Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Diversen Frans

0 Werkwoorden 16 stuks

Jaar 0

avoir = (j'ai=ik heb)(tu as=jij hebt)(il/elle/on a = hij/zij/men heeft)(nous avons=wij hebben)(vous avez=u heeft)(ils/elles ont=zij hebben)
etre = (je suis=ik ben)(tu es=jij bent)(il/elle/on est=hij/zij/men is)(nous sommes=wij zijn)(vous êtes=u bent)(ils/elles sont=zij zijn)
vouloir = (je veux=ik wil)(tu veux=jij wilt)(il/elle/on veut=hij/zij/men wil)(nous voulons=wij willen)(vous voulez=u wilt)(ils/elles veulent=zij willen)
savoir = (je sais=ik weet)(tu sais=jij weet)(il/elle/on sait=hij/zij/men weet)(nous savons=wij weten)(vous savez=u weet)(ils/elles savent)
faire = (je fais=ik maak)(tu fais=jij maakt)(il/elle/on fait=hij/zij/men maakt)(nous faisons=wij maken)(vous faites=u maakt)(ils/elles font=zij maken)
aller = (je vais=ik ga)(tu vas=jij gaat)(il/elle/on va=hij/zij/men gaat)(nous allons=wij gaan)(vous allez=u gaat)(ils/elles vont=zij gaan)
voir = (je vois=ik zie)(tu vois=jij ziet)(il/elle/on voit=hij/zij/men ziet)(nous voyons=wij zien)(vous voyez=u ziet)(ils/elles voient=zij zien)
dire = (je dis=ik zeg)(tu dis=jij zegt)(il/elle/on dit=hij/zij/men zegt)(nous disons=wij zeggen)(vous dites=u zegt)(ils/elles disent=zij zeggen)
connaître = (je connais=ik ken)(tu connais=jij kent)(il/elle/on connaît=hij/zij/men kent)(nous connaissons=wij kennen)(vous connaissez=u kent)(ils/elles connaissent = zij kennen)
mettre = (je mets=ik leg)(tu mets=jij legt)(il/elle/on met=hij zij men legt)(nous mettons=wij leggen)(vous mettez=u left)(ils/elles mettent = zij leggen)
ecrire = (j'écris=ik schrijf)(tu écris=jij schrijft)(il/elle/on écrit=hij/zij/men schrijft)(nous écrivons=wij schrijven)(vous écrivez=u schrijft)(ils/elles écrivent=zij schrijven)
prendre=(je prends=ik neem)(tu prends=jij neemt)(il/elle/on prend=hij/zij/men neemt)(nous prenons = wij nemen)(vous prenez=u neemt)(ils/elles prennent=zij nemen)
comprendre = (je comprends=ik begrijp)(tu comprends=jij begrijpt)(il/elle/on comprend=hij/zij/men begrijpt)(nous comprenons=wij begrijpen)(vous comprenez=u begrijpt)(ils/elles comprennent=zij begrijpen)
apprendre=(j'apprends=ik leer)(tu apprends=jij leert)(il/elle/on apprend=hij leert)(nous apprenons=wij leren)(vous apprenez=u leert)(ils/elles apprennent=zij leren)
venir=(je viens=ik kom)(tu viens=jij komt)(il/elle/on vient=hij/zij/men komt)(nous venons=wij komen)(vous venez=u komt)(ils/elles viennent=zij komen)
pouvoir=(je peux=ik kan)(tu peux=jij kunt)(il/elle/on peut=hij/zij/men kan)(nous pouvons=wij kunnen)(vous pouvez=u kunt)(ils/elles peuvent=zij kunnen)

Ingezonden op 01-06-2009 - 1031x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze lijst moet je kennen al zit je op scala college, bij mvr van der boom in het 2de leerjaar.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Diversen Frans

0 Werkwoorden 16 stuks