Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
5VB
› 1 Basiswoordenlijst midden alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
5VB
1 Basiswoordenlijst midden alles
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
affirmer = beweren; verklaren l'agglomération = bebouwde kom l'agriculteur = landbouwer aigu = scherp ailleurs = elders; ergens anders d'aillleurs = trouwens alerter = alarm slaan; waarschuwen l'ambiance = sfeer l'amélioration = verbetering l'ampleur = omvang l'amputation = amputatie l'an = jaar; per jaar l'angoisse = angst animal domestique = huisdier aucun, aucune = geen één augmenter = toenemen auparavant = tevoren auprès de = bij l'authenticité = echtheid autour de = rond; in de buurt van l'avance = voorschot avancer = opschieten; voorschieten avant = vroeger l'avantage = voordeel l'avenir = toekomst l'aversion = afkeer avertir = waarschuwen le bonnet = muts la bouche = mond bouger = bewegen bouleverser = omverwerpen; ontroeren le boulot = baantje à bout de = aan het eind van au bout de = na (afloop van) au bout = aan het einde la boutique = winkeltje branché = hip; modern le bras = arm la bravoure = dapperheid briser = breken; verbreken le bruit = geluid le buisson = struik la cabinet = kantoor cacher = verbergen la clope = sigaretje; peukje la clôture = omheining être cloué au lit = aan bed gekluisterd zijn cela vous coeur réchauffe le = dat is hartverwarmend le coeur = hart le coin cuisine = kookhoek la crise de colère = woedeuitbarsting la collaboration = samenwerking; medewerking collecter = verzamelen le collège = onderbouw van het voortgezet onderwijs le combat = strijd la combativité = strijdvaardigheid combattre = vechten sur commande = op bestelling comme = evenals; (net) zoals en connaissance de cause = met kennis van zaken se consacrer à = zich wijden aan conseiller = aanraden considérer = beschouwen constituer = uitmaken contaminer = besmetten contenir = inhouden; bevatten se contenter de = zich tevreden stellen met continuer à = doorgaan met contre = tegen contribuer = bijdragen convaincre = overtuigen convenir = passen la conversation = gesprek le corps = lichaam corrompu = omgekocht le cou = nek le coup d'envoi = aftrap le coup de couteau = messteek tenir le coup = volhouden le coupable = schuldige couper = snijden; doormidden breken déclencheur = veroorzakend; aanleiding geven tot se décontracter = zich ontspannen le découragement = ontmoeting la découverte = ontdekking découvrir = ontdekken; uitvinden décrire = beschrijven dédaigneux = hooghartig déduire = afleiden défendre = verbieden le défi = uitdaging défier = uitdagen défini = omschreven; bepaald; vastgesteld dénombrer = tellen dénoncer = aangeven; aan de kaak stellen la densité = dichtheid le départ = vertrek le département de la santé = gezondheidsdiensten dépenser = uitgeven déposer = neerzetten dépourvu de = verstoken van depuis = sindsdien à distance = op afstand la distance = afstand le divorce = scheiding le doigt = vinger le domicile = woning le don = gift; schenken les données = gegevens donner lieu à = aanleiding geven tot dont = waarvan dormir = slapen le dossier = zaak le doute = twijfel sans doute = zonder twijfel doux, douce = zacht dur = hard durant = gedurende l'enseignement = onderwijs enseigner = leren; onderwijzen l'ensemble = geheel enterrer = begraven entêté = koppig entraîner = meeslapen; trainen entre = tussen l'entrée = ingang l'entreprise = onderneming entretenir = onderhouden envahir = binnentrekken; veroveren l'environnement = milieu envisagé(e) = overwogen envoyer = sturen s'éponger = afvegen s'exprimer = zich uitdrukken en face de = tegenover faible = zwak le fait = feit farouche = wild; woest; schuw fatal = dodelijk la fatalité = noodlot la fatigue = vermoeidheid le fauteuil = armstoel faux, fausse = vals le faux = vervalsing favorisé = rijk; gegoed favoriser = begunstigen la femelle = vrouwtje le fer = ijzer la fermeture = sluiting; sluitingsuur la fête = feest fidèle = trouw la fidélisation = klantenbinding le fils = zoon en fin de = aan het einde van en finir avec = een eind maken aan fleurir = bloeien la gourmandise = snoeplust le goût = smaak reprendre goût à = opnieuw de smaak te pakken krijgen grâce à = dankzij la grâce = elegantie; stijl pas grand-chose = niet veel grandir = groot worden grave = ernstig beaucoup plus grave = veel erger ne guère = nauwelijks guérir = genezen la guérison = genezing; herstel la guerre civile = burgeroorlog la guerre = oorlog la haie = heg la haine = haat le hasard = toeval hebdomadaire(ment) = wekelijks la mauvaise herbe = onkruid les herbes = gras, kruiden l'héritage = erfenis indiquer = aanwijzen l'individu = individu; kerel inexpliqué = onverklaard l'infirmière = verpleegster l'infortune = ongeluk injurier = uitschelden l'injustice = onrechtvaardigheid l'innocence = onschuldigheid innombrable = talloos inoffensif = onschadelijk inoubliable = onvergetelijk inquiéter = ongerust maken intenter = aandoen avoir l'intention de = van plan zijn te l'internaute = internetgebruik(st)er l'interrogatoire = verhoor interroger = ondervragen limité = beperkt le logiciel = software la loi = wet non loin de = niet ver van plus loin = verder lors de = tijdens louche = verdacht; onguur; scheel louer = huren le loup = wolf lumineux = stralend lutter = strijden le lycée = bovenbouw van het voortgezet onderwijs la magie = tovenarij le magistrat = rechterlijk ambtenaar maghrébin = afkomstig uit Magreb, uit Algarije des milliers = duizenden minable = zeer lelijk; afzichtelijk mince = slank; dun le miracle = wonder être mis en vente = te koop aangeboden zijn, worden la mise en garde = waarschuwing la misère = armoede, ellende le mobile = motief; beweegreden la moindre difficulté = de minste moeite au moins = op zijn minst en moins = minder la moitié = helft tout le monde = iedereen la fausse monnaie = vals geld monter dans = instappen; binnengaan in monter = opzetten montrer = aantonen se montrer = zich laten zien moqueur = spottend la mort = dood le mort = dode mortel = dodelijk l'odeur = geur l'oeuf = ei être l'oeuvre de = het werk zijn van offert = aangeboden offrir = geven; bieden l'oiseau = vogel l'ombre = schaduw l'or = goud l'ordinateur = computer l'organisme = instelling d'où = waarvan oublier = vergeten outre = behalve ouvert = open ouvertement = openlijk ouvrir = beginnen le pape = paus par conséquent = bijgevolg; dientengevolge parcourir = afleggen (van een afstand) pareil(le) = dezelfde; hetzelfde parental = ouderlijk en pleine rue = midden op straat pleinement = volledig plonger = dopen; steken; duiken en plus = bovendien plusieurs = enkele à plusieurs reprises = herhaaldelijk en poche = op zak au point de = zozeer dat le poisin = (ver)gif le poisson = vis le pompier = brandweerman la population = bevolking le portable = mobieltje porter = brengen le poste = functie postuler = solliciteren le poursuivant = achtervolger poursuivre = voortzetten; achtervolgen propre = schoon; eigen la prospérité = welvaart se protéger = zich beschermen prouver = bewijzen en provenance de = komende uit le proverbe = spreekwoord le proviseur = rector prudent = voorzichtig puissant = sterk la pulsion = impuls; aandrang punir = straffen pur(e) = zuiver le quai = perron qualifier = bestempelen quasi = bijna à quelque = ongeveer quitter = verlaten reprocher = verwijten se repoduire = zich weer voordoen réputé = beroemd le réseau = netwerk la réserve = het reservaat des réserves = (nood)voorraad le réservoir = tank résider dans = bestaan in; berusten op la résignation = berusting le responsable = schuldige; verantwoordelijk persoon ressentir = voelen rester = overhouden les restes = overblijfselen résurgir = opduiken retenir = tegenhouden retiré = teruggetrokken retourner = teruggaan la retraite = pensioen réussir = slagen la revanche = wraak réveiller = wakker maken sentir = voelen le serpent = slang seul(e) = alleen si = als; ja(wel) la signification = betekenis le silence = stilte silencieusement = in stilte singulièrement = bijzonder sinistre = rampzalig le site = plek; internetsite la situation = betrekking; baan sociable = gezellig c'est chacun pour soi = het is ieder voor zich la soirée = avond; feest la solitaire = eenling la solution = oplossing la somme = bedrag le son = geluid le sondage = enquête des soucis = zorgen soudain(e) = plotseling souffrir = lijden le taux = gehalte; percentage la teinte = kleur; tint témoigner = getuigen le témoin = getuige de temps à autre = af en toe à temps = bijtijds il y a quelque temps = een tijdje geleden perdre son temps = zijn tijd verliezen tendre = (uit)strekken tendre les bras = de armen uitsteken se tenir à = zich houden aan tenter = proberen; pogen tenter sa chance = zijn kans wagen terminé = afgelopen la tête = hoofd en tête-à-tête = onder vier ogen le texto = sms'je plus urbanisé = meer bebouwd la vache = koe le vagabondage = zwerversbestaan la vague = golf en vain = tevergeefs la valise = koffer le veau = kalf vécu(e) (vivre) = meegemaakt; beleefd (leven) le vélomoteur = bromfiets vendre = verkopen être mis en vente = te koop aangeboden zijn la vente = verkoop véritable = echt vers = naar; rond verser = schenken la victime = slachtoffer entrer en vigueur = in werk
Ingezonden op 09-03-2017 - 555x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!