Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
137365Homework
› 3 Examenidioom H3+4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
137365Homework
3 Examenidioom H3+4
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
gourmand = dol op lekker (en veel) eten l'alimentation = de voeding grossir = dikker worden le régime = het dieet l'obésité = de vetzucht; de obestitas léger; légère = licht verteerbaar se nourrir = zich voeden contenir = bevatten l'emballage = de verpakking la boîte = het blik(je) le goût = de smaak frais; fraîche = vers provenir de = afkomstig zijn van (faire) bouillir = koken le fournisseur = de leverancier la pâtisserie = de banketbakkerij la saveur = de smaak le poisson = de vis la truite = de forel l'huile = de olie le vinaigre = de azijn le convive = de gast; de tafelgenoot le congélateur = de vriezer; de vrieskist; de diepvriezer affamé = uitgehongerd; hongerig la dégustation = de proeverij renverser = onstoten; omgooien déboucherr = ontkurken; opentrekken le gâteau = het koekje; het taartje le serveur = de ober le robinet = de kraan contribuer à = bijdragen aan l'addition = de rekening la entrée = het voorgerecht emporter = afhalen; meenemen la cannette = het blikje le blé = het graan la famine = de hongersnood la gorgée = de slok le micro-ondes = de magnetron salé = zout; gezouten proeven = goûter de drank = la boisson en koffie met melk = un café crème; un café au lait het biertje = le demi uitgeven = dépenser de markt = le marché aanbevelen = recommander de lunch = le déjeuner de aanbieding = la offre spéciale de fooi = le pourboire hoeveel is het (gevraagd in café) = c'est combien het gewicht = le poids de consument = le consummateur de rekening (in restaurant) = l'addition de wijnkaart = la carte des vins Wat scheelt eraan? = Qu'est-ce qu'il y a? Niets ernstigs hoop ik? = Rien de grave, j'espère? Wat zie je bleek! = Comme tu es pâle! Ik maak me zorgen en jij doet niets! = Je me fais des soucis et toi, tu ne fais rien! Het gaat redelijk goed. = ça va assez bien. Het kon slechter. = ça pourrait être pire. Ik voel me beter dan gisteren! = Je me sens mieux qu'hier! Ik ben nog erg zwak omdat ik geopereerd ben. = Je suis encore très faible parce que j'ai été opéré. Ik ben erg teleurgesteld omdat ik nog steeds werkeloos ben. = Je suis très déçu c'est que je suis toujours au chômage. la habitude = de gewoonte le mépris = de minachting la haine = de haat la attitude = de houding avoir honte = zich schamen le embarras = de verwarring; de verlegenheid la pitié = het medelijden sensible = gevoelig approuver = goedkeuren la amertume = de verbittering exemplaire = voorbeeldig se moquer de = spotten met bouleversé = diep getroffen; zwaar van streek la tendresse = de tederheid la déception = de teleurstelling méfiant = wantrouwend indigné = verontwaardigd fâché = kwaad la fureur = de woede ennuyé = ontstemd; bezorgd avoir horreur de = verafschuwen consoler = troosten craindre = vrezen; bang zijn voor souffrir = lijden; veel verdriet hebben avoir du mal à = moeite hebben om convenir = passen; schikken avoir tort de = ongelijk hebben la foi = het geloof soupirer = zuchten se résigner à = berusten in généreux = vrijgevig; edelmoedig tenter de = proberen la gaieté = de vrolijkheid; de opgewektheid modeste = bescheiden se réconcilier = zich met elkaar verzoenen le préjugé = het vooroordeel trembler = beven; trillen envier = benijden; jaloers zijn op le atout = de troef; het voordeel la âme = de ziel het gevoel = le sentiment het spuugzat zijn = en avoir marre de traan = la larme spijten = être désolé twijfelen aan = douter de weigeren = refuser de toestaan = permettre een afkeer hebben van = détester betreuren = regretter zich afvragen of = se demander si het ongeluk = le malheur aangenaam = enchanté wennen aan = s'habituer à de verbazing = l'étonnement ongerust = inquiet We hebben verloren. = Nous avons perdu. Jammer = Dommage Ik voel me wat bedroefd. = Je me sens un peu triste. Ik ben niet zo tevreden met het resultaat. = Je ne suis pas tellement content du résultat. Ik kan zijn houding niet begrijpen. = Je ne peux pas comprendre son attitude. Zijn weigering was een teleurstelling voor mij. = Son refus était une déception pour moi. De nederlaag van onze ploeg stelt me erg teleur. = La défaite de notre équipe ne déçoit beaucoup. Ik wil iets heel anders. = Je veux quelque chose de complètement différent. Ik heb besloten niet te betalen. = J'ai décidé de ne pas payer. Ik zal erover nadenken. = Je vais réfléchir. Ik wil niet dat je haar helpt. = Je ne veux pas que tu l'aides. Mijn besluit staat vast! = Ma décision est prise!
Ingezonden op 16-02-2017 - 933x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
17-02-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!