondbegrippen die constitutief zijn voor de menselijke natuur, dat wil zeggen, het zijn begrippen zonder welke de menselijke natuur niet adequaat bepaald en onderzocht kan worden. Het onderzoek naar en het omschrijven van die grondbegrippen is het specifiek filosofische werk waartoe de afzonderlijke wetenschappen niet in staat zijn. Wat vindt Gehlen hiervan? = Wijsgerige antropologie op deze manier opgevat is volgens Gehlen metafysisch noch naturalistisch. Bij het onderzoek naar de grondbegrippen gaat Gehlen uit van twee fundamentele vooronderstellingen. Welke twee? = Ten eerste, de mens is geen dualistische optelsom van lichaam en geest, maar integendeel, een geheel. Ten tweede, een antropologie die de mens als één geheel (Ganzheit) benadert en die gebaseerd is op wetenschappelijke (empirische) kennis, moet uitgaan van een antropo-biologische vraagstelling. Dit is de vraag naar de voorwaarden voor het (over)leven van de mens in de natuur: hoe kan een zo weerloos, behoeftig wezen als de mens zich in leven houden? Naar aanleiding van zijn antropo-biologische vraagstelling komt Gehlen tot een karakterisering van de mens die in het verlengde ligt van Nietzsches ‘Nicht festgestellte Tier’. Namelijk? = De mens als Mängelwesen, dat wil zeggen, als biologisch deficiënt wezen. De biologische deficiëntie van de mens is gelegen in zijn instinct-onbepaaldheid en ongespecialiseerdheid. Wat is het Mängelwesen van Gehlen? = De mens als biologisch deficiënt wezen. De biologische deficiëntie van de mens is gelegen in zijn instinct-onbepaaldheid en ongespecialiseerdheid. Waarom draait het Mängelwesen van Gehlen de traditie van de Duitse antropologie om? = Normaal gesproken wordt het dier aan de maat of norm van de mens gemeten en deficiënt bevonden, maar Gehlen doet het andersom. Hij meet de mens aan (de capaciteiten van) het dier en zegt dat de mens deficiënt is. Waarom vindt Gehlen dat de mens deficiënt is tegenover het dier? = De mens mist de instinct efficiëntie en de gespecialiseerdheid die dieren in hun specifieke habitat kenmerkt. De keerzijde van de biologische deficiëntie van de mens is dat de mens geen ‘instinctautomaat’ is maar, integendeel, een wezen dat zijn leven leidt, dat wil zeggen, zijn bestaat duidt en handelt. Wat bedoelt Gehlen met Weltoffenheit (wereldopenheid)? = Wereldopenheid verwijst naar het feit dat de mens niet gebonden is aan een specifieke habitat en specifieke gedragspatronen, maar zich integendeel in een wereld bevindt en open staat voor de wereld. Wereldopenheid betekent dat de mens, in vergelijking met dieren, een breder, variabeler en flexibeler handelingspotentieel heeft. In vergelijking met het gedrag van dieren dat altijd begrensd en ‘voorgeprogrammeerd’ is door hun organische en fysiologische specialisatie en hun instincten, is het handelingspotentieel van mensen open en flexibel. Dee openheid is een wereldopenheid omdat het handelingspotentieel van de mens hem in staat stelt de natuur te bewerken tot een wereld. ‘Wereld’ verwijst bij Gehlen naar cultuur in heel brede zin, dat wil zeggen het geheel van de door de mens omgewerkte en in dienst genomen natuur. Mensen overleven niet in de natuur maar in de door hun zelf bewerkte en geconstrueerde ‘tweede natuur’, de wereld of cultuur in de brede zin van het woord. ‘Wereld’ verwijst bij Gehlen naar cultuur in heel brede zin, dat wil zeggen het geheel van de door de mens omgewerkte en in dienst genomen natuur. Mensen overleven niet in de natuur maar in de door hun zelf bewerkte en geconstrueerde ‘tweede natuur’, de wereld of cultuur in de brede zin van het woord. Hoe doet de mens dat? = Gehlen beantwoord deze vraag aan de hand van de twee grondbegrippen van zijn wijsgerige antropologie, namelijk handeling en Entlastung. Waarom vindt Gehlen dat de wereldopenheid niet iets positiefs is? = Het plaatst mensen in een zeer belastende situatie. De belasting komt zowel van binnen als ban buten. Van binnenuit hebben mensen te kampen met een ongebonden Antriebsleben (driftleven). Bij dieren functioneren instincten (seks en agressie) volgens een vast patroon en met een vast doel, namelijk reproductie (seks) en overleving (agressie). Naar aanleiding van specifieke stimuli wordt energie omgezet in een daarbij passend gedragsrepertoire. De ontwikkeling van de menselijke soort is volgens Gehlen gepaard gegaan met een breuk in de instincten- en de daarbij horende energiehuishouding. Mensen hebben weliswaar net als dieren instincten – Gehlen spreekt overigens, in navolging van Freud liever van driften - maar het menselijk driftsysteem heeft zich losgemaakt en verzelfstandigd ten opzichte van het biologische overlevingsprogramma dat de instincten bij dieren overwegend zijn. Dit betekent dat de mens het energiepotentieel van de driften zelf moet reguleren en voor handelingen moet inzetten. Deze taak van zelf-regulatie is een zware, vaak té zware belasting voor het individu en daarom ook een gevaar. Niet gereguleerde, ontremde seksuele en agressieve driften resulteren in verschijnselen die alleen bij de menselijke soort op grote schaal voorkomen, namelijk het uitmoorden van soortgenoten (genocide), seksueel en zinloos geweld (d.w.z. geweld zonder biologische overlevingsfunctie). De belasting van buitenaf komt voort uit de ongespecialiseerdheid van de mens. Omdat zintuiglijke informatie niet gefilterd wordt door gespecialiseerde organen en fysiologie, en beslissingen niet geregeld worden door instinctprogramma’s, heeft de mens te maken met een informatieverwerkingsprobleem (te veel indrukken ineen) en beslissingsdruk (wat te doen in een gegeven situatie?). Dieren hebben zit probleem niet omdat instinctprogramma’s gecombineerd met specifieke, op hun habitat toegesneden zintuiglijke en lichamelijke specialisatie informatie filtert en reactiemogelijkheden als het ware voorprogrammeert. (Gehlen) Wat is Antriebsleben? = Driftleven Wat bedoelt Gehlen met zinloos geweld? = Geweld zonder biologische overlevingsfunctie. (Gehlen) De belasting van wereldopenheid komt van binnenuit en van buiten uit. Welke belasting komt er van binnenuit? = Van binnenuit hebben mensen te kampen met een ongebonden Antriebsleben (driftleven). Bij dieren functioneren instincten (seks en agressie) volgens een vast patroon en met een vast doel, namelijk reproductie (seks) en overleving (agressie). Naar aanleiding van specifieke stimuli wordt energie omgezet in een daarbij passend gedragsrepertoire. De ontwikkeling van de menselijke soort is volgens Gehlen gepaard gegaan met een breuk in de instincten- en de daarbij horende energiehuishouding. Mensen hebben weliswaar net als dieren instincten – Gehlen spreekt overigens, in navolging van Freud liever van driften - maar het menselijk driftsysteem heeft zich losgemaakt en verzelfstandigd ten opzichte van het biologische overlevingsprogramma dat de instincten bij dieren overwegend zijn. Dit betekent dat de mens het energiepotentieel van de driften zelf moet reguleren en voor handelingen moet inzetten. Deze taak van zelf-regulatie is een zware, vaak té zware belasting voor het individu en daarom ook een gevaar. Niet gereguleerde, ontremde seksuele en agressieve driften resulteren in verschijnselen die alleen bij de menselijke soort op grote schaal voorkomen, namelijk het uitmoorden van soortgenoten (genocide), seksueel en zinloos geweld (d.w.z. geweld zonder biologische overlevingsfunctie). (Gehlen) De belasting van wereldopenheid komt van binnenuit en van buiten uit. Welke belasting komt er van buiten uit? = De belasting van buitenaf komt voort uit de ongespecialiseerdheid van de mens. Omdat zintuiglijke informatie niet gefilterd wordt door gespecialiseerde organen en fysiologie, en beslissingen niet geregeld worden door instinctprogramma’s, heeft de mens te maken met een informatieverwerkingsprobleem (te veel indrukken ineen) en beslissingsdruk (wat te doen in een gegeven situatie?). Dieren hebben zit probleem niet omdat instinctprogramma’s gecombineerd met specifieke, op hun habitat toegesneden zintuiglijke en lichamelijke specialisatie informatie filtert en reactiemogelijkheden als het ware voorprogrammeert. (Gehlen) Om te kunnen overleven moet de mens deze van binnen en buiten komende belasting verlichten (Entlastungsgesetz). Hoe doet dat de mens dat? = Door te handelen. De mens is primair een handelend wezen. Welk uitgangspunt stelt Gehlen in staat om het lichaam-geest dualisme achter zich te laten? = Dat de mens een primair handelend wezen is. Handelen is immers altijd belichaamd en impliceert ook altijd activiteit van de geest of het bewustzijn. Handelen is dus per definitie integratie van lichaam en geest. Handelen is een zeer breed begrip bij Gehlen. Het omvat handelen in de engere (gewone) zin van het woord, maar ook waarnemen, voelen, denken, spreken enzovoorts. Door wie is Gehlen wat zijn handelingsbegrip betreft beïnvloedt en waaraan is dat te zien? = Door het Amerikaans pragmatisme (Dewey, Peirce). Net als de Amerikaanse pragmatisten beschouwt Gehlen het experimenterend handelen (trial and error) als het meest fundamentele kenmerk van de mens waarvan kennis, bewustzijn, wereldoriëntatie e.d. afhankelijk zijn. Wereld of cultuur is het resultaat van menselijk handelen. Wat is bij Gehlen het verband tussen handelingen en instituties? = Instituties (bijv. onderwijs, kerk, recht, gezin.) bestaan uit handelingen en anderzijds vormen ze het kader en doel van individuele handelingen. Mensen worden geboren in een wereld met instituties die hun handelen reguleren. Tegelijkertijd houden de handelingen van individuen de instituties in stand. Waarom vormen instituties volgens Gehlen een onmisbaar substituut voor de instinctprogramma’s die de mens mist? = Omdat ze het handelingspotentieel van individuen reguleren en stabiliseren. (Gehlen) Waarnaar verwijst Entlastungsgesetz? = Naar de ‘overlevingswet’ die voor de mens geldt, namelijk dat de belasting die gepaard gaat met de biologische deficiëntie verlicht moet worden door te handelen. Wat is volgens Gehlen het verschil tussen lagere en hogere functies? = Lagere functies: zoals waarneming en motoriek. Deze functies kunnen geautomatiseerd worden. Hogere functies zijn wereldscheppende functies of handelingen. Het wereldscheppende handelen bestaat hoofdzakelijk uit het creëren en onderhouden van instituties die de informatie- en beslissingsdruk reguleren. Hoe wordt de belasting volgens Gehlen verlicht? = In grote lijnen wordt de belasting verlicht door lagere functies zoveel mogelijk te ‘automatiseren’ zodat energie en aandacht vrijkomt voor de hogere, wereld-scheppende functies of handelingen. Het gaat hier om een cultivatieproces waarbij driftenergie ingezet (‘gesublimeerd’) wordt voor hogere doelen. (Gehlen) Wat bakenen praktische regelsystemen als recht en moraal af? = Handelingsruimten en –mogelijkheden en beperken daarmee de beslissingsdruk. (Gehlen) Wat is zeer effectief in het reguleren van informatiedruk? = Taal. In de taal ligt namelijk een impliciete categorisering verankerd die als het ware een cognitief raster over de werkelijkheid heen legt waardoor de werkelijkheid, in plaats van een veld van wisselende en ontelbare zintuiglijke indrukken, tot een overzichtelijk en cognitief grijpbare omgeving wordt. (Gehlen) Wat is constitutief voor de mens? = Wat de mens tot mens maakt. (Gehlen) Waaraan kun je de ongespecialiseerdheid van de mens merken? = We hebben niet een heel sterk zintuig en we hebben geen habitat. (Gehlen) Op welke belasting Focust Gehlen zich? =Op de belasting van binnenuit. Vragen college 11: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272784 Welke wetenschappen zijn voornamelijk met Gender bezig? = Sociale, biologische, geestes- en gedragswetenschappen. Welke drie begrippen staan bij gender centraal? = 1. Sekse (geslacht) 2. Gender en 3. Seksualiteit. Wat is sekse? = Het verwijst naar lichamelijk geslachtskenmerken, de genitaliën. In naturalistische theorieën wordt de categorie meestal verbreed en worden andere lichamelijke aspecten (hormonen, hersenen) ook aangemerkt als geslachtskenmerken. Kenmerkend voor sekse is dat het gaat om biologische kenmerken die aangeboren zijn. Wat is gender? = Een vakterm die verwijst naar de sociaal-culturele constructies en betekenissen van mannelijk en vrouwelijkheid, naar normen en rollen, naar vrouwelijk en mannelijk gedrag en identiteit. De term is ingevoerd om duidelijk te maken dat veel aspecten van gedrag, emotie, cognitie, etc. die geassocieerd worden met mannelijk en vrouwelijk meer te maken hebben met sociaal-culturele praktijken en opvattingen, dan met mannelijke en vrouwelijke lichamen. Vaak wordt een belangrijk inzicht uit de tweede sekse van de Beauvoir als voorloper van het gender begrip beschouwd, namelijk, zoals geciteerd in Connell: ‘One is not born, but rather becomes, a woman’. Kenmerkend voor gender is dat het gaat om kenmerken die niet aangeboren, en dus gegeven, zijn maar die we verwerven in de loop van ons leven. Gender s niet iets dat we (onveranderlijk) zijn: we doen gender. Wat is seksualiteit? = Het verwijst naar verschillende modaliteiten van seksuele begeerte en praktijken: hetero, homo, en biseksualiteit om de belangrijkste te noemen. Waarom wordt er een begrippelijk onderscheid gemaakt tussen sekse, gender en seksualiteit? = Omdat onderzoek uitwijst dat sekse, gender, en seksualiteit onafhankelijk van elkaar variëren. Dat wil zeggen, er is geen noodzakelijk of natuurlijk verband tussen, bijvoorbeeld een lichaam met een penis en een mannelijke gender identiteit en heteroseksualiteit. Wat is de common sense verwachting van gender? = De sekse (biologische kenmerken) gepaard gaat met gender identiteit van dezelfde sekse en de seksualiteit die daarbij hoort. Hoeveel procent van de mensen past naar schatting niet in het common sense verwachtingspatroon van gender? = 25% Waarvoor vormt het lichamelijke sekseverschil de grondslag volgens de naturalistische opvatting? = Voor gender verschillen en voor heteroseksualiteit. Ook wordt heteroseksualiteit vaak als onderdeel van sekse gezien. Dat wil zeggen mannelijke sekse hoort dan een natuurlijke seksuele gerichtheid op vrouwen en andersom. (Gender) Wat leveren naturalistische theorieën op? = Causale verklaringsmodellen waarin sekse, meer in het bijzonder: genen, hormonen en hersenen, worden aangewezen als oorzaak van gender en seksualiteitsverschillen. Zo zijn er populaire theorieën die een causaal verband leggen tussen ‘mannelijke’ hormonen en mannelijk gedrag en hetzelfde met vrouwen. (Gender) Wat zijn de belangrijkste naturalistische theorieën van dit moment? = De evolutionaire psychologie en de brain sex theorie. De evolutionaire psychologie legt een (overigens onbewezen en nagenoeg onbewijsbaar) causaal verband tussen evolutionair geselecteerde genen en gedrag. Volgens de evolutionaire psychologie hebben mannen en vrouwen verschillende mating strategies. De brain sex theorie meent te kunnen aantonen dat er mannelijke en vrouwelijke hersenen zijn die de oorzaak van cognitieve, emotionele en gedragsverschillen tussen mannen en vrouwen. (Gender) Wat meent brain sex aan te kunnen tonen? = Dat er mannelijke en vrouwelijke hersenen zijn die de oorzaak zijn van cognitieve, emotionele en gedragsverschillen tussen mannen en vrouwen. (Gender) Vroegere en huidige naturalistische theorieën en verklaringsmodellen met betrekking tot m/v verschillen zijn zeer reductionistisch. Noem een voorbeeld. = Zo gaat men uit van eenzijdige causale relaties waarbij het lichaam oorzaak is van gedrag maar niet omgekeerd. Deze causale eenzijdigheid is achterhaald. Ook negeren ze de enorme variëteit, contingentie en complexiteit van de causale factoren die een rol spelen in menselijke cognitie en gedrag. (Gender) Wat toont recent neurowetenschappelijk onderzoek aan? = Dat het menselijk brein extreem plastisch is, dat wil zeggen, gevormd wordt door, en verandert onder invloed van gedrag. Volgens het sociaal constructivisme zijn gender verschillen het gevolg van sociaal-culturele constructies van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Wat wil dat zeggen? = Sociale praktijken en instituties en culturele idealen die mannelijk en vrouwelijk onderscheiden. Die constructies variëren historisch en cultureel. Noem een paar typisch hedendaagse westerse voorbeelden van gegenderde praktijken en normen die sociaal geconstruciveerd zijn. = Praktijken zijn sport, winkelen, studie en beroep(skeuze). Normen voor mannelijkheid zijn assertiviteit en wedijver, voor vrouwelijkheid zorgen en risicomijdend gedrag. Waarom is de hardnekkige common sense opvatting met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid naturalistisch? (Ondanks dat gender niet iets is wat we zijn, maar wat we doen.) = Omdat alle mensen, wanneer ze opgroeien, socialiseren binnen de praktijken en instituties van hun omgeving, en onder invloed van de normen en idealen van hun cultuur; worden de sociaal-culturele constructies van mannelijkheid en vrouwelijkheid vaak een vanzelfsprekende tweede natuur. De sociaal en cultureel verankerde opvattingen omtrent mannelijkheid en vrouwelijkheid worden dagelijks door iedereen op allerlei manieren en op allerlei terreinen in de praktijk gebracht en belichaamd. Daarom krijgen ze een schijn van natuurlijkheid. Wat wil het zeggen dat de common sense en de wetenschappelijke opvattingen over gender verschillen hoofdzakelijk naturalistisch blijven? = Dat men ervan uit gaat dat gender en seksualiteitsverschillen veroorzaakt worden door het geseksueerde lichaam (genen, hormonen, hersenen). Hoewel de sociaal constructivistische theorie empirisch sterk staat, heeft deze theorie ook tekortkomingen. Noem een tekortkoming. = De theorie is eenzijdig omdat sekse, dat wil zeggen, lichamelijke verschillen, grotendeels genegeerd worden. Vanuit wijsgerig antropologisch oogpunt hebben naturalistische en sociaal constructivistische theorieën met betrekking tot m/v verschillen een belangrijke tekortkoming gemeenschappelijk. Welke is dit? = Ze staan beide nog in de traditie van het cartesiaans dualisme. Beide theorieën vooronderstellen een essentieel verschil tussen natuur (lichaam) en cultuur (maatschappij) want alleen tegen die achtergrond wordt het mogelijk om het geseksueerde lichaam aan te wijzen als oorzaak van gender, zoals in naturalistische theorieën; of om in sekse en gender strikt te scheiden, zoals gebruikelijk in sociaal constructivistische theorieën. (Gender) Bij welke van de drie kernbegrippen hoort transgender? = Bij seksualiteit. (Gender) Wat is een object volgens Freud? = Een voorwerp van seksuele verlangens. We kijken naar object en van daaruit bepalen we onze identiteit. Wat is het enige wat we in handen hebben om de twee groepen man en vrouw te onderscheiden? = Het biologische onderscheid is minimaal. De basis voor deze tweedeling bestaat uit genitaliën en chromosomen. (Gender) Welke term gebruikt filosoof Mill voor iets wat gewoonte/ norm is? = Natuur(lijk), gewoonte. (Gender) Welke term gebruikt Simone de Beauvoir voor iets wat gewoonte/ norm is? = Norm(aal) (Gender) Waar gaat de naturalistische opvatting vanuit? = Dat de geseksualiseerde lichaam veel verder primair geseksualiseerd is dan genitaliën en chromosomen, zoals hormonen en die bepalen gedrag. (Gender) Waar gaat de evolutiepsychologie vanuit? = Dat de verschillen tussen mannen en vrouwen evolutionair zijn ontstaan doordat ze voor verschillende uitdagingen zijn komen te staan. (Gender) Wat is een probleem met evolutiepsychologie? = Plasticiteit. Hij beschrijft gedetermineerde hersenen die niet meer veranderen na de geboorte. Maar neurowetenschap heeft gevonden dat je hersenen juist heel erg plastisch zijn. Vrouwen hebben minder testosteron en kleinere hersenen. Zijn hierdoor verschillen? = Nee. De verhoogde testosteron doet bij vrouwen net zoveel als de verhoogde testosteron bij mannen. Toen men er achter kwam dat vrouwenhersenen kleiner waren dacht men dat mannen slimmer waren. Dit is pas na tientallen jaren hersteld. Je moet hersenen relatief zien naar lichaamsgrootte en gewicht en het gaat om de functionaliteit. Bij meer verbindingen functioneren de hersenen evengoed. Vrouwen zijn gemiddeld kleiner en hebben meer verbindingen in de hersenen. (De hersenen van een olifant zijn ook heel groot.) (Voor mannen ook geen reden om agressiever te zijn. Testosteron bij mannen doet evenveel als bij vrouwen.) Wat is sociaal constructivisme? = Heeft een softe status. Niet erg wetenschappelijk status, want het doet niet aan causale relaties. Waar sociaal constructivisten vanuit gaan: Ze focussen zich puur op gender en dat is sociaal geconstructueerd. Rolpatronen genderverwachtingen, normen, etc. Er wordt nog wel eens tegen kinderen gezegd: ‘Zo doet een meisje niet.’ Dan is het expliciet, maar vaak is het impliciet. De verwachtingen die iemand van je heeft omdat je meisje of jongen bent. Vooral sociaalpsychologen doen onderzoek naar stereotype en ons gedrag. Dat is interessant, omdat je ziet wat je kunt vermoeden of juist niet. Wetenschappelijk staat sociaal constructivisme niet sterk. Ze negeren sekse en lichaam. Ze nemen lichamelijkheid niet op in hun onderzoek. Dat wil zeggen dat ze er over het algemeen vanuit gaan dat mensen als man of vrouw worden geboren. Ze nemen de man/vrouw binariteit als grondslag. Dat nemen ze mee naar gender. Daar gaan ze hun onderzoek doen met die scheiding. Een probleem met sociaal constructivisme is een circulariteit die niet goed en dubieus is. Eigenlijk zouden ze dat niet moeten doen. Eigenlijk zouden ze blanco en objectief er naar kijken en dan zouden we nog wel eens voor verassingen te komen staan. Vragen college 12: http://www.woordjesleren.nl/test.php?style=embed&id=272875 In welke landen is de continentale filosofie geworteld? = De Franse en Duitse filosofische traditie. In welke landen is de analytische filosofie geworteld? = In de Engelse en Amerikaanse filosofische tradities. Wat zijn de verschillen tussen analytische filosofie en continentale filosofie? = De analytische filosofie is meer op de (resultaten van) wetenschap georiënteerd dan de continentale filosofie. Verder bestaat er binnen de analytische traditie geen wijsgerige antropologie maar, in plaats daarvan, de zogenaamde philosophy of mind. Zoals de naam al aangeeft, staat philosophy of mind in de traditie die de mens identificeert met zijn geest (mind). Het lichaam/geest dualisme speelt bijgevolg een belangrijke rol in de analytische traditie. De oplossingen voor dit dualisme worden veelal gezocht op het terrein van de wetenschap. Vanuit perspectief van de continentale wijsgerige antropologie schiet de analytische filosofie daarmee tekort omdat er weinig kritische reflectie is op de cartesiaans-kantiaans vooronderstellingen die tot en met nu het dualisme in stand houden, ook in de wetenschap. Van de andere kant is de kritische reflectie op relevant wetenschappelijk onderzoek een sterk punt van de analytische filosofie, en een zwakte van de continentale traditie waarin over het algemeen minder aandacht besteed wordt aan wetenschappelijke ontwikkelingen. Het onderzoek naar en de discussie rond Artificial life (AL) is daar een goed voorbeeld van. Dit is een terrein waarop, naast robotici, biologen, informatici en andere wetenschappers, vrijwel een analytische filosofen actief zijn. Op welk terrein zijn veel analytische filosofen actief? = Atrificial life (AL) Op welk terrein is de oplossing van het lichaam-geest dualisme gezocht in de jaren 60 en 70? = Van AI en computer. Wat is het probleem dat dualisme oproept? = De vraag hoe lichaam en geest kunnen interacteren. De vraag werd ten eerste gereduceerd tot de vraag naar de interactie van brain en mind, hersenen (materieel) en geest (immaterieel), en vervolgens vertaald in termen van respectievelijk hardware en software. Op welke aannamen is de computationalistische benadering gebaseerd? = Dat de menselijke cognitieve processen vergeleken kunnen worden met software in zoverre er in beide gevallen sprake is van informatieverwerkingsprocessen. En dat de hersenen vergeleken kunnen worden met computer hardware, of te wel, met een processor. Vandaar dat de conclusie dat menselijke cognitie en denken in principe zowel op organische hardware (hersenen) als artificiële hardware (computer) kan plaatsvinden. Va wie komt een van de bekendste argumenten tegen het computationalisme en wat voor argument is het? = Van analytisch filosoof John Searle. Het is het Chinese Room argument. Hij argumenteert dat mentale processen niet herleid kunnen worden tot computer programma’s (software) omdat mentale processen altijd een inhoud of semantische dimensie hebben die computerprogramma’s missen. Net als continentale filosofen wijzen ook de meest analytische filosofen reductionistische theorieën af. In het laatste geval gaat het dan om theorieën die de eigen aard van de mind reduceren, zoals materialistische theorieën die het bewustzijn herleiden tot louter Epifenomeen van de hersenprocessen. Noem een vaak aangevoerd algemeen argument tegen dit reductionisme? = Wanneer het bewustzijn louter een te verwaarlozen Epifenomeen van de hersenprocessen zou zijn, dan is in het licht van de evolutietheorie de vraag gerechtvaardigd waarom een dergelijk Epifenomeen vastgehouden is in de evolutionaire ontwikkeling van de hogere zoogdieren. Als het bewustzijn een verwaarloosbaar Epifenomeen is, waarom heeft deze ‘mutatie’ zich dan ontwikkeld tot een ‘adaptatie’, dat wil zeggen tot een blijvend kenmerk van de mens. Wat is adaptatie? = Blijvend kenmerk van de mens. Waarvoor heeft AI benadering deels plaats gemaakt? = Voor de nieuwe Artificial Life benadering die gebruik maakt van systeemtheorie. De systeemtheorie definieert leven als een systeem met twee kenmerken. Welke twee kenmerken zijn dit? = Het systeem is zelforganiserend (autopoietisch) en de interne organisatie maakt replicatie of reproductie mogelijk. En er bestaat altijd een informatie uitwisseling met de omgeving. Deze systeemtheoretische interpretatie van leven is van toepassing op zowel organisch als artificieel leven en maakt dus de continuïteit van organisch leven (de mens) en artificieel leven (robot) mogelijk. Wat is de evolutie in systeemtheoretische termen geïnterpreteerd? = Een proces van toenemende complexiteit van zichzelf reproducerende systemen, van meercellige organismen in de evolutionaire ‘oersoep’ tot, in de toekomst, superintelligente robots (robo superieur). Hoe gebruikt systeemtheorie het begrip emergentie? = Bij een zekere mate van complexiteit is bewustzijn een emergente eigenschap van levende systemen. Waarom liep AI onderzoek vast? = Ze probeerde kunstmatige intelligentie top-down te programmeren. Deze benadering faalde omdat het aantal mogelijke wederzijdse interacties tussen de instructies in een softwareprogramma bij een lineaire toename van het aantal regels code exponentieel toeneemt; met andere woorden, de programmeur wordt al snel geconfronteerd met een mate van complexiteit die onhanteerbaar is. Van welke aanpak gaat AL vanuit? = Van het bottom-up principe dat ontleend is aan de evolutietheorie. Hoe werkt de top-down aanpak? = Het aantal mogelijke wederzijdse interacties tussen de instructies in een softwareprogramma bij een lineaire toename van het aantal regels code neemt exponentieel toe. Hoe werkt de bottom-up aanpak? = Het is ontleend aan de evolutietheorie. Vergelijkbaar met het evolutionaire proces dat resulteert in steeds complexere organismen, worden artificiële entiteiten (robots) zo geprogrammeerd dat zij zich in een proces van – in dit geval – artificiële selectie verder ontwikkelen, dat wil zeggen, complexer worden. Een aantal filosofen verbinden met AL een speculatieve these dat robots de evolutionaire opvolgers zullen worden van de mens. Waarop is deze these gebaseerd? = De these is gebaseerd op een bepaalde interpretatie van evolutie. Het ontstaan van de mens en, in het verlengde daarvan, de ontwikkeling van wetenschap en techniek brengt een belangrijke verandering teweeg in het evolutionaire proces. Evolutie berust op blind toeval en is een proces van toenemende complexiteit en versnelling, dat wil zeggen, steeds sneller ontstaan en steeds complexere organismen. Wetenschap en techniek veroorzaken een belangrijke wending in het evolutionaire proces, omdat ze niet alleen in hoge mate de complexiteit en versnelling van het evolutionaire proces bevorderen, ze stellen ook in staat tot beheersing van het blinde toeval. Met andere woorden, met behulp van wetenschap en technologie kunnen mensen het evolutionaire proces als het ware overnemen, of artificieel voortzetten, door het creëren van een evolutionaire opvolger van de mens. Waarom veroorzaken wetenschap en techniek een belangrijke wending in het evolutionair proces? = Omdat ze niet alleen in hoge mate de complexiteit en versnelling van het evolutionaire proces bevorderen, ze stellen ook in staat tot beheersing van het blinde toeval. Met andere woorden, met behulp van wetenschap en technologie kunnen mensen het evolutionaire proces als het ware overnemen, of artificieel voortzetten, door het creëren van een evolutionaire opvolger van de mens. Het inefficiënte, zwakke menselijke lichaam met zijn messy wet chemistry wordt vervangen door efficiënte, onsterfelijke artificiële entiteiten met een intelligentie die de menselijke overstijgt. Deze posthumane wezens zijn vormen van artificieel leven omdat ze het vermogen tot reproductie en verdere evolutionaire ontwikkeling hebben. Wat is het belang van speculatieve antropologie? = Dat het interessante antropologische vragen oproept. Van welke harde fysieke wet van het organisch leven zijn emoties het gevolg? = Overlevingsdrang. Waarom kan Kismet (een robot) niets voelen en zal hij nooit gevoel ontwikkelen? = Hij is niet onderhevig aan de fysieke drang en stress van het overleven.
Ingezonden op 12-01-2017 - 813x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!