Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
VanmaerlantlyceumGym3lijsten
› 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
VanmaerlantlyceumGym3lijsten
, deel 1
hoofdstuk 1
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
lundi = maandag mardi = dinsdag mercredi = woensdag jeudi = donderdag vendredi = vrijdag samedi = zaterdag dimanche = zondag janvier = januari février = februari mars = maart avril = april mai = mei juin = juni juillet = juli août = augustus septembre = september octobre = oktober novembre = november décembre = december le costume = het kostuum le maillot de bain = het badpak ; de zwembroek la blouse = de bloes la chemise = het overhemd le pantalon = de broek le blouson = het jack le jean = de spijkerbroek la robe = de jurk le pantalon court = de korte broek le manteau = de jas la casquette = de pet le pull = de trui la jupe = de rok les chaussettes = de sokken les chaussures = de schoenen le t-shirt = het t-shirt les sous-vêtements = de onderbroek bleu = blauw bleu clair = lichtblauw brun = bruin marron = kastanjebruin gris = grijs vert = groen jaune = geel violet = paars orange = oranje rose = roze rouge = rood noir = zwart ; donker blanc ; blanche = wit quand = wanneer pourquoi = waarom qu'est-ce que ; q'est-ce qui ; quoi = wat qui = wie à qui = aan wie quel ; quelle ; quelles = welke comment = hoe combien = hoeveel quelle heure = hoe laat où = waar vieux ; vieille = oud nouveau ; nouvelle = nieuw jeune = jong robuste = breedgeschouderd les cheveux blonds/marron/noirs = blond/bruin/zwart haar les yeux bleus/marron = blauwe/bruine ogen flambant neuf/neuve = splinternieuw une montre en or = een gouden horloge grand = groot petit = klein claire ; leger ; légère = licht il boite = hij loopt mank maigre = slank gros = dik un sac en cuir = een leren tas je fain un mètre quatre-vingts = ik ben 1 meter 80 groot une cicatrice = een litteken rond = rond un bracelet en argent = een zilveren armband un tatouage = een tatoeage carré = vierkant usé = versleten l'appareil dentaire = de beugel
Ingezonden op 12-02-2017 - 443x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
19-03-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!