Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Let's go digital!
› 3 1 havo Kapitel 3 Lernbox P 4-5-6 alleen woordjes en Redemittel
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Let's go digital!
3 1 havo Kapitel 3 Lernbox P 4-5-6 alleen woordjes en Redemittel
Jaar 1 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aussterben - Wölfe? Werden diese Tiere aussterben? = uitsterven ebenfalls - Du bist ebenfalls eingeladen! Toll! = ook das Fleisch - Isst du kein Fleisch? Bist du Vegetarier? = het vlees gehören zu - Die Löwen gehören zu den Säugetieren. = behoren tot das Jahrhundert - Wir leben im 21. Jahrhundert. = de eeuw der Platz - Im neuenHaus haben wir viel Platz. = de plek das Schloss - Kennst du das Schloss Schönbrunnin Wien? = het paleis der See - Wir schwimmen in einem See in Österreich. = het meer zerstören - Die Menschen zerstören die Natur. = verwoesten zum Beispiel - Der Hundzum Beispiel ist ein Haustier. = bijvoorbeeld 5 außer - Wir haben jedenTag außer Montag geöffnet. = behalve der Ausflug - Der Ausflug in den Zoo war toll. = het uitstapje bevor - Ich putze mir die Zähne, bevorich zur Schule gehe. = voordat empfehlen - Den Kurs kann ich dir empfeheln. Er ist super. = aanbevelen das Erlebnis - Die Safaritour war ein tolles Erlebnis. = de belevenis der Erwachsnee - Der Erwachsene bezahlt zehn Euro Eintritt. = de volwassene nah - Der Supermarkt ist 100 Meter entfernt, alsonah. = dichtbij sich beschäftigen - Sie beschäftigen sich mit Tieren. = zieh bezighouden mit stattfinden - Die Flugschau wird um 15 Uhr stattfinden. = met plaatsvinden der Tierpark - Kennst du den Tierpark Burgers Zoo? = de dierentuin 6 oud - Die Schuhe sind … und kaputt. = alt ouderwets - Diese Brille ist nicht modern. Sie ist …. = altmodisch goedkoop - Die DVD ist nicht teuer. Sie ist …. = billig donker - Ohne Licht ist es … im Zimmer. = dunkel lelijk - Dieser Rock ist nicht schön. Er ist …. = hässlich licht - Die Sonne scheint. Es ist sehr …. = hell nieuw - Mein Bruder hat eine CD gekauft. Sie ist …. = neu mooi - Du hast dein Zimmer … eingerichtet. = schön duur - Die Wohnung kostet viel Geld. Sie ist …. = teuer de tweeondereenkapwoning - Sie haben eine … gekauft. = die Doppelhaushälfte de boerderij - Auf dem … leben Kühe und Schweine. = der Bauernhof de eengezinswoning - Die Familie Bauer wohnt in einem …. = das Einfamilienhaus het flatgebouw - Das … hat zwanzig Stockwerke. = das Hochhaus het rijtjeshuis - Ein Haus neben dem anderen. Das ist ein …. = das Reihenhaus de villa - Ein sehr großes, schönes Haus ist eine …. = die Villa het appartement - Seine Schwester hat eine … in der Stadt. = die Wohnung de tweegezinswoning - Zwei Familien wohnen in einem …. = das Zweifamilienhaus Ik ga twee keer per maand naar de bioscoop. = Ich gehe zweimal pro Monat ins Kino. Ik zou graag in destad willen wonen. = Ich möchte gerne in der Stadt wohnen. Ik voel me hier thuis. = Ich fühle mich hier wie zu Hause. Ik ga vaak in het bos wandelen. = Ich gehe oft im Wald spazieren. Ik ga nooit naar de stad. = Ich fahre nie in die Stadt. Mijn droomhuis is een boerderij = Mein Traumhaus ist ein Bauernhof. Ik heb een eigen kamer. = Ich habe ein eigenes Zimmer. Het huis is gezellig ingericht. = Das Haus ist gemütlich eingerichtet. We gaan met de auto naar zee. = Wir fahren mit dem Auto ans Meer. Ik woon op het platteland. = Ich wohne auf dem Land. Ik ga het liefst naar Italie. = Ich fahre am liebsten nach Italien. Ik ga soms naar mijn vrienden. = Ich gehe manchmal zu meinen Freunden. Woon jij in een dorp of in een stad? = Wohnst du in einem Dorf oder in der Stadt? Ik zou graag een tuin willen. = Ich möchte einen Garten haben. De badkamer is groot. = Das Badezimmer ist groß. Dekeuken is klein. = Die Küche ist klein. In dewoonkamer staan een tafel en een bank. = Im Wohnzimmer stehen ein Tisch und ein Sofa. Ik kom uit Nederland. = Ich komme aus den Niederlanden. Waar kom jij vandaan? = Woher kommst du?
Ingezonden op 28-02-2017 - 1359x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!