Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Vwo6
› 0 Leidenlijst
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Vwo6
0 Leidenlijst
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ainsi que = net als aussi = ook d’abord* = eerst d’ailleurs = 'en dan nog iets’ d’autant (plus) que = des te meer omdat d’une part ... d’autre part = enerzijds, anderzijds de même = op dezelfde manier également= ook, eveneens en outre = Bovendien en plus / de plus = Bovendien enfin = ten slotte ensuite* = bovendien et puis* = en toen même = zelfs Même Pierre dit ... = Zelfs Piet zegt ... sinon* = overigens bref = Kortom donc = Dus en clair = Kortom en effet = Inderdaad en résumé =Samengevat en somme =kortom, samengevat Finalement * =Tenslotte alors=dus voilà pourqoui =dat is omdat... ainsi* = zo, op die manier il en résulte que =daaruit volgt dat le résultat =het resultaat par conséquent =als gevolg afin de =Opdat le but =het doel l’objectif = het doel pour que = Opdat sans que =zonder dat c’est pour cela que =het is daarom dat ... c’est pourquoi =het is daarom... c’est que =dat is omdat ... car =Want en raison de = door, vanwege parce que = Omdat puisque=Aangezien avant tout =Voornamelijk surtout= vooral tel que =Omdat à condition que =op voorwaarde dat grace à =Dankzij malgré= Ondanks sinon*= zo niet quand =Wanneer à l’époque =destijds à l’origine =oorspronkelijk à partir de =vanaf aujourd’hui =vandaag de dag auparavant=vooraf, vantevoren autrefois=vroeger avant=voorheen d’abord*=eerst de nos jours =Tegenwoordig depuis =sinds Je vis à Paris depuis dix ans =Ik woon al tien jaar in Parijs dès=vanaf, zodra désormais=Voortaan ensuite*=vervolgens et puis =en toen finalement * =Tot slot hier=gisteren lorsque=toen, zodra maintenant=Nu pour l’instant =nu, momenteel puis=Toen toujours=altijd, nog steeds à l’inverse =omgekeerd alors même que =hoewel, terwijl alors que =terwijl, au contraire =daarentegen bien que =Hoewel bien sûr =uiteraard (toegeving) cependant = desalniettemin certes =zeker, (je hebt een punt als je zegt ..) contrairement =in tegenstelling tot en contrepartie =integendeel en fait =eigenlijk, in feite en revanche =daarentegen mais=maar malgré=ondanks malgré tout =toch même si =zelfs als néanmoins= desalniettemin or =welnu (als in: welnu, dat is dus niet zo) par contre =daarentegen le paradoxe =de tegenstelling par ailleurs =daarentegen pourtant=toch quand même =toch reste que =blijft het feit dat toutefois=toch tout en =terwijl: ainsi* =zo (zo kun je bijvoorbeeld ...) comme=zoals par exemple =bijvoorbeeld Qu’est-ce que le premier alinéa nous apprend ? =Wat leer je in de eerste alinea? Que peut-on lire au premier alinéa ? =Wat kun je lezen in de eerste alinea? Comment peut-on résumer le premier alinéa ? =Hoe kun je de eerste alinea samenvatten? Qu’est-ce qui ressort du premier alinéa ? =Wat komt naar voren uit de eerste alinea? Qu’est-ce qui est décrit au premier alinéa ? =Wat wordt er beschreven in de eerste alinea? Qu’est-ce qui rend le mieux le contenu du premier alinéa ?= Wat geeft het beste de inhoud van de eerste alinea weer? Quel est l’essentiel du premier alinéa ? =Wat is het belangrijkste uit de eerste alinea? Que dit l’auteur au premier alinéa ? =Wat zegt de auteur in de eerste alinea? Comment cette phrase se rapporte-t-elle à la phrase qui précède? =Hoe verhoudt zich deze zin tot de voorgaande? affaiblir =afzwakken (maar het is niet zo erg) relativiser =relativeren (maar het is niet zo erg contredire= tegenspreken (maar het is niet waar) opposer =afzetten tegen (maar het is niet waar) appuyer =ondersteunen (vaak met een voorbeeld) renforcer =versterken illustrer =illustreren, voorbeeld geven donner des exemples= voorbeeld geven donner la cause =de oorzaak geven donner la conséquence =het gevolg geven comparer =vergelijken conclure =concluderen confirmer =bevestigen élaborer =uitbreiden expliquer =uitleggen préciser= verduidelijken répéter =herhalen résumer =samenvatten Qu’est-ce qui est vrai d’après le premier alinéa ? =Wat is waar volgens de eerste alinea? Que peut-on déduire du premier alinéa ? =Wat kun je afleiden uit de eerste alinea? Qu’est-ce que l’auteur veut montrer au premier alinéa ? =Wat wil de auteur laten zien met de eerste alinea? Qu’est-ce que le premier alinéa illustre ? =Wat laat de eerste alinea zien? Pourquoi l’auteur parle-t-il de cela ? =Waarom praat de auteur hierover? Qu’est-ce qui caractérise [persoon] d’après le premier alinéa ?= Wat typeert/kenmerkt [persoon] volgens de eerste alinea? Que peut-on conclure du premier alinéa ?=Wat kun je concluderen uit de eerste alinea? Dans quel but l’auteur a-t-il écrit cet article ? =Met welk doel heeft de schrijver dit artikel geschreven? À quoi sert ce passage ?= Waartoe dient deze passage, dit stukje tekst? À quoi servent ces exemples ? =Waartoe dienen deze voorbeelden? accentuer= accentueren adapter =aanpassen critiquer =bekritiseren décrire =beschrijven donner =geven encourager= aanmoedigen expliquer =verklaren expliquer pourquoi =verklaren waarom illustrer =illustreren imposer= indruk te maken op inciter= aanzetten tot introduire= introduceren (nieuw thema, of onderwerp tekst) montrer =tonen prouver =bewijzen relativiser =relativeren, afzwakken souligner = onderstrepen De quel ton l’auteur parle-t-il ?= Op welke toon spreekt de schrijver ? L’auteur nous fait preuve de quel sentiment ? =Welk gevoel laat de schrijver hier blijken? Quelle est l’attitude de l’auteur ? =Wat is de houding van de schrijver? acceptable =acceptabel, je vindt het wel ok admirateur/admiration = bewonderend/bewondering approbation= goedkeuring content= tevreden convaincu =overtuigd courageuse =moedig enthousiaste/enthousiasme =enthousiast/enthousiasme espoir= hoop étonné/étonnement= verbaasd/verbaasdheid fierté/fier =trots/fier juste= rechtvaardig passionné =gepassioneerd, hartstochtelijk persévérance =vasthoudendheid rassurant =geruststellend angoisse= angst arrogance= arrogantie, hooghartigheid chagrin= verdriet, irritatie critique= kritisch déçu/décevant/déception =teleurgesteld/teleurstellend/teleurstelling désapprobateur/désapprobation= afkeurend/afkeuring en avoir marre =het zat zijn fâché =boos, kwaad froid =afstandelijk, kil frustré/frustration= teleurstellend/teleurstelling gênant =gênant, hinderlijk honte= schaamte hypocrisie= schijnheilig jalousie= jaloezie, afgunst impatience =ongeduld indigné/indignation= verontwaardigd/verontwaardiging indifférent/indifférence= onverschillig/onverschilligheid inquiet/inquiétude =ongerust/bezorgdheid irrité =geïrriteerd, geërgerd méfiance =wantrouwen mépris =minachting négatif/négative= negatief pessimisme/pessimiste =pessimisme/pessimistisch, somber peur= angst pitié =medelijden regret =spijt ridicule =belachelijk sceptique =sceptisch, je gelooft ’t niet helemaal cynique =cynisch ironie/ironique =ironie/ironisch moquerie/moqueur= spot/spottend amusé =geamuseerd (heel licht spottend; je vindt ’t wel grappig) accro =verslaafd ambivalence= tegenstrijdigheid doutes= twijfelachtig sérieux= serieus, ernstig assez =nogal, tamelijk carrément =gewoonweg essentiellement=voornamelijk, hoofdzakelijk fort =erg, buitengewoon légèrement =lichtelijk modérément= matig plutôt =nogal, tamelijk très =erg un peu =een beetje ne ... pas =niet ne ... plus =niet meer ne ... pas encore =nog niet ne ... jamais =nooit ne ... rien =niets ne ... personne =niemand ne ... aucun =geen enkel moins ... que =minder ... dan aussi ... que =net zo ... als plus ... que =meer ... dan à tout prix =tot elke prijs de moins en moins =minder en minder de plus en plus =meer en meer le / la / les plus =het meest surtout =vooral trop = te ne ... guère =nauwelijks ne ... que =slechts, alleen maar loin de =verre van ne cesser de =niet stoppen met (dus het juist wel doen) pas mal de =best veel davantage=vooral parfois= soms peu=weinig la plupart =het merendeel plusieurs= verschillende sans= zonder souvent=vaak aimer =houden van améliorer=verbeteren l’amour=de liefde apprécier=waarderen attirer=aantrekken augmenter=toenemen l’avantage=het voordeel célèbre=beroemd content=tevreden croître, croissant, accroissement =groeien, groeiend, de groei acroissement, accroît, accru(e, s) =groei, het groeit, is gegroeid efficace =doeltreffend encourager=aanmoedigen favoriser =begunstigen, de voorkeur geven aan fier=trots la hausse =de stijging meilleur, mieux =beter, best nouveau (m), nouvelle (v) =nieuw préférer =de voorkeur geven aan promouvoir=promoten réussir, réussi(e,s) =slagen, geslaagd riche, enrichir,l’enrichissement, richesse =rijk, verrijken, de verrijking, de rijkdom aucun= geen enkele baisser, la baisse =dalen, de daling chuter, la chute=dalen, de daling le combat=het gevecht démodé=ouderwets, uit de mode difficile =moeilijk diminuer, diminution=verminderen, vermindering dur= moeilijk,hard un échec=een mislukking l’effort=de inspanning faible, faiblesse, il faiblit=zwak, een zwakte, hij zwakt af faux, fausse=fout inquiétant= verontrustend limiter =beperken manque, il manque, un manque de=gebrek, er ontbreekt, een gebrek aan mauvais, mal, pire, pis=slecht, erger, ergst (zeer negatief) moins =minder la mort=de dood ne...jamais= nooit nuire, il nuit, il a nui=schaden pauvre, la pauvreté=arm, de armoede la peur=de angst se plaindre, plaint, plaignent=klagen, klaagt le préjugé=het vooroordeel réduire, réduit=verminderen, vermindert regretter=betreuren, spijt hebben van reprocher= verwijten rien =Niets Sous-estimer= onderschatten affirmer= beweren l’âge de=leeftijd les agriculteurs=boeren ancien= oud appliquer=in de praktijk brengen assez= nogal assurer= verzekeren au courant=op de hoogte avancer= verdergaan l’avenir=de toekomst l’avis de=mening beaucoup =veel le besoin=de noodzaak, wat nodig is, wat je nodig hebt chacun= ieder changer= veranderen chaque= elk le chiffre=het cijfer choisir =kiezen le coeur=het hart comportement =gedrag connu, connaître, la connaissance=bekend, kennen, de kennis conduire=Leiden tot, ook: besturen (van auto, bijvoorbeeld) conseiller / déconseiller=aanraden, raad geven / afraden le contenu=de inhoud contribuer =bijdragen convaincu, convaincre=overtuigd, overtuigen correspondre =overeenkomen croire, elle croit=geloven, ze gelooft d’après (le 2e alinéa)=volgens (de 2 alinea) décevant, décevoir, la déception=teleurstellend, teleurstellen, de teleurstelling décider, la décision=beslissen, de beslissing déduire =afleiden van le défi=de uitdaging dehors =buiten dernier= laatste le destin=het lot devenu, devenir=geworden, worden la différence=het verschil diversité =verscheidenheid le domaine=het gebied en tant que=als En tant qu’élève, il faut travailler=Als leerling moet je werken encore= nog ensemble=geheel, samen l’environnement=het milieu (natuurbescherming) l’époque=het tijdperk l’esprit=de geest étonner, étonnant, étonné=verbazen, verbazingwekkend, verbaasd éviter= vermijden exceptionnel= buitengewoon exigeant, l’exigence=veeleisend, de eis exprimer= uitdrukken facile =gemakkelijk grâce à=dankzij il faut=het is nodig om ... le nombre=het aantal le lieu=de plaats lutter, la lutte=strijden tegen, het gevecht malgré =ondanks marcher= lopen mentir, mensonge=liegen, leugen le mot=het woord moyen= gemiddeld les moyens=middelen négliger, négligeable=verwaarlozen, verwaarloosbaar nombreux =talrijk notamment =met name ouvrir =openen permettre, j’ai permis=toestaan petit =klein plutôt =eerder prendre= nemen, pakken la preuve=het bewijs prévisible= voorzienbaar propre =eigen quitter =verlaten rare =zeldzaam réfléchir =nadenken regarder= kijken remplacer= vervangen réparer= herstellen séparer =scheiden seulement= alleen le signe=het teken le soir=de avond la solution=de oplossing sortir =weggaan suivre =volgen le sujet=het onderwerp supprimer =weghalen, afschaffen tel que (tels, telle, telles)=zoals accepter tel qu’il est=accepteren zoals hij is transformer= veranderen unique= enige utiliser= gebruiken l’utilité=het nut la valeur=de waarde acheter= kopen l’affaire=de zaak l’argent=het geld le chômage=de werkeloosheid le commerce=de handel consommer, la consommation=gebruiken, verbruiken, het verbruik l’emploi=de baan l’entreprise de=onderneming les frais=de kosten gagner =verdienen,winnen la magasin=de winkel le marché=de markt la marque=het merk le métier=het vak, het beroep la retraite=het pensioen vendu, vendre=verkocht, verkopen aider= helpen le banlieue=de voorstad beur, maghrébin=iemand uit Marokko, Tunesië, Algerije la capitale=de hoofdstad, centrum la drogue=de drugs les États-Unis=Verenigde Staten étranger=meestal: buitenland, ook: vreemdeling familles aisées, favorisées, milieu favorisé=rijke, gegoede, upper-class families le gouvernement=de regering l’habitant de=inwoner l’habitude de=gewoonte le logement=de huisvesting le Maghreb=de Maghreb (Noord-Afrika) le mannequin=het model milieu peu favorisé, populaire=armer milieu, volksmilieu le monde=de wereld la naissance=de geboorte l’oeuvre= het werk le patrimoine=het erfgoed pays d’origine=land van herkomst les Pays-Bas=Nederland le quartier=de wijk rencontrer= ontmoeten SDF, sans domicile fixe, sans abri=daklozen la société=de samenleving aîné=oudere (ouder mens, oudere broer/zus) alimentaire= voedings- apprendre, apprentissage=leren, het aanleren la bac(calauréat)=het eindexamen le cerveau=het brein le collège=+/- de onderbouw (kan vmbo tot vwo zijn) comprendre= begrijpen la conscience=het bewustzijn les cours=de lessen demander =vragen le devoir=de plicht les devoirs=het huiswerk l’enfant =het kind l’enseignement = het onderwijs la formation=de opleiding l’histoire=de geschiedenis, verhaal internaute= internet-gebruiker,websurfer les jeunes=jongeren joueur= spelen les lettres=de letters, brieven le lycée=+/- bovenbouw havo/vwo la maladie=de ziekte les notes=de (rapport)cijfers proposer= voorstellen la raison=de reden la récré (la récréation)=de pauze savoir =weten,kennen sècher (les cours)=spijbelen selon =volgens la toile=het Web
Ingezonden op 24-02-2017 - 535x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!