Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Middeleeuwse filosofie
› 0 College 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Middeleeuwse filosofie
0 College 5
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is universalia? = Algemene termen. Vanaf welke eeuw was de filosofie weer in de westerse wereld? = De 11e eeuw. (De logica van Aristoteles). Waar kun je de logica van de twaalfde eeuw? = Logica antiqua logica vetus en logica nova en Logica moderna. Waar bestaat logica antiqua van de twaalfde eeuw uit? = Logica vetus en logica nova. Wat is logica vetus? = Categorieën, De interpretatione, logische werken van Boëthius. Wat is logica nova? = Analytica priora, Analytica posteriora, Topica, De sophisticis elenchis. Wat is logica moderna? = Combinatie van Aristotelische logica en middeleeuwse logica. Welke twee factoren zijn er bij het ontstaan van logica? = De leer van drogreden (fallicia) in de De sophisticis elenchis (bijv. valse dilemma's: " Als je niet voor ons bent dan ben je tegen ons”). Grammaticale theorieën die de nadruk leggen op de rol van (m.n. propositionele) context waarbinnen woorden worden gebruikt. Wat is Contextual approach? = De betekenis en de logische waarde van woorden worden gezien als (mede) afhankelijk van de functie van de woorden in een zinsverband. Over welke eigenschappen gaat logica moderna? = Over eigenschappen van termen (proprietates terminorum) in een zinsverband. Er zijn drie soorten eigenschappen van termen (proprietates terminorum). Welke zijn dit? = Significatio (betekenis), Impositio (act van naamgeving), Suppositio (ook: appellatio of nominatio). Wat is een significatio? = Betekenis Datgene wat door een woord aan de geest present gesteld wordt. De betekenis, afhankelijk van filosoof, is het ding: de stoel, of begrip van het ding of het ding door een begrip. Als je stoel zegt, zie je de stoel, de verbeelding. Volgens andere filosofen is de betekenis van het woord stoel het begrip. Wat is een impositio? = Act van naamgeving legt de betekenis vast. Bestaat in het koppelen van klank (stoel) aan een ding. Meestal is een koppeling willekeur. Wat is een suppositio? = De eigenschap van termen dat ze voor iets anders staan. Het woord stoel staat voor iets anders (‘staan voor iets’ supponere pro aliquo). Het is een eigenschap van woorden, termen (niet begrip) dat ze voor iets anders staan. De suppositio van een term is ondergeschikt aan zijn significatio: suppositio is het gebruik van een reeds betekenisdragende term voor het feitelijk aanduiden van iets. Welke soorten suppositio zijn er? = Suppositio materialis, suppositio simplex, suppositio personalis. Wat is suppositio materialis? = Gebruik van een term voor de talige uitdrukking zelf. Bijv. ‘mens is een woord.’ De suppositio van deze zin is mens. Mens staat niet voor ons of individuele personen. Het woord mens staat voor het woord mens. Het woord staat voor het woord zelf. Wat is suppositio simplex? = Gebruik van een term voor het algemeen begrip. (of voor de algemene natuur die door de term wordt betekend) ‘Mens is een soort’, ‘(de) mens is het edelste schepsel’, ‘dit kruid groeit in mijn tuin’. Mens staat in dit geval voor ons. Een woord voor een klasse, de algemene natuurlijke term die door de term gebruikt wordt, algemeen begrip. Wat is suppositio personalis? = Gebruik van een term voor extramentale concrete suppositia. Individuen: Socrates, Plato, Aristoteles. Op welke vraag geeft suppositio antwoord? = Op welke manier verwijst een woord naar iets? Van wanneer tot wanneer leefde Porphyrius? = Van ca. 204 tot ca. 305. Welk debat is de belangrijkste discussie van de 12e eeuw? = Het debat over universalia. Waaraan is het debat over universalia gekoppeld? = Aan de Isagoge van Porphyrius (ca. 204- ca. 305) Wat is de Isagoge van Porphyrius (ca. 204- ca. 305)? = Een geschrift bedoeld als inleiding op Aristoteles’ categorieën. De zin A is B kan volgens Aristoteles op tien manieren gezegd worden. Noem acht van de tien categorieën van Aristoteles? = Kwaliteit, Kwantiteit, Relatie, De waar of plaats, tijd, toestand, hebben, substantie. Waarom is substantie de belangrijkste categorie van Aristoteles? = Omdat alles altijd een substantie is. Wat hoort bij supreme genus? = Substantie Waar is substantie in onder te verdelen? = In materieel en immaterieel. Wat is een materiële substantie? = Lichaam Wat is een immateriële substantie? = Geest Wat hoort bij subordinate genera onder materieel en immaterieel? = lichaam en geest. Waar is lichaam in onder te verdelen (materiële substantie)? = In animate en inanimate. (levend en dood). Wat hoort bij subordinate genera onder animate en inanimate? = levend en mineral (delfstof). Wat hoort onder animate? = Levend. Wat hoort onder inanimate? = mineral (delfstof) Waar is levend in te verdelen? = In gevoelig en ongevoelig. Wat komt onder gevoelig? = Dier Wat komt onder ongevoelig? = Plant Wat hoort bij proximate genera? = Dier en plant. Waar is dier in onder te verdelen? = In rationeel en irrationeel. Wat hoort bij species? = Mens en beest. Wat is rationeel? = De mens. Wat is irrationeel? = Het beest. Waar is mens in onder te verdelen? = In individuen zoals Socrates, Plato, Aristoteles, etc. Er is een schema waar je substantie steeds onderverdeelt totdat je bij mensen komt. Van de categorie substantie van Aristoteles. (Door Porphyrius (ca. 204 – ca. 305) gemaakt.)Hoe ziet dat schema eruit? = Substatie: materieel – immaterieel. Materieel: lichaam. Immaterieel: ziel. Lichaam: animate (levend) – inanimate (dood). Animate: levend. Inanimate: mineral (delfstof). Levend: Gevoelig – ongevoelig. Gevoelig: dier. Ongevoelig: plant. Dier: rationeel – irrationeel. Rationeel: mens. Irrationeel: beest. Mens: Socrates – Plato – Aristoteles – etc. Wat doe je met het schema van de categorie substantie? = Alles wat is, is daarin te verdelen. (Behalve God, maar dat is een hele andere categorie.) Je gebruikt deze diagram om de werkelijkheid in te delen. Hoe zou je de mens kunne beschrijven via het schema van de categorie substantie? = De mens is een substantie, een lichamelijke substantie: lichaam, een levend lichaam, een levend zintuiglijk lichaam: dier, een rationeel sterfelijk lichaam: mens. Wat zijn de belangrijkste termen van Arbor Porphyriana van hoog naar laag? = - Genus generalissimum (hoogste klasse) - Genus subalternum (ondergeschikte klasse) - Differentia specifica (soortelijk verschil) - Species specialissima (laagste soort) – Individu. Wat is genus generalissimum? = De hoogste klasse. Wat is genus subalternum? = Ondergeschikte klasse. Wat is differentia specifica? = Soortelijk verschil. Wat is species specialissima? = Laagste soort. Welke vragen heeft het debat over universalia? = Waar is de mens? Wat voor iets is de mens? Bestaan klassen (genera) en soorten (species) werkelijk of zijn het slechts concepten, bestaan ze in het verstand? Aangenomen dat ze werkelijk zijn, zijn ze dan lichamelijk of onlichamelijk? Aangenomen dat ze onlichamelijk zijn, bestaan ze dan buiten ons (los van) de zintuiglijk waarneembare dingen of zijn ze gegeven in zintuiglijk waarneembare dingen? Van wanneer tot wanneer leefde Roscelin van Compiegne? = Van ca. 1050 tot ca. 1125. Van wanneer tot wanneer leefde Willem van Champeaux? = Van ca. 1070 tot 1122. Van wanneer tot wanneer leefde Petrus Abelardus? = Van 1079 tot 1142. Wie was Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125)? = Een Frans filosoof en theoloog? Hoe denkt Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125) over universalia? = Een universale is niets anders dan een woord of betekenisloze klank. Erg radicale opvatting. In de traditie aangeduid als ‘nominalisme’ of ‘vocalisme’. Het woord ‘De mens’ is een logische fout. We zien individuen die aan elkaar gelijk zijn. Ze delen iets, we koppelen een klank aan dat begrip, maar eigenlijk verwijzen we naar niets. Volgens Roscelin is de mens een klank en zijn alle universalia onzin. Wie was Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121)? = Frans filosoof en theoloog. Hij gaf les aan de kathedraalschool van Notre-Dame van Parijs. Hoe is de opvatting van Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121) over universalia aangeduid? = Als realisme van de materiële essentie. Hoe denkt Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121) over universalia? = De mens bestaat werkelijk en is materieel. Het bestaat in het individu. Ze hebben dezelfde materiële essentie (mens of mensheid). Zij komen dus overeen met het ding. Materiële betekent niet dat als je in een individu gaat snijden , je de mens/mensheid tegenkomt. Het feit dat je de eigenschap kort zijn hebt, is iets lichamelijks net zoals het mens-zijn een eigenschap is. Als je gaat snijden, vindt je het kort-zijn ook niet terug. Mark en Barack komen overeen in homine. Deze individuen verschillen van elkaar op grond van ‘vormen’: accidentele eigenschappen. Algemene begrippen bestaan werkelijk op een lichamelijke manier. Hoe denkt Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121) dat individuen van elkaar verschillen? = Individuen verschillen van elkaar op grond van ‘vormen’: accidentele eigenschappen. Op wie heeft Petrus Abelardus (1079–1142) kritiek? = Op het realisme van Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121). En het nominalisme van Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125). Hoe denkt Petrus Abelardus (1079–1142) over universalia? = Zijn centrale stelling: universalia zijn geen dingen, maar woorden. Er zijn geen algemene dingen, alle dingen zijn individueel, maar het is niet alleen maar een klank. universalia zijn geen betekenisloze klanken, maar hebben betekenis. Abelard’s ontwikkelt een semantische analyse van de betekenis van universalia (= algemene woorden). Oplossing aan de hand van drie begrippen uit de logica moderna: nominatio, impositio, significatio. Optie tussen het nominalisme van Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125) en het realisme van Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1121). Met welke drie begrippen komt Petrus Abelardus (1079 – 1142) om universalia uit te leggen? = Met nominatio, impositio en significatio. Wat is nominatio volgens Petrus Abelardus (1079 – 1142)? = (Later suppositio genoemd): Wat wijzen algemene termen aan? Alle algemene termen verwijzen naar iets op een confuse manier. De term mens wijst individuele mensen aan, zonder er één specifiek uit te lichten. Bij wijze van contrast: de individuele term ‘Barack’ wijst op een ‘Determinatie’ (niet ‘confuse’) manier een individuele mens aan. Hetzelfde geldt voor unieke beschrijvende termen als ‘de paus’, ‘de secretaris-generaal van de NAVO’, ‘de president van Frankrijk’. Wat is impositio volgens Petrus Abelardus (1079 – 1142)? = Wat is de oorzaak van het feit dat we in onze taal algemene termen gebruiken (terwijl alle dingen per definitie individueel zijn)? ‘Status’ theorie. Naamgeving. Het koppelen van een klank aan een ding dat je ermee wilt aanduiden. Door de impositio wordt de betekenis (significatio)van het woord vastgelegd. De algemene oorzaak van de impositio van de algemene termen is het feit dan individuen van eenzelfde soort een bepaalde toestand (status) met elkaar gemeenschappelijk hebben. Toestand of status is niet niets, maar geen ding. Mark en Barack komen niet overeen in mens (in homine) of in mensheid (in humanitate), maar in mens-zijn (in esse hominem). Een toestand (status) is niet niets (het heeft zijn), maar het is géén ding (res). Abelard is dus geen realist. Wat is significatio volgens Petrus Abelardus (1079 – 1142)? = Op welke manier betekenen algemene woorden, d.w.z. wat voor soort concept stellen zij aan de geest tegenwoordig en hoe komen dergelijke concepten tot stand? ‘Fictum’ theorie. Algemene woorden stellen algemene concepten aan de geest tegenwoordig. Het woord ‘de mens’ staat wel voor iets, maar niet voor die man of die vrouw. Het staat voor mijn begrip van de mens. Begrip mens is niet *poppetjes mannetje en vrouwtje* maar animal rationalis: redelijk dier. Een klasse. Abstractie: ontdoen van alle accidenten. Lichamelijke substanties met verstand. Wat is abstractie volgens Petrus Abelardus (1079 – 1142)? = Het ontdoen van alle accidenten. Wie was Petrus Abelardus (1079 – 1142)? = Hij was logicus, maar hij schreef ook veel over ethiek. Zet de volgende filosofen in de goede volgorde van geboortejaar: Augustinus van Hippo, Boëthius, René Descartes, Petrus Damiani, Berengarius van Tours, Anselmus van Canterbury, Sint-Hiëronymus, Porphyrius , Roscelin van Compiegne, Willem van Champeaux, Petrus Abelardus. = Porphyrius (ca. 204 – ca. 305), Sint-Hiëronymus (347-420), Augustinus van Hippo (354-430), Boëthius (480-524), Berengarius van Tours (999 - 1088), Petrus Damiani (1007–1072), Anselmus van Canterbury (1033–1109), Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125),Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1122), Petrus Abelardus (1079–1142). René Descartes (1596–1650).
Ingezonden op 22-01-2017 - 672x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!