Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
hoofdstuk
› 68 30/31/32/33
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
hoofdstuk
68 30/31/32/33
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
imperator, imperatoris = keizer; bevelhebber quantus = hoe/wat groot; hoe/wat veel ante = voorheen; tevoren scelus, sceleris = misdaad; misdrijf volvere, volvi, volutus = wentelen; rollen; overwegen iste, ista, istud = die; dat; dat daar; die daar coniuratio, coniurationis = samenzwering cotidie = dagelijks; elke dag interitus, interitus = ondergang patere = openstaan; duidelijk zijn proximus = dichtst bij; vorige convocare = bijeenroepen inire, inii, initus = binnengaan; beginnen ratio, rationis = verstand; manier cum +conj. = toen; omdat; hoewel diligentia = zorgvuldigheid; oplettendheid lectus = bed; aanligbed audere = durven; wagen -it agere, ut- = ernaar streven dat quiescere, quievi = uitrusten; rusten; rustig zijn consultum = besluit concedere, concessi, concessus = toestaan; afstaan supplicium = straf; doodstraf; terechtstelling tantum = slechts; alleen praesidium = bescherming; hulp; hulptroepen obsidere, obsedi, obsessus = belegeren; omsingelen auris, auris = oor circumvenire, circumveni, circumventus = omringen; omsingelen praesentia = aanwezigheid adventus, adventus = aankomst mirus = wonderbaarlijk; verbazingwekkend custos, custodis = bewaker protinus = meteen; onmiddellijk num = of omnino = geheel; überhaupt aditus, aditus = toegang claudere, clausi, clausus = sluiten; afsluiten suscipere, suscepi, susceptus = ondernemen; op zich nemen occultus = geheim; verborgen talis, talis = dergelijk; zulk; zo'n deliberare = overwegen; overdenken exire, exii, exitum = uitgaan; komen uit comprehendere, comprehendi, comprehensus = grijpen; begrijpen onus, oneris = last; lading; vracht affirmare = beweren; verzekeren umerus = schouder mora = uitstel; vertraging deponere, deposui, depositus = neerleggen; neerzetten repente = plotseling clarus = helder; beroemd admiratio, admirationis = bewondering incedere, incessi, incessus = overkomen; zich meester maken van circumstare, circumsteti = staan rondom quantopere = hoezeer rumpere, rupi, ruptus, = breken; verbreken prius = eerst; eerder; vroeger libido, libidinis = begeerte; verlangen accendere, accendi, accensus = aansteken; in brand steken; ontsteken nobilis = beroemd diligere, dilexi, dilectus = hoogachten; respecteren; liefhebben colere = vereren; verzorgen proponere, proposui, prositus = plaatsen voor; in het vooruitzicht stellen fere = bijna; ongeveer celer, celeris = snel beatus = gelukkig morbus = ziekte strenuus= krachtig; vastberaden ergo = dus aliter = anders praeceps, praecipitis = halsoverkop; overhaast adhibere = aanwenden contentus = tevreden interim = ondertussen perterrere = hevig laten schrikken cavere, cavi, cautem = op zijn hoede zijn voor; oppassen; uitkijken componere, composui, compositus = maken; samenstellen mille = duizend corrumpere, corrupi, corruptus = omkopen; bederven praeterea = bovendien soror, sororis = zus occidere, occidi = ondergaan; omkomen occasio, occasionis = gelegenheid; kans praetermittere, praetermisi, praetermissus = voorbij laten gaan poculum = beker vultus = gezicht existimare = schatten; menen deprehendere, deprehendi, deprehensus = grijpen; ontdekken ignoscere, ignovi, ignotus = vergeven quies, quietis = rust; ontkenning interrumpere, interrupi, interruptus = onderbreken; storen tribunus = officier; tribuun affere, attuli, allatus = brengen naar; melden differre, distuli, dilatus = uitstellen; verschillen malus = slecht ferre, tuli, latum = dragen; brengen; verdragen; zeggen pars, partis = deel; kant; richting terror, terroris = schrik; angst referre, rettuli, relatus = terugbrengen; melden pacare = onderwerpen legatus = gezant pax, pacis = vrede oportet, oportuit = het is nodig/behoort nimius = te groot/veel nonnulli = enige; sommige iustitia = rechtvaardigheid laus, laudis = lof; lofprijzing; roem efferre, extuli, elatus = naar buiten brengen; roemen; prijzen suspicio, suspicionis = argwaan; verdenking perferre, pertuli, perlatus = overbrengen; brengen; dragen legio, legionis = legioen caedere, cecidi, caesus = neerslaan; doden tendere, tetendi, tentus = strekken; uitstrekken; spannen calamitas, calamitatis = verlies; ramp; ongeluk adeo = zo erg; zozeer ferunt = men zegt; ze zeggen
Ingezonden op 19-02-2017 - 938x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!